Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, die van 1996 tot 2013 een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met zijn vroegere partner, in geschil is of de door hem betaalde verzorgingsuitkeringen aftrekbaar zijn van zijn inkomen. Na de beëindiging van de samenleving heeft belanghebbende een verzorgingsuitkering van NAf 2.581 per maand aan zijn vroegere partner betaald, die niet in staat was zelfstandig in haar levensonderhoud te voorzien. De Inspecteur der Belastingen heeft de aftrek van deze uitkeringen in de aanslagen inkomstenbelasting 2013 tot en met 2015 gecorrigeerd, wat leidde tot bezwaar en beroep door belanghebbende.
Het Gerecht heeft overwogen dat op basis van de Landsverordening op de inkomstenbelasting (LIB) persoonlijke lasten aftrekbaar zijn, mits deze voortvloeien uit een rechtens afdwingbare verplichting. De rechter heeft vastgesteld dat de verzorgingsuitkeringen zijn overeengekomen in een vaststellingsovereenkomst, waardoor deze als aftrekbare persoonlijke lasten kunnen worden aangemerkt. De Inspecteur heeft ter zitting erkend dat de vroegere partner niet over voldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien, wat de morele verplichting van belanghebbende om financieel bij te dragen bevestigt.
Het Gerecht heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV en AVBZ voor de jaren 2013 tot en met 2015 verminderd. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en is het betaalde griffierecht vergoed. Deze uitspraak biedt belangrijke inzichten in de aftrekbaarheid van uitkeringen in het kader van niet-huwelijkse samenlevingsvormen en de voorwaarden waaronder dergelijke uitkeringen als persoonlijke lasten kunnen worden aangemerkt.