In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een stichting, gevestigd in Sint Maarten, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De stichting, die appartementen verhuurt, is door de Inspecteur der Belastingen geconfronteerd met naheffingsaanslagen loonbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ over de jaren 2008 tot en met 2011. De Inspecteur had ook vergrijpboetes opgelegd. De stichting heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen en boetes, maar het Gerecht heeft het beroep ongegrond verklaard. De stichting heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de aanslagen onterecht zijn opgelegd, onder andere omdat de tenaamstelling onjuist zou zijn en omdat zij geen personeel in dienst had. De Inspecteur stelt dat de stichting niet aan haar administratieve verplichtingen heeft voldaan, wat leidt tot omkering van de bewijslast. Het Hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, maar dat de boetes gematigd moeten worden vanwege overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het Hof heeft de uitspraak van het Gerecht vernietigd, de boetebeschikkingen verminderd en de Inspecteur gelast het griffierecht te vergoeden.