Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Uitspraak
[naam eiser],
de minister van Justitie,
Inleiding
Beoordeling door het Gerecht
- onrechtmatig vanaf het begin (onder 8 en 9);
- onrechtmatig vanaf 12 april 2023, de verwijderingsdatum uit de bestreden beschikking (onder 14 en 15);
- onrechtmatig vanaf 14 april 2023, indiening van het beschermingsverzoek (onder 16 en 17);
- onrechtmatig vanaf 21 juli 2023, indiening van het bezwaarschrift tegen de afwijzing van het beschermingsverzoek (onder 18 tot en met 23);
- onrechtmatig na zes maanden (24 tot en met 26).
kanstellen. Verweerder moet dus een belangenafweging maken. Verder bepaalt de Ltu dat een bevelschrift tot inbewaringstelling met redenen is omkleed. In paragraaf 10.3 van de HIG is opgenomen dat bewaring wordt toegepast indien niet met lichter middel kan worden volstaan. Er worden vijf situaties genoemd waaronder de inbewaringstelling in zijn algemeenheid gerechtvaardigd is. Ook zijn er vier situaties benoemd waarin aanleiding bestaat de maatregel van inbewaringstelling niet toe te passen. Uit paragraaf 10.4.1 van de HIG volgt dat met de beslissing tot inbewaringstelling wordt getoetst of de inbewaringstelling in het individuele geval wordt opgelegd. De vreemdeling wordt gehoord en krijgt daarna een kopie van de inbewaringstelling. Dit wettelijke en beleidskader betekent naar het oordeel van het Gerecht het volgende voor de handelwijze van verweerder bij het nemen van een beslissing tot inbewaringstelling.
29 juni 2023 het zicht op uitzetting niet is gemotiveerd. In de beschikking staat immers vermeld dat naar verwachting op korte termijn een beslissing naar aanleiding van eisers beschermingsverzoek zal worden genomen en dat er directe vluchten mogelijk zijn tussen Venezuela en Curaçao. Verweerder concludeert dat mocht eisers verzoek om bescherming niet gehonoreerd worden, dat het mogelijk is om eisers verwijdering uit te voeren.
13 december 2012, De Souza Ribeiro tegen Frankrijk (ECLI:CE:ECHR:2012:1213JUD002268907) en het arrest van 23 juli 2013, M.A. tegen Cyprus (ECLI:CE:ECHR:2013:0723JUD004187210).
.
Conclusie en gevolgen voor eiser, verweerder en de wetgever
- het horen van eiser bij zijn initiële inbewaringstelling (9.3);
- het motiveren waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan en het zicht op uitzetting in de bestreden beschikking (9.4.2);
- het niet zo snel mogelijk na indiening beschermingsverzoek beoordelen van zicht op uitzetting (17.3);
- het niet bij eiser verifiëren of zijn persoonlijke omstandigheden en of belangen zijn gewijzigd bij beoordeling van zicht op uitzetting na indiening beschermingsverzoek (17.6);
- het niet motiveren waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan bij beoordeling van zicht op uitzetting na indiening beschermingsverzoek (17.6);
- het niet zo snel mogelijk na indiening van het bezwaarschrift tegen de afwijzing van het beschermingsverzoek beoordelen van zicht op uitzetting (23);
- het niet bij eiser verifiëren of zijn persoonlijke omstandigheden en of belangen zijn gewijzigd bij beoordeling van zicht op uitzetting na indiening van het bezwaarschrift tegen de afwijzing van het beschermingsverzoek (23);
- het niet motiveren waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan bij beoordeling van zicht op uitzetting na indiening van het bezwaarschrift tegen de afwijzing van het beschermingsverzoek (23);
Beslissing
- verklaarthet beroep gegrond;
- vernietigtde bestreden beschikking voor zover eiser daarbij inbewaring is gesteld;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van NAf 150,- aan hem vergoedt.
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.