Uitspraak
Uitspraak
DE VERENIGING VOOR PROTESTANTS CHRISTELIJK ONDERWIJS
de minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport,
Inleiding
31 juli 2023.
Beoordeling door het Gerecht
25 augustus 2020. Ter zitting heeft VPCO aanvullend toegelicht dat de afschaffing van de regeling, waarbij bij de eindafrekening niet gebruikte formatiepunten tegen een bepaalde waarde in Naf aan VPCO werden uitgekeerd, haar het water nog meer aan de lippen zet.
NAf 25.261.974 bij 28.664 leerlingen. Rekening houdend met een daling van het aantal leerlingen is sprake van een verdubbeling van de vergoeding volgens de minister. Verder heeft de minister gewezen op productie 3 bij zijn brief van 9 februari 2023. Daaruit blijkt ook een stijging van de materiële kostenvergoeding tussen het schooljaar 1999/2000 en 2022/2023, bezien op het niveau van de bekostigingsformules. Volgens de minister is het weliswaar juist dat jaarlijkse indexering niet plaatsvindt sinds de inwerkingtreding van de Rijkswet financieel toezicht, maar dat komt doordat daarvoor gelet op de financiële situatie van het Land Curaçao geen ruimte bestaat.
13 jaar niet gestegen, terwijl de onderwijskundige ontwikkelingen en de schaalvergroting in het onderwijs wel nopen tot inzet van meer niet-onderwijzend personeel en ook in dit verband is relevant dat het consumentenprijsindexcijfer fors is gestegen. De vergoeding voor huisvestingskosten is weliswaar met gemiddeld ongeveer 6,7% respectievelijk 9,3% gestegen, maar de minister heeft niet inzichtelijk, laat staan aannemelijk, gemaakt dat deze stijging voldoende is gelet op de stijging van het consumentenprijsindexcijfer. Kort en goed heeft de minister dus niet aannemelijk gemaakt dat via het Lbo voor de materiële kosten een toereikende vergoeding met het oog op een goede verzorging van het onderwijs verstrekt wordt.
Beroep met nummer CUR202202514 (vaststellingbeschikking)
bijlage 2 per schooljaar heeft vermeld welke bedragen aan personele kosten, materiële exploitatiekosten en additionele kosten zijn bevoorschot en wat de definitieve bedragen zijn waarop VPCO recht heeft. Vervolgens heeft de minister voor deze categorieën per schooljaar berekend wat VPCO nog moet ontvangen van, dan wel betalen aan de minister. Verder heeft de minister per schooljaar berekend wat VPCO nog moet ontvangen van dan wel betalen aan de minister als het gaat om onder- dan wel overbesteding van formatiepunten en verzilvering daarvan. Van het totaalbedrag dat de minister aan VPCO moet betalen van NAf 7.156.423 heeft de minister een bedrag van NAf 8.299.814,- afgetrokken. Dat bedrag moet VPCO volgens de minister nog aan hem betalen aan pensioenpremies. In totaal moet VPCO volgens de minister dus nog een bedrag van NAf 1.143.391,- aan hem betalen.
NAf 8.046.522,-. VPCO vindt dat zij geen NAf 8.299.814,- aan pensioenpremies aan de minister hoeft te betalen, maar al zou daar rekening mee worden gehouden, dan volgt uit dit overzicht van VPCO dat zij nog NAf 253.929,- aan de minister moet betalen.
NAf 61.649,- opgenomen dat zij van de minister tegoed heeft aan BVZ-premies.
op grond van de V&V-regelingrecht heeft. De rekening-courant verhouding van VPCO met de minister ziet niet op deze bedragen op grond van de V&V-regeling, maar op voorgeschoten bedragen en gemaakte kosten op grond van andere regelingen. De minister is daarom niet gehouden om de door VPCO genoemde rekening-courant verhouding bij de vaststellingsbeschikking te betrekken.
NAf 8.299.814 aan te betalen pensioenpremies in de vaststellingsbeschikking 2 heeft opgenomen. Volgens VPCO is het bedrag weliswaar juist, maar betreft dit bedrag het werknemersdeel van de door VPCO te betalen pensioenpremies. Dat bedrag is VPCO niet verschuldigd aan de minister maar aan APC. Volgens VPCO is de afspraak dat de minister alleen het werkgeversdeel van de pensioenpremies namens VPCO aan APC betaalt, niet het werknemersdeel. Het is volgens VPCO ook niet gebleken dat de minister het werknemersdeel van de pensioenpremies betaald heeft aan APC.
Beslissing
- verklaartde beroepen tegen de bestreden voorschotbeschikkingen
gegrond; - vernietigtde bestreden voorschotbeschikkingen;
- bepaaltdat de minister binnen zes maanden na verzending van deze uitspraak nieuwe voorschotbeschikkingen neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaarthet beroep tegen de vaststellingsbeschikking 1
niet-ontvankelijk; - verklaarthet beroep tegen de vaststellingsbeschikking 2 gegrond;
- vernietigtde vaststellingsbeschikking 2;
- bepaaltdat de minister binnen zes maanden na verzending van deze uitspraak een nieuwe vaststellingsbeschikking neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeeltde minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
NAf 4.550,-; - bepaaltdat de minister het door VPCO betaalde griffierecht van NAf 150,- in elk van de vijf zaken (totaal NAf 750,-) aan VPCO vergoedt.
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.
Bijlage – omschrijving van de beschikkingen
- beschikking van 11 september 2019 waarbij aan VPCO voor het schooljaar 2019/2020 een voorschotvergoeding is toegekend van 327.336 formatiepunten voor personele bezetting en ANG 1.929.297,- voor materiële kosten (CUR201903903);
- beschikking van 6 mei 2021 waarbij aan VPCO voor het schooljaar 2020/2021 een voorschotvergoeding is toegekend van 340.132 formatiepunten voor personele bezetting en ANG 2.537.887,- voor materiële kosten (CUR202104056);
- beschikking van 20 januari 2022 waarbij aan VPCO voor het schooljaar 2021/2022 een voorschotvergoeding is toegekend van 338.705 formatiepunten voor personele bezetting en ANG 2.535.655,- voor materiële kosten (CUR202200191);
- beschikking van 3 augustus 2022 waarbij aan VPCO voor het schooljaar 2022/2023 een voorschotvergoeding is toegekend van 345.162 formatiepunten voor personele bezetting en NAf 2.567.864,- voor materiële kosten (CUR202203372);
- beschikking van 29 mei 2022 waarbij de definitieve vergoeding voor de schooljaren 2009/2010 tot en met 2019/2020 ten behoeve van de personele en materiële kosten is vastgesteld op NAf 166.765.718,- respectievelijk
NAf 192.598.664,- respectievelijk NAf 19.660.875. De minister heeft in deze beschikking ook vastgesteld dat hij een bedrag van NAf 1.143.391.222,- op VPCO te vorderen heeft vanwege teveel verstrekte voorschotten.