ECLI:NL:OGHACMB:2017:115
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vrijheid van onderwijs en de geldelijke bijdrage van ouders aan de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs op Curaçao
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs op Curaçao (VPCO) tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) dat op 18 juli 2016 is uitgesproken. De VPCO, die bijzondere scholen op protestants-christelijke grondslag exploiteert, is in kort geding veroordeeld om geen ledencontributie of ouderbijdrage te eisen van ouders totdat er in een bodemzaak onherroepelijk is beslist over de geldigheid van de Contributieverordening. De VPCO heeft in hoger beroep grieven aangevoerd tegen deze beslissing en verzocht om het vonnis te vernietigen en de vorderingen van de ouders af te wijzen.
De procedure begon met een akte van appel op 4 augustus 2016, gevolgd door een memorie van grieven van de VPCO op 25 augustus 2016. De ouders hebben hun grieven bestreden in een memorie van antwoord op 22 september 2016. De VPCO stelt dat de ouders niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hun vorderingen, maar het Hof oordeelt dat de VPCO in dit opzicht niet-ontvankelijk is. Het Hof bevestigt dat de ouders recht hebben op toegang tot de scholen van de VPCO zonder dat zij een geldelijke bijdrage hoeven te betalen, in overeenstemming met de Landsverordening van 2016 die bepaalt dat toelating niet afhankelijk mag zijn van een geldelijke bijdrage.
Het Hof overweegt dat de vrijheid van onderwijs en vereniging niet in de weg staan aan het wettelijk verbod dat de VPCO niet kan eisen dat ouders een financiële bijdrage leveren voor toelating tot de scholen. Het vonnis van het GEA wordt grotendeels bevestigd, met de aanpassing dat het verbod geldt totdat in een bodemzaak is beslist. De VPCO wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.