ECLI:NL:OGEAC:2025:69

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
CUR202401514
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag winstbelasting 2019 en vergrijpboete

In deze zaak is in geschil of de naheffingsaanslag winstbelasting 2019 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. De Inspecteur heeft een boekenonderzoek uitgevoerd en de te verrekenen verliezen gecorrigeerd vanwege het niet-activeren van verbouwingskosten. Het Gerecht oordeelt dat de Inspecteur niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht en dat de correcties onvoldoende zijn onderbouwd. De opgelegde vergrijpboete blijft in stand, maar wordt verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak van 19 mei 2025 bepaalt dat het belastbare bedrag voor het jaar 2019 op NAf 56.580 wordt vastgesteld, met een verschuldigde winstbelasting van NAf 12.447 en een verlaagde boete van NAf 19.691. Het Gerecht heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 19 mei 2025
BBZ nr. CUR202401514
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 17 mei 2023 een naheffingsaanslag winstbelasting naar een belastbaar bedrag van NAf 239.981 over het jaar 2019 opgelegd resulterende in een bedrag aan te betalen winstbelasting van NAf 52.355. Tegelijkertijd is een vergrijpboete opgelegd van NAf 20.728.
1.2
Belanghebbende heeft op 7 juli 2023 bezwaar gemaakt tegen voorgenoemde naheffingsaanslag en boete.
1.3
De Inspecteur heeft op 11 maart 2024 een brief met als onderwerp ‘Bezwaarschrift winstbelasting 2019 van [Belanghebbende]’ verzonden naar belanghebbende.
1.4
Belanghebbende heeft op 6 mei 2024 pro forma beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
Op 13 juni 2024 heeft belanghebbende het beroep nader gemotiveerd.
1.6
De Inspecteur heeft op 22 november 2024 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2024 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [directeur], [assistent administratie] en [gemachtigde]. Namens de Inspecteur is verschenen [A].
1.7
Na afloop van het onderzoek ter zitting is het onderzoek aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen om met betrekking tot een van de in geschil zijnde vragen alsnog overeenstemming te bereiken. In de maanden december 2024 en januari 2025 hebben partijen diverse e-mails gewisseld.
Op 29 januari 2025 heeft het Gerecht het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende drijft een onderneming met een breed scala aan activiteiten, te weten:
- [ K] transacties;
- [ K] commissie;
- Pagamatiko, waar alle utiliteitsfacturen betaald kunnen worden inclusief de aankoop van pagatinu;
- verkoop van telefoonkaarten;
- winkelactiviteiten (convenience store) waaronder de verkoop van activiteitenkaartjes, etenswaren en haarproducten;
- Transport, voor het transporteren van diesel naar verschillende klanten; en
- vacuüm services en het verhuren van ‘portable toilets’ (‘potty potty’).
2.2
Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften winstbelasting, loonbelasting en omzetbelasting over de jaren 2017 tot en met 2019.
2.3
Op 13 mei 2022 is door de controlerend ambtenaar een conceptrapport uitgebracht met bevindingen. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken op dat conceptrapport te reageren.
2.4
Belanghebbende heeft op 3 juni 2022 op het conceptrapport gereageerd.
2.5
Op 10 maart 2023 is door de controlerend ambtenaar het definitieve rapport opgemaakt.
2.6
Per brief van 10 maart 2023 heeft de Inspecteur belanghebbende geïnformeerd dat hij voornemens is een vergrijpboete op te leggen.
2.7
Belanghebbende heeft op 3 april 2023 op voornoemde aankondigingsbrief gereageerd.
2.8.
Per 1 januari 2017 (aanvang van het tijdvak waarover het boekenonderzoek is ingesteld) bedraagt het nog te verrekenen verlies NAf 655.815 [1] . De verliezen voor de jaren 2017 en 2018, met inachtneming van de correcties zoals voorgesteld in het controlerapport, bedragen respectievelijk NAf 53.448 en NAf 44.466, waardoor het verlies per 1 januari 2019 NAf 753.729 bedraagt.
2.9
De Inspecteur heeft het verlies per 1 januari 2019 gecorrigeerd met NAf 181.401 tot NAf 572.308 en het belastbaar bedrag (na verliesverrekening) bepaald op NAf 237.981 [2] .

