ECLI:NL:OGEAC:2022:99

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
CUR202100463
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring beroep tegen boetebeschikking winstbelasting na vernietiging door Inspecteur

Op 6 april 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in de zaak CUR202100463, waarbij het beroep van de belanghebbende tegen de boetebeschikking over de winstbelasting 2016 niet-ontvankelijk is verklaard. De belanghebbende had op 29 juni 2018 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd gekregen, vergezeld van een verzuimboete van NAf 500. Na bezwaar en een uitspraak op bezwaar door de Inspecteur, die de boete handhaafde, heeft de belanghebbende op 29 januari 2021 beroep ingesteld. Echter, op 23 maart 2022 heeft de Inspecteur de verzuimboete vernietigd, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet meer tot een gunstiger resultaat kon leiden voor de belanghebbende. Het Gerecht oordeelde dat het belang aan de beroepsprocedure was komen te ontvallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

Daarnaast heeft het Gerecht de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten die de belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken, tot een bedrag van NAf 700. De belanghebbende had echter geen verzoek om kostenvergoeding ingediend in de bezwaarfase, waardoor hij daar geen recht op had. Het betaalde griffierecht van NAf 150 dient door de Inspecteur aan de belanghebbende te worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig verzoeken om kostenvergoeding in te dienen, en de gevolgen van het niet indienen van dergelijke verzoeken voor de proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Uitspraak van 6 april 2022
BBZ nr. CUR202100463
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 juni 2018 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2016 opgelegd van nihil. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 500.
1.2
Belanghebbende heeft op 13 juli 2018 tegen de boete bezwaar gemaakt.
1.3
Op 25 maart 2019 heeft belanghebbende nogmaals een bezwaar ingediend bij de Inspectie.
1.4
De Inspecteur heeft op 30 december 2020 uitspraak op bezwaar gedaan en de boete gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende komt op 29 januari 2021 in beroep tegen de uitspraak op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.6
De Inspecteur heeft op 23 maart 2022 via e-mail een schermprint opgestuurd naar het Gerecht en naar belanghebbende waaruit blijkt dat de verzuimboete is vernietigd. Belanghebbende heeft op diezelfde datum gereageerd op de e-mail van de Inspecteur.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende was aanwezig de heer [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2.OVERWEGINGEN

2.1
De Inspecteur heeft hangende deze beroepsprocedure de verzuimboete vernietigd. Dit brengt mee dat het beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
2.2
Daarmee komt het belang aan deze beroepsprocedure te ontvallen. [1] Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient dit beroep blijkens de in de voetnoot vermelde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
In gevallen, zoals het onderhavige, waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de Inspecteur geheel aan de bezwaren van de belanghebbende is tegemoet gekomen dient als hoofdregel de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht te vergoeden. [2] Het Gerecht vindt daarom aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
Bezwaarfase
3.2
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
3.3
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift niet verzocht om een kostenvergoeding. Gelet op het bepaalde in artikel 32a, lid 1, ALL komt belanghebbende dan niet in aanmerking voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
Beroepsfase
3.4
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.5
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127. [3]
3.6
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1). Voor het verschijnen ter zitting zijn partijen het erover eens dat geen recht bestaat op proceskostenvergoeding omdat belanghebbende al voor de zitting wist dat de boete vernietigd was.
3.7
Verder dient de Inspecteur, gelet op hetgeen het Gerecht in 3.1 heeft overwogen, het betaalde griffierecht van Afl. 150 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen de boetebeschikking over 2016 niet- ontvankelijk;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van in totaal NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 6 april 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.vgl. HR 3 december 2010, ECLI:NL: HR:2010:BO5988; HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43.
2.vgl. HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4045; HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:494.
3.vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54.