In deze zaak is in geschil de hoogte van de aanslagen inkomstenbelasting en premie-aanslagen voor het jaar 2018, opgelegd aan de belanghebbende, die samen met zijn moeder in een woning woont die op erfpachtgrond staat. De Inspecteur heeft de aftrek van hypotheekrente en kosten van de hypothecaire geldlening geweigerd, omdat de belanghebbende niet de eigenaar is van de woning, maar zijn moeder die de grond in erfpacht heeft. De belanghebbende is van mening dat hij als (mede)bewoner recht heeft op deze aftrek, maar het Gerecht oordeelt dat de Inspecteur terecht de aftrek heeft geweigerd. De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 4 augustus 2023, waarbij het beroep tegen de weigering van de Inspecteur om tijdig uitspraken op bezwaar te doen niet-ontvankelijk is verklaard en het beroep tegen de reële uitspraken op bezwaar ongegrond is verklaard. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. De belanghebbende kan binnen twee maanden na de verzenddatum van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.