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of (I.) de naheffingsaanslag winstbelasting 2019 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd, in het bijzonder of bepaalde als kosten aangemerkte uitgaven geactiveerd hadden moeten worden, en (II.) of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
3.2
Voor wat betreft de naheffingsaanslag voor het jaar 2019 beperkt het geschil zich enkel nog tot de correctie onderhoudskosten/verliescompensatie van NAf 181.401. Aanvankelijk was ook nog de hoogte van de ‘correctie afschrijving’ in geschil. Volgens belanghebbende had de Inspecteur teveel, te weten NAf 16.500, aan afschrijvingskosten gecorrigeerd. Bij nader inzien heeft belanghebbende, bij e-mail van 29 januari 2025, nadrukkelijk en zonder voorbehoud bevestigd dat de Inspecteur de ‘correctie afschrijving’ op een juiste wijze heeft bepaald en heeft zij haar beroep op dit punt laten varen.
3.3
Volgens de Inspecteur bedraagt het belastbare bedrag 2019 (na verliesverrekening) NAf 237.981, volgens belanghebbende bedraagt het belastbare bedrag 2019 NAf 56.580 (NAf 237.981 – NAf 181.401).

4.OVERWEGINGEN

I. Correctie onderhoudskosten/verliescompenatie

4.1
Tijdens het boekenonderzoek heeft de controlerend ambtenaar de onderhoudskosten voor het jaar 2018 gecontroleerd en is hij tot de conclusie gekomen dat deze kosten voor een groot deel betrekking hebben gehad op verbouwingen en dat dit kosten zijn die geactiveerd hadden moeten worden. Volgens de controlerend ambtenaar bedragen de onderhoudskosten bij een onderneming zoals die van belanghebbende jaarlijks maximaal NAf 10.000. In zijn rapport stelt hij dan ook voor om voor de gecontroleerde periode (de jaren 2017 tot en met 2019) de geboekte onderhoudskosten tot een bedrag van NAf 10.000 te accepteren en het restant te activeren en daarop af te schrijven (2,5% per jaar en rekening houdend met een restwaarde van 10% van de aanschafkosten).
Belanghebbende is akkoord gegaan met de correcties voor de jaren 2017 tot en met 2019.
4.2
De Inspecteur heeft voorts nog een correctie aangebracht voor de jaren 2009-2016, omdat in die jaren evenmin verbouwingskosten zijn geactiveerd. De per saldo correcties voor de jaren 2009-2016 zijn op dezelfde wijze bepaald als de correcties voor de controleperiode 2017-2019, dus uitgaande van de veronderstelling dat de onderhoudskosten niet meer dan NAf 10.000 belopen. Volgens de Inspecteur dient over de periode 2009-2016 een bedrag van NAf 181.401 te worden gecorrigeerd (te activeren onderhoudskosten, in totaal NAf 200.768, minus meer afschrijving gebouwen, in totaal NAf 19.367).
De correctie van NAf 181.401 is verrekend met het nog te verrekenen bedrag aan verliezen per 1 januari 2019 van NAf 753.709 (zie 2.8), zodat voor wat betreft het jaar 2019 volgens de Inspecteur nog een te verrekenen verlies resteert van NAf 572.308 (zie 2.9).
4.3
Belanghebbende meent dat de Inspecteur ten onrechte het te verrekenen verlies met NAf 181.401 heeft gecorrigeerd. Daarvoor voert zij aan dat het boekenonderzoek is aangekondigd voor de jaren 2017 tot en met 2019, het onderzoek dat is uitgevoerd ook enkel betrekking had op de jaren 2017 tot en met 2019, op geen enkel moment is aangegeven dat het onderzoek zou worden uitgebreid naar jaren vóór 2017, aan belanghebbende nimmer is gevraagd om de administratie over de jaren 2009 tot en met 2016 te overleggen en de Inspecteur het niet activeren van verbouwingskosten in de jaren 2009 tot en met 2016 enkel heeft gebaseerd op een subjectief vermoeden, zonder een daadwerkelijk onderzoek uit te voeren.
Belanghebbende acht de aantasting van het te verrekenen verlies met NAf 181.401 dan ook onrechtmatig.
4.4
In het rapport boekenonderzoek wordt de correctie van het te verrekenen verlies van NAf 181.401 in verband met het veronderstelde niet-activeren van kosten van verbouwing als volgt onderbouwd:
‘De onderhoudskosten van het jaar 2018 heb ik beoordeeld. Voor het merendeel had het betrekking op verbouwingen en gedeeltelijk op onderhouden van vervoersmiddelen. Gezien de aard van de onderneming verwacht ik dat onderhoud verricht zou moeten worden en stel ik voor om jaarlijks maximaal 10.000 als onderhoudskosten te accepteren en het resterend bedrag te activeren. Omdat de verbouwingskosten in het verleden niet geactiveerd zijn, stel ik voor om de onderhoudskosten voor de jaren 2009 (jaar controle vorige boekenonderzoek) tot en met 2016 (jaar voor huidige boekenonderzoek) per 1-1-2017 te activeren rekening houdend met de afschrijvingskosten. Als gevolg hiervan stel ik voor om het bedrag van 181.401 te activeren in het vermogen en de verrekenbare verliezen per 1-1-2017 hiermee te corrigeren. (…)’
4.5
Het extrapoleren van onderzoeksgegevens van één jaar (2018) naar een reeks van jaren in het verleden (2009 tot en met 2016) vergt op z’n minst enige onderbouwing door de Inspecteur, temeer omdat de voorgestelde correcties door belanghebbende worden betwist. Genoemde jaren zijn door de Inspecteur in het geheel niet onderzocht. Het door de Inspecteur veronderstelde ‘feit’ – dat in de jaren 2009 tot en met 2016 ten onrechte geen activering van kosten van verbouwing heeft plaatsgevonden – is afgeleid uit vastgestelde feiten met betrekking tot het jaar 2018. Het Gerecht kwalificeert de gevolgtrekking die de Inspecteur verbindt aan de vastgestelde feiten met betrekking tot het jaar 2018 voor de jaren 2009 tot en met 2016 als een (bewijs)vermoeden.
4.6
