ECLI:NL:OGEAC:2023:322

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
CUR202204247 en CUR202204248
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake aanslagen inkomstenbelasting en mededelingen geen aanslag

Op 7 december 2023 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in de zaken CUR202204247 en CUR202204248. De zaak betreft beroepen van een belanghebbende tegen aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2017 en 2018. De Inspecteur had de aanslag voor het jaar 2017 reeds bij uitspraak op bezwaar vernietigd, en voor het jaar 2018 was er een mededeling gedaan van 'geen aanslag en/of teruggave'. Het Gerecht oordeelde dat de beroepen niet ontvankelijk zijn, omdat er geen procesbelang meer was. De belanghebbende had geen belang bij een inhoudelijke uitspraak, aangezien de Inspecteur had aangegeven dat de aanslagen niet meer werden ingevorderd. Bovendien was het beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar voor het jaar 2018 prematuur, omdat er geen aanslag was opgelegd. Het Gerecht merkte op dat de belanghebbende verwarring had over zijn belastingpositie in zowel Nederland als Curaçao en adviseerde hem om belastingkundige hulp in te schakelen. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.

Uitspraak

Uitspraak van 7 december 2023
BBZ nrs. CUR202204247 en CUR202204248
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 9 november 2018 voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd (hierna: de aanslag IB 2017).
1.2
Aan belanghebbende is op 3 september 2021 bij beschikking een mededeling “geen aanslag en/of teruggave” IB 2018 gedaan (hierna: de beschikking “geen aanslag en/of teruggave” IB 2018).
1.3
Belanghebbende heeft op 22 november 2018 tegen de aanslag IB 2017 en op 12 april 2022 tegen de beschikking “geen aanslag en/of teruggave” IB 2018 bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 januari 2022 het bezwaar tegen de aanslag IB 2017 gegrond verklaard.
1.5
Belanghebbende heeft op 28 oktober 2022 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur betreffende de aanslag IB 2017 en tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag IB 2018. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2023 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen vergezeld van zijn echtgenote. Namens de Inspecteur is [A] verschenen.

2.OVERWEGINGEN

Met betrekking tot het jaar 2017

2.1
Een beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen (vgl. HR 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844).
2.2
De Inspecteur stelt dat de aanslag IB 2017 reeds bij uitspraak op bezwaar is vernietigd, zodat het beroep belanghebbende niet in een betere positie kan brengen. Voor zover het beroep mede moet worden aangemerkt als een beroep tegen de aanslagen premie AOV/AWW 2017, premie BVZ 2017 en premie AVBZ 2017 heeft de Inspecteur , na afstemming met de Ontvanger, verklaard dat deze aanslagen niet meer worden ingevorderd. Naar het oordeel van het Gerecht is daarmee in beginsel ook voor die aanslagen een belang komen te ontvallen aan een rechterlijke beslissing over de hoogte van die (belasting)schulden. Belanghebbende heeft derhalve geen belang meer bij een inhoudelijke uitspraak op zijn beroep. Het beroep moet daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot het jaar 2018
2.3
Belanghebbende heeft op 14 april 2021 aangifte IB 2018 gedaan.
2.4
Aan belanghebbende is bij beschikking een mededeling “geen aanslag en/of teruggave” IB 2018 gedaan als bedoeld in artikel 41 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 LIB. Eenzelfde beschikking is afgegeven voor de aanslagen premie AOV/AWW 2018, premie BVZ 2018 en premie AVBZ 2018.
2.5
Het bezwaarschrift tegen de beschikking “geen aanslag en/of teruggave” IB 2018 is op 12 april 2022 door de Inspecteur ontvangen.
2.6
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 12 december 2022, een uitspraak heeft gedaan.
2.7
Belanghebbende heeft op 28 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is te vroeg ingesteld en derhalve niet-ontvankelijk.
2.8
Het Gerecht overweegt ten overvloede dat ook indien de Inspecteur alsnog een reële uitspraak op bezwaar zou hebben gedaan, geen sprake is van een ontvankelijk beroep. Belanghebbende is van mening dat hij over het jaar 2018 geen belasting verschuldigd is (of terugkrijgt). Over de boete van NAf. 250 die wordt vermeld op de tot de stukken behorende schermprint met inkomensgegevens over het jaar 2018 heeft de Inspecteur desgevraagd verklaard dat deze niet is opgelegd, dan wel uit het systeem is gehaald. Gegeven deze door de Inspecteur gegeven verklaring zal het Gerecht ervan uitgaan dat voor wat betreft de “geen aanslag en/of teruggave” IB 2018 geen boete is opgelegd, dan wel door de Inspecteur is vernietigd, en ook niet zal worden opgelegd.
Gelet op het voorgaande heeft belanghebbende ook voor het jaar 2018 geen belang bij een inhoudelijke uitspraak op zijn beroep.
2.9
Het Gerecht merkt verder op dat ter zitting duidelijk is geworden dat de Inspecteur over het jaar 2018 IB, premie AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ zal gaan navorderen. Deze aanslagen dienen nog te worden opgelegd en zijn om die reden bij het onderhavige beroep niet behandeld. Bij ontvangst van deze navorderingsaanslagen dient belanghebbende binnen twee maanden in bezwaar te komen om zijn rechtspositie veilig te stellen. Ter zitting is gebleken dat er bij belanghebbende veel verwarring bestaat over de belasting- en premieheffing over zijn inkomsten in zowel Nederland als Curaçao. Het Gerecht geeft aan belanghebbende mee dat het in dat geval raadzaam kan zijn hulp in te schakelen van een belastingkundige.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 7 december 2023, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500