In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, vorderde de naamloze vennootschap [A] een gebod tot intrekking van een prijsbesluit dat door de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie was genomen. Dit besluit, dat op 19 februari 2016 werd gepubliceerd, verlaagde de maximumprijzen voor LPG met ongeveer 50%, wat een aanzienlijke impact had op de bedrijfsvoering van [A], die LPG importeert en verkoopt. Eiseres stelde dat deze prijsverlaging onrechtmatig was, omdat zij niet was geraadpleegd en de beslissing zonder voldoende onderbouwing was genomen. De Minister had in een WhatsApp-bericht zelf erkend dat de beslissing haastig was genomen en dat de leveranciers niet waren geraadpleegd.
De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder verzoekschriften en pleitnota's van beide partijen. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 juni 2016, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Het Gerecht oordeelde dat de burgerlijke rechter bevoegd was om kennis te nemen van de zaak, ondanks de stelling van de gedaagden dat de bestuursrechter bevoegd zou zijn. Het Gerecht concludeerde dat de Minister niet als civiele procespartij kon worden betrokken, omdat hij handelde namens het Land.
Het Gerecht oordeelde dat de prijsaanpassing onmiskenbaar onrechtmatig was, omdat het Land geen volledig inzicht had in de kostenstructuur van de LPG-leveranciers. Het Gerecht gelastte het Land tot intrekking van de prijsaanpassing en tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van USD 10.000,00 aan [A]. Tevens werd het Land veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moest worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.