Bij het geven van een bewijsoordeel kan het gebruik van (bewijs)vermoedens aan de orde komen, alhoewel het gebruik van dergelijke vermoedens terughoudend moet worden toegepast. Voor het gebruik van (bewijs)vermoedens kan plaats zijn in gevallen waarin hetgeen bewezen dient te worden niet of bezwaarlijk waarneembaar is voor de rechter of voor de partij op wie de last rust om het bewijs te leveren (zie bijv. HR 25 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:986). Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake nu het gaat om de beoordeling van een administratie die voorhanden was. Aan die administratie had de Inspecteur direct bewijs kunnen ontlenen. Gesteld noch gebleken is dat er voldoende zwaarwegende redenen bestonden om een onderzoek naar de jaren 2009 tot en 2016 achterwege te laten.
Nu de Inspecteur niet heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht en zijn (bewijs)vermoedens onvoldoende heeft geschraagd, oordeelt het Gerecht dat het verlies ten onrechte is gekort met NAf 181.401. Dit betekent dat het belastbare bedrag dient te worden bepaald op NAf 56.580.
4.7.
Ten overvoede merkt het Gerecht op dat de Inspecteur bij de berekening van de correctie van NAf 181.401 eraan voorbij is gegaan dat in het jaar 2008 een verlies is geleden van NAf 49.805. Dit verlies zou verrekenbaar zijn met de door de Inspecteur veronderstelde correcties wegens het niet activeren van kosten van verbouwing voor de jaren 2009 en eventueel 2010 [3] .
II. Correctie boete
4.8
Het enkele feit dat het belastbare bedrag voor het jaar 2019 dient te worden verminderd tot een bedrag van NAf 56.580 leidt ertoe dat de boete dient te worden verminderd, omdat de grondslag van de boete vermindert. De verschuldigde winstbelasting over het belastbare bedrag voor het jaar 2019 bedraagt NAf 12.447 [4] .
4.9
De boete is opgelegd naar een (meng)percentage van 39,59% en is als volgt door de Inspecteur bepaald:
Totale correctie 2019 NAf 853.044
Correctie opzet (50%) NAf 497.907
Correctie grove schuld (25%) NAf 355.137
Boetepercentage opzet 29,18% (497.907/853.044 x 50%)
Boetepercentage grove schuld 10,41% (355.137/853.044 x 25%)
Totaal berekend boetepercentage 39,59% (29,18% + 10,41%)
Uitgaande van de door de Inspecteur opgelegde naheffingsaanslag van NAf 52.355 is een boete opgelegd van NAf 20.728.
4.1
De boete is overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) tijdig aangekondigd en gemotiveerd. Belanghebbende is voorts in de gelegenheid gesteld om op (de hoogte van) de boete te reageren.
In haar eerste reactie op de aangekondigde boete heeft belanghebbende aangegeven dat volgens haar een boete niet aan de orde is, omdat na toepassing van verliesverrekening het belastbare bedrag voor het jaar 2019 nihil bedraagt. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om persoonlijk te worden gehoord om zodoende de kosten van bezwaar- en beroepschriften te vermijden en de wens uitgesproken om een en ander middels een vaststellingsovereenkomst te regelen. In haar bezwaar- en beroepschrift heeft belanghebbende het hiervoor vermelde herhaald en aanvullend geconstateerd dat een reactie op haar verzoek is uitgebleven.
Uiteindelijk heeft belanghebbende de uitkomsten van het definitieve rapport boekenonderzoek, behoudens de ‘correctie onderhoudskosten/verliescompensatie’ geaccepteerd en de hoogte van de opgelegde boete niet inhoudelijk bestreden.
4.11
Naar het oordeel van het Gerecht is de boete voldoende gemotiveerd opgelegd en is ook overigens voldaan aan de formele voorschriften inzake het opleggen van de boete. Echter, voor wat betreft de grondslag van de boete heeft de Inspecteur kennelijk het bepaalde in artikel 20, lid 2 ALL over het hoofd gezien. Aldaar is bepaald:
“2. De grondslag voor de boete is:
a. Het bedrag van de navorderingsaanslag, dan wel
b. indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen, het bedrag waarop de navorderingsaanslag zou zijn berekend zonder rekening te houden met die verliezen.”
4.12
Voor het jaar 2019 zijn nog voort te wentelen verliezen beschikbaar, te weten NAf 753.729 (zie onderdeel 2.8). Indien bij de bepaling van het belastbare bedrag geen rekening wordt gehouden met deze nog te verrekenen verliezen, bedraagt het bedrag op basis waarvan de navorderingsaanslag moet worden berekend NAf 810.309. Alsdan bedraagt de verschuldigde belasting en grondslag voor de boete NAf 810.309 x 22% = NAf 178.267 en de boete voor het jaar 2019, aansluitend bij het door de Inspecteur gehanteerde (meng)percentage van 33,59%, NAf 59.879.
4.13
De door de Inspecteur verdedigde boete van NAf 20.728 is derhalve, uitgaande van een juiste toepassing van de wet, waartoe de rechter gehouden is, eerder te laag dan te hoog bepaald. Het Gerecht zal dan ook de door de Inspecteur opgelegde boete, behoudens het hierna volgende, handhaven.
4.14
Het Gerecht dient met betrekking tot de boete ambtshalve te beoordelen of inbreuk is gemaakt op het recht van belanghebbende op behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn. De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd (vgl. HR 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006).
4.15
Sinds de aankondiging van de boete (10 maart 2023) tot de onderhavige uitspraak van het Gerecht (19 mei 2025) zijn meer dan twee jaar verstreken, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn meebrengt van naar boven afgerond drie maanden. Nu bijzondere omstandigheden die een langere termijn zouden rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken, zal het Gerecht de boete met 5% matigen overeenkomstig de uitgangspunten zoals vermeld in de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam 17 juli 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2297.
4.16
Het vorenstaande brengt mee dat de opgelegde boete zal worden verminderd tot NAf 19.691.
Slotsom
4.17
Het beroep moet gegrond worden geacht. Voor het jaar 2019 dient het belastbare bedrag te worden bepaald op NAf 56.580, de verschuldigde winstbelasting op NAf 12.447 en de boete op NAf 19.691.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Kosten bezwaarfase

