ECLI:NL:OGEAC:2023:55

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
CUR202103927 en CUR202104232 t/m CUR202104235
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak en aanslagen onroerendezaakbelasting

In deze zaak is belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, in geschil met de Inspecteur der Belastingen over de vastgestelde waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2014. De Inspecteur heeft de waarde vastgesteld op NAf 650.000, terwijl belanghebbende een lagere waarde van NAf 450.000 bepleit, onderbouwd met een taxatierapport. Het Gerecht heeft op 31 januari 2023 geoordeeld dat de Inspecteur er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Het Gerecht heeft vastgesteld dat beide partijen niet overtuigend hun voorgestane waarden hebben onderbouwd. Uiteindelijk heeft het Gerecht de waarde in goede justitie vastgesteld op NAf 520.000.

Het procesverloop omvat meerdere aanslagen onroerendezaakbelasting voor de jaren 2014 tot en met 2018, waarbij belanghebbende bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslagen. De Inspecteur heeft enkele uitspraken op bezwaar gedaan, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep van belanghebbende ontvankelijk is, ondanks termijnoverschrijding, omdat de uitspraak op bezwaar niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Het Gerecht heeft de aanslagen voor de jaren 2015, 2016 en 2018 niet-ontvankelijk verklaard, maar de waarde voor het jaar 2014 vastgesteld op NAf 520.000.

De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen en uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx. De kosten voor het griffierecht zijn voor de Inspecteur, die het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende moet vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 31 januari 2023
BBZ nrs. CUR202103927 en CUR202104232 t/m CUR202104235
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak [adres 1] (hierna: de onroerende zaak) op respectievelijk 12 november 2018 (2014), 8 juli 2019 (2015), 30 november 2019 (2016), 20 januari 2020 (2017) en 19 november 2018 (2018) aanslagen onroerendezaakbelasting voor de jaren 2014 t/m 2018 opgelegd naar een waarde van NAf 650.000.
1.2
Belanghebbende heeft op respectievelijk 10 januari 2019 (2014), 7 augustus 2019 (2015), 10 december 2019 (2016), 27 februari 2020 (2017) en 10 januari 2019 (2018) tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 23 juli 2019 bij uitspraak op bezwaar de aanslag voor het jaar 2018 gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 8 december 2021 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 20 oktober 2022 bij uitspraken op bezwaar de aanslagen voor de jaren 2015 en 2016 gehandhaafd.
1.6
De Inspecteur heeft op 1 december 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A] (bestuurder). Namens de Inspecteur is verschenen [B].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een vrijstaande woning van 330 m2 gelegen op een perceel eigendomsgrond met een oppervlakte van 1.112 m2. De onroerende zaak bestaat uit een overdekte voorporch, een achterporch, een open woonkamer en een gang verdeeld in vier slaapkamers en twee badkamers met toiletten.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de waarde per waardepeildatum 1 januari 2014 te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.2
Belanghebbende concludeert tot een vermindering van de aanslagen naar een waarde van NAf 450.000. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslagen.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep 2018

