In deze zaak heeft belanghebbende, gevestigd te Curaçao, het beroep inzake de onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2014 ingetrokken tijdens de zitting op 2 maart 2023. Dit beroep was ingesteld tegen een aanslag onroerendezaakbelasting die op 30 november 2020 was opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd door de Inspecteur der Belastingen afgewezen. Tijdens de zitting werd verzocht om vergoeding van de proceskosten in zowel de bezwaar- als beroepsfase, evenals het griffierecht. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet in aanmerking kwam voor een kostenvergoeding in de bezwaarfase, omdat er geen verzoek om vergoeding was ingediend. Voor de beroepsfase werd de kostenvergoeding forfaitair vastgesteld op NAf 700, aangezien de zaken CUR202103438 en CUR202103439 als samenhangend werden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het griffierecht van NAf 150 ook aan de belanghebbende diende te worden vergoed, omdat de intrekking van het beroep plaatsvond na tegemoetkoming door de Inspecteur. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen op 11 september 2023.