5.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de ALL worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist.
5.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift niet verzocht om een kostenvergoeding. Gelet op het bepaalde in artikel 32a, lid 2, ALL komt belanghebbende dan niet in aanmerking voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Kosten beroepsfase
5.3
Het Gerecht ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken voor het instellen van beroep.
5.4
In artikel 15, lid 2, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.6
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert het belastbare bedrag voor het jaar 2019 naar een bedrag van NAf 56.580 en de aanslag winstbelasting naar een bedrag van NAf 12.447;
  • vermindert de boete voor het jaar 2019 naar een bedrag van NAf 19,691;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 19 mei 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.Het feitelijk geleden verlies is NAf 49.805 hoger en omvat mede het in 2008 geleden verlies van NAf 49.805. Dit verlies is evenwel ten tijde dat de Inspecteur meent dat verliezen kunnen worden verrekend, in 2019, verjaard/verdampt.
2.Het gecorrigeerde belastbaar bedrag voor verliesverrekening bedraagt NAf 810.309.
3.Dit verlies dreigt te verdampen indien de zienswijze van de Inspecteur wordt gevolgd, namelijk door het verlies geleden in het jaar 2008 pas te verrekenen met ingang van het jaar 2019 (zie voetnoot 1).
4.NAf 56.580 x 22% = NAf 12.447.