4.1
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
4.2
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 23 juli 2019. Het beroepschrift is op 8 december 2021 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.3
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
4.4
Belanghebbende heeft gesteld dat hij de uitspraak op bezwaar nimmer heeft ontvangen. Het Gerecht overweegt dat belanghebbende overtuigend heeft verklaard dat hij de uitspraak op bezwaar niet heeft gehad. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar niet op de juiste wijze bekend gemaakt is. De beroepstermijn begint te lopen bij bekendmaking. Belanghebbende is hangende deze beroepsprocedure bekend geworden met de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2018. Belanghebbendes beroep dient derhalve ontvankelijk te worden verklaard.
Beroep tegen aanslagen 2015, 2016, en 2018
4.5
Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) kan de belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, bezwaar indienen bij de Inspecteur tegen de vastgestelde waarde. Dit betekent dat in het tijdvak 2014-2018 alleen bezwaar tegen de vastgestelde waarde mogelijk is over het jaar 2014. Nu de bezwaren van belanghebbende voor de onderhavige jaren 2015, 2016 en 2018 zijn gericht tegen de vastgestelde waarde, zijn deze bezwaren niet-ontvankelijk. De Inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht zal dit alsnog doen.
4.6
Dit neemt evenwel niet weg dat als in onderhavige procedure voor het jaar 2014 de vastgestelde waarde wordt verminderd, deze verminderde waarde heeft te gelden voor het gehele tijdvak 2014-2018.
Beroep tegen aanslag 2014 en 2017
4.7
Voor de jaren 2014 en 2017 heeft de Inspecteur nog geen uitspraak op bezwaar gedaan. Het ingestelde beroep van belanghebbende op 26 oktober 2021 dient aangemerkt te worden als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar voor de jaren 2014 en 2017.
4.8
Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar. De waarde voor de jaren 2015, 2016 en 2018 is in de uitspraken op bezwaar gehandhaafd op NAf 650.000. Dit is ook de waarde die in het verweerschrift voor de jaren 2014 en 2017 wordt gehanteerd. Het Gerecht zal dit schrijven mede aanmerken als uitspraak op bezwaar voor de jaren 2014 en 2017. Hierbij wordt opgemerkt dat partijen het erover eens zijn dat de Inspecteur met het verweerschrift voor deze jaren uitspraken op bezwaar heeft gedaan.
4.9
Nu de Inspecteur op 1 december 2022 hangende onderhavige beroepsprocedure alsnog uitspraken op bezwaar heeft gedaan, heeft belanghebbende geen belang meer bij het beroep niet tijdig beslissen op bezwaar. Dit beroep is mitsdien niet-ontvankelijk.
4.1
Het door belanghebbende ingestelde beroep van 8 december 2021 wordt ook geacht te zijn gericht tegen de (reële) uitspraken op bezwaar van 1 december 2022 (GEA Curaçao, 17 april 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:57). Ook deze uitspraken zijn dus onderwerp van onderhavige procedure. Het Gerecht merkt hierbij op dat het te laat indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen van de Inspecteur niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de nadien gegeven (reële) uitspraken (vgl. GEA Curaçao 11 september 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:238).
4.11
Voor het beroep tegen de aanslag voor het jaar 2017 heeft hetzelfde te gelden als voor de jaren 2015, 2016 en 2018 (zie 4.5 en 4.6).
Waarde onroerende zaak
4.12
Op grond van artikel 5, lid 2, LOZB wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald (vgl. MvT, Ozb, P.B. 2013, no. 54, blz. 11-12, en HR 8 augustus 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0924).
4.13
Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde. Hij heeft onder andere een taxatierapport van 8 januari 2019 van Makelaars en [Q]. ingebracht waarin de waarde van de onroerende zaak is getaxeerd op NAf 450.000. In dat geval rust op de Inspecteur de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
4.14
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van NAf 650.000 heeft de Inspecteur de volgende berekening overgelegd:
Waarde opstal: 330 x 1.500 = NAf 495.000
Waarde terrein: 1112 m2 x 200 = NAf 222.400
Marktwaarde: NAf 717.400
4.15
De Inspecteur heeft als bijlagen bij het verweerschrift nadere informatie overgelegd. Dit betreft informatie over een twee-onder-een-kap woning en verzekeringsinformatie van ‘Guardian Group’.
4.16.1
De Inspecteur heeft ter onderbouwing van de waarde van de opstal gewezen op bouwprijzen die door de verzekeraar ‘Guardian Group’ worden gehanteerd voor diverse categorieën woningen. Uit de door de Inspecteur overgelegde ‘newsletter’ blijkt dat de bouwprijzen variëren tussen NAf 2.111 (eenvoudige woningtype) en NAf 5.290 (luxe woningtype). Deze prijzen dienen echter als richtprijzen bij het vaststellen van de verzekerde waarde (herbouwwaarde) van de woningen. Het Gerecht merkt op dat zonder nadere onderbouwing de Inspecteur hiermee niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de door hem voorgestane waarde tot stand is gekomen.
4.16.2
Met betrekking tot de waarde van het terrein heeft de Inspecteur een overzicht van ‘[W]’ overgelegd met informatie over een stuk terrein (800 m2) gelegen te Bottelier dat verkocht is voor een bedrag van NAf 210.000, derhalve NAf 262,50 per vierkante meter. Belanghebbende heeft hierover onbetwist betoogd dat zijn woning niet op die op die plek in Bottelier ligt, maar minder gunstig is gelegen.
4.16.3
Daarnaast heeft de Inspecteur informatie van een project gelegen aan de oostzijde van de heuvel te Bottelier overgelegd. Daaruit blijkt onder meer dat woningen van 70m2 een verkoopprijs hebben van NAf 255.000. Deze twee-onder-een-kap woningen zijn niet vergelijkbaar met de onroerende zaak en ook de ligging is niet vergelijkbaar.
4.17
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2014 niet te hoog heeft vastgesteld. De Inspecteur heeft niet onderbouwd dat de door hem voorgestane waarde heeft te gelden als de waarde in het economische verkeer.
4.18
Dit betekent overigens niet dat de door belanghebbende bepleite waarde zonder meer als juist kan worden aanvaard (vgl. HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4300). Naar het oordeel van het Gerecht heeft ook belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de door hem bepleite waarde van NAf 450.000 juist is. In het door belanghebbende ingebrachte taxatierapport is niet inzichtelijk gemaakt hoe de waarde van NAf 450.000 tot stand is gekomen. Daarbij komt dat uit het rapport van 8 januari 2019, niet blijkt dat de waarde is getaxeerd naar de peildatum van 1 januari 2014.
4.19
Nu geen van beide partijen erin is geslaagd de door hen voorgestane waarden aannemelijk te maken, stelt het Gerecht, gelet op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, de waarde in goede justitie vast op NAf 520.000.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet tijdig beslissen op bezwaar 2014 en 2017 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de reële uitspraak op bezwaar voor het jaar 2014 gegrond;
- vermindert de aanslag voor het jaar 2014 tot een aanslag naar een waarde van NAf 520.000;
- verklaart het beroep voor de jaren 2015 t/m 2018 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor de jaren 2015 t/m 2018;
- verklaart het bezwaar voor de jaren 2015 t/m 2018 niet-ontvankelijk; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 31 januari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500