ECLI:NL:OGEAM:2021:129

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
SXM202100925
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag belasting op bedrijfsomzetten en boeteschikking

In deze zaak, uitgesproken op 9 december 2021 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag belasting op bedrijfsomzetten (BBO) en een vergrijpboete aan de orde. De belanghebbende, gevestigd te Sint Maarten, had op 11 mei 2018 een naheffingsaanslag van NAf 639.011 opgelegd gekregen, met een vergrijpboete van NAf 159.753. Na bezwaar op 16 november 2018, heeft de belanghebbende op 23 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De Inspecteur heeft op 1 oktober 2021 een verweerschrift ingediend en op 1 december 2021 uitspraken op bezwaar gedaan, waarbij de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard in haar bezwaar.

Het Gerecht oordeelt dat, veronderstellenderwijs aangenomen dat de aanslag tijdig is verzonden, de verklaring van belanghebbende dat zij de aanslag niet heeft ontvangen geloofwaardig is. De postbezorging in Sint Maarten laat veel te wensen over, wat de termijnoverschrijding verschoonbaar maakt. De Inspecteur heeft niet aangetoond dat de boetebeschikking is ontvangen door belanghebbende. Het Gerecht verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, maar het beroep tegen de uitspraken op bezwaar gegrond. De uitspraken op bezwaar worden vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar de Inspecteur voor inhoudelijke behandeling van het bezwaar.

De proceskosten in de beroepsfase worden vergoed, en het betaalde griffierecht van NAf 150 dient door de Inspecteur aan belanghebbende te worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie en de rol van bijzondere omstandigheden bij termijnoverschrijdingen in belastingzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 9 december 2021
BBZ nr. SXM202100925
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], gevestigd te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 11 mei 2018 een naheffingsaanslag belasting op bedrijfsomzetten (BBO) over het jaar 2015 opgelegd van NAf 639.011. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van NAf 159.753 (25%).
1.2
Belanghebbende heeft op 16 november 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 23 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
De Inspecteur heeft op 1 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2021 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C]. Belanghebbende heeft een pleitnota overhandigd. De zitting is aangehouden.
1.6
De Inspecteur heeft op 1 december 2021 uitspraken op bezwaar gedaan en belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
1.7
De zitting is op 2 december 2021 te Philipsburg hervat. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C].

2.GESCHIL

2.1
In geschil is of het bezwaar terecht niet- ontvankelijk is verklaard.
2.2
De Inspecteur stelt dat belanghebbende te laat bezwaar heeft ingesteld en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Belanghebbende stelt dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

3.OVERWEGINGEN

Vooraf: beroep niet tijdig beslissen

3.1
Het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag BBO 2015 en de bijhorende boete is op 16 november 2018 door de Inspecteur ontvangen.
3.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 16 augustus 2019, een uitspraak heeft gedaan.
3.3
Ingevolge artikel 31, aanhef en onder a, ALL kan binnen twaalf maanden na het verstrijken van de hiervoor vermelde termijn van negen maanden, in dit geval dus uiterlijk op 16 augustus 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
3.4
Belanghebbende heeft op 23 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is dus te laat ingediend.
3.5
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (LBB) achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
3.6
Belanghebbende beroept zich op een verschoonbare termijnoverschrijding en stelt dat zij niet eerder in beroep is gekomen omdat zij een constructieve houding wou tonen naar de Inspecteur toe. Om die reden heeft zij gewacht met het in beroep komen in de hoop dat de Inspecteur in de tussentijd uitspraken op bezwaar zou doen.
3.7
Hierin ziet het Gerecht geen bijzondere omstandigheid die een overschrijding van de beroepstermijn rechtvaardigt. Al wat belanghebbende hierover verder nog heeft aangevoerd leidt het Gerecht niet tot een ander oordeel. Het beroep niet tijdig beslissen is niet- ontvankelijk.
3.8
Op 1 december 2021 heeft Inspecteur uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar niet- ontvankelijk verklaard. Het door belanghebbende ingestelde beroep van 23 juli 2021 wordt aangemerkt als een tijdig en ontvankelijk beroep tegen de (reële) uitspraken op bezwaar tegen de aanslag BBO en de vergrijpboete (vgl. HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4298 en GEA Curaçao, 17 april 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:57). Ook deze uitspraken zijn derhalve onderwerp van onderhavige procedure.
Ontvankelijkheid bezwaar
3.9
In artikel 29, lid 1, van de ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
3.1
Het onderhavige aanslagbiljet is gedagtekend op 11 mei 2018. Het bezwaarschrift is op 16 november 2018 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
3.11
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest (GEA Sint Maarten 20 november 2019, ECLI:NL:OGEAM:2019:124).
3.12
De Inspecteur heeft gesteld dat de aanslag op 9 mei 2018 is aangeboden bij het postkantoor en nog diezelfde maand naar het juiste adres is verstuurd. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is in de ogen van de Inspecteur dan ook geen sprake.
3.13
Veronderstellenderwijs, het Gerecht laat dat verder in het midden, dat de aanslag tijdig is verzonden oordeelt het Gerecht als volgt. Belanghebbende heeft verklaard dat hij de aanslag niet heeft ontvangen en dat hij pas op 7 november 2018 door een printje van de ontvanger met de aanslag bekend is geworden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de postbezorging in Sint Maarten zeer te wensen overlaat (vgl. GEA Sint Maarten van 17 mei 2016, ECLI:NL:OGEAM:2016:98). Hiervan uitgaande acht het Gerecht de verklaring van belanghebbende geloofwaardig. Voor wat betreft de boeteschikking komt daar nog bij dat de Inspecteur aannemelijk dient te maken dat belanghebbende de boetebeschikking ontvangen heeft (vgl. HR, 22 juni 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3854). Dat bewijs heeft de Inspecteur niet geleverd. Gelet daarop is de termijnoverschrijding naar het oordeel van het Gerecht verschoonbaar. Omdat belanghebbende na het bekend worden met de aanslag zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk was bezwaar heeft aangetekend, dient belanghebbende ontvankelijk te worden verklaard in haar bezwaar.
3.14
Nu de Inspecteur geen inhoudelijke uitspraken op bezwaar heeft gedaan, zal het Gerecht de zaak terugwijzen, zodat de Inspecteur het bezwaarschrift inhoudelijk kan behandelen.

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Proceskostenvergoeding bezwaarfase

4.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Voorafgaand aan de uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende niet, zoals is vereist in artikel 32a van de ALL, verzocht om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Proceskostenvergoeding beroepsfase
4.2
Het Gerecht ziet wel aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten in verband met de behandeling van het beroep. Ingevolge artikel 15, lid 1, van de LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
4.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 437,50 (één punt voor het indienen van het beroepschrift, één punt voor het verschijnen ter zitting, en een halve punt voor het verschijnen ter nadere zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (aangezien enkel de ontvankelijkheid van het bezwaar in geschil is)).
4.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren niet- ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de uitspraken op bezwaar gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 437,50;
- draagt de Inspecteur op de door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden; en
- wijst de zaak terug naar de Inspecteur voor het opnieuw doen van uitspraken op bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en is uitgesproken op 9 december 2021, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.