ECLI:NL:OGHACMB:2014:59
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- H.J. van Kooten
- J. de Boer
- E.M. van der Bunt
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de service charge in de Collective Working Agreement tussen FTA en Grape Holding
In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, staat de uitleg van de service charge in de Collective Working Agreement (CAO) tussen de Federacion di Trahadornan di Aruba (FTA) en Grape Holding N.V. centraal. De FTA, die de belangen van werknemers vertegenwoordigt, heeft in hoger beroep de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) aangevochten, waarin werd geoordeeld dat de service charge niet alleen aan reguliere werknemers, maar ook aan uitzendkrachten moet worden uitgekeerd. Het Hof heeft op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan en de eerdere beschikking bevestigd.
De procedure begon op 23 augustus 2011 toen het GEA een beschikking gaf. FTA diende op 4 oktober 2011 een beroepschrift in, waarin zij verzocht om vernietiging van de beschikking en toewijzing van haar vorderingen. Grape Holding diende op 19 november 2013 een verweerschrift in, waarin zij vroeg om bevestiging van de beschikking. Tijdens de zitting op 17 juni 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
Het Hof oordeelde dat de uitleg van de service charge in de CAO objectief moet zijn en dat er geen objectieve criteria zijn die een verschil in beloning tussen reguliere werknemers en uitzendkrachten rechtvaardigen. Het Hof wees erop dat de CAO niet alleen voor reguliere werknemers geldt, maar ook voor uitzendkrachten die dezelfde werkzaamheden verrichten. De uitleg van FTA werd verworpen, omdat deze zou leiden tot een onredelijke situatie waarin reguliere werknemers een onevenredig hoge service charge zouden ontvangen ten opzichte van uitzendkrachten.
Het Hof bevestigde de beschikking van het GEA en veroordeelde FTA in de kosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van gelijke beloning voor gelijkwaardige werkzaamheden, ongeacht de contractuele status van de werknemer.