Uitspraak
1.de gezamenlijke erfgenamen van[Appellant sub 1],
[Appellant sub 2],
[Appellant sub 3],
[Appellant sub 4],
[Appellant sub 5],
[Appellant sub 6],
[Appellant sub 7],
[Appellant sub 8]
[Appellant sub 9],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om de verdeling van een nalatenschap. De zaak betreft de gezamenlijke erfgenamen van een overleden persoon, die in hoger beroep zijn gegaan tegen een eerdere uitspraak. De appellanten, bestaande uit meerdere erfgenamen, hebben in hun akte aangegeven dat zij het eens zijn over de waarde van de onroerende zaak, vastgesteld op US$ 300.000,00. Echter, de geïntimeerde, die oorspronkelijk eiser was, heeft in haar akte geen reactie gegeven op deze overeenstemming, wat het Hof aanleiding geeft om haar te verzoeken zich hierover uit te laten.
Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de voorgestelde beslissing om de onroerende zaak aan een van de appellanten toe te delen, problematisch is. Dit komt doordat niet alle erfgenamen in de procedure zijn betrokken, wat noodzakelijk is voor een rechtsgeldige verdeling. Het Hof verwijst naar de jurisprudentie die stelt dat in een processueel ondeelbare rechtsverhouding alle betrokken partijen moeten worden gehoord. De overige erfgenamen moeten dus in het geding worden geroepen om een rechtvaardige beslissing te kunnen nemen.
Desondanks biedt het Hof de partijen de mogelijkheid om, indien zij het eens zijn, zelf een verdeling te maken, zoals toegestaan onder de artikelen 3:182-183 van het Burgerlijk Wetboek. Het Hof houdt de verdere beslissing aan en laat partijen toe om gelijktijdig een akte te nemen, waarna de zaak op de rol van het Hof in Curaçao wordt gezet voor een vervolg op 9 mei 2017.