ECLI:NL:OGEAC:2022:47

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
CUR202100028
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van oprichtersrechten in een gemeenschap tussen natuurlijke personen en vennootschappen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, ging het om een geschil tussen twee partijen, aangeduid als eiser in conventie en gedaagde in conventie, over de verdeling van oprichtersrechten van een stichting particulier fonds (SPF). De eiser vorderde de verdeling van de oprichtersrechten, die volgens hem gezamenlijk toebehoorden aan hem en de gedaagde. De gedaagde betwistte deze vordering en stelde dat de oprichtersrechten niet onverdeeld waren en dat er geen noodzaak was voor verdeling. Het gerecht oordeelde dat de oprichtersrechten wel degelijk een gemeenschap vormden en dat de eiser het recht had om verdeling te vorderen op basis van artikel 3:178 lid 1 BW. Echter, de eiser slaagde er niet in om voldoende gegevens te verstrekken over de waarde van de oprichtersrechten en de wijze van verkoop, waardoor het gerecht zijn vordering afwees. In reconventie werd de vordering van de gedaagde eveneens afgewezen, en het gerecht veroordeelde de eiser in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing bij vorderingen tot verdeling van gemeenschappelijke rechten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

zaaknummer: CUR202100028
Vonnis d.d. 28 maart 2022
inzake
[EISER IN CONVENTIE],
wonende te Curaçao,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
procederend in persoon,
tegen

1.de stichting particulier fondsCASA JURIDICA,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie, hierna: de SPF,
gemachtigde: mr. E.R. van Arkel,

2.[GEDAAGDE IN CONVENTIE],

wonende te Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
procederend in persoon.
Het procesverloop
1. Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 6 januari 2021;
  • op 3 mei 2021: de conclusie van antwoord zijdens de SPF en de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie zijdens [gedaagde in conventie];
  • op 12 juli 2021: zijdens [eiser in conventie] de conclusie van repliek in conventie en de conclusie van antwoord in reconventie;
  • op 11 oktober 2021: de conclusie van dupliek in conventie zijdens de SPF en de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie zijdens [gedaagde in conventie];
  • de aanvullende conclusie van repliek in reconventie zijdens [gedaagde in conventie] op 10 januari 2021;
  • het pleidooi van 17 januari 2022, waarbij door [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] pleitaantekeningen zijn overgelegd.
2. Vonnis is nader bepaald op heden.

De feiten

3. Bij een op 9 juli 2002 gesloten maatschapsovereenkomst is de maatschap “[GEDAAGDE IN CONVENTIE] [EISER IN CONVENTIE] [NAAM 1] advocaten en kandidaat-notaris” opgericht.
De kop van de overeenkomst luidt als volgt:
De ondergetekenden:
De heer mr [gedaagde in conventie], advocaat, ten deze handelende als directeur van en alszodanig rechtsgeldig vertegenwoordigende de naamloze vennootschap Astraea N.V.,
De heer mr [eiser in conventie], advocaat, ten deze handelende als directeur van en alszodanig rechtsgeldig vertegenwoordigende de naamloze vennootschap
Advocatenpraktijk [eiser in conventie] N.V..
De heer mr. [naam 1], kandidaat-notaris, ten deze handelende als directeur van en alszodanig rechtsgeldig vertegenwoordigende de naamloze vennootschap SMD Legal Advisors N.V.
De ondergetekenden, handelende als gemeld, verklaren dat Astraea N.V. , Advocatenpraktijk [eiser in conventie] N.V. en SMD Legal Advisors N.V een maatschap aangaan onder de volgende bepalingen.
4. Art. 15 lid 2 van de maatschapsovereenkomst bepaalt:
Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze maatschapsovereenkomst, dan wel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden voorgelegd aan een college, die een bindend advies zal geven (...).
5. [ [gedaagde in conventie] en [eiser in conventie] waren in 2002 en zijn nog steeds bestuurder en grootaandeelhouder van Astraea N.V. respectievelijk Advocatenpraktijk [eiser in conventie] N.V.
6. SMD Legal Advisors N.V. is in 2004 uit de maatschap getreden. De naam van de door de maatschap uit te oefenen advocatenpraktijk is op een zeker moment gewijzigd in “[naam 3]”.
7. De SPF is op 20 november 2003 opgericht door Adequate Trust N.V., dat de oprichtersrechten op 14 maart 2006 heeft overgedragen aan [naam 2].
8. Op 7 juni 2016 heeft [naam 2] “als overdrager en als directeur” en op 20 juni 2016 hebben [gedaagde in conventie] en [eiser in conventie] “voor acceptatie als rechtverkrijgenden” een document ondertekend met onder meer de tekst:

Middels dit document draagt ondergetekende: [naam 2], de door hem gehouden oprichtersrechten in/van voormelde SFP Casa Juridica aan u beiden over, ieder voor gelijk deel. Een ander met inachtneming van de bepalingen in artikel 10 lid 2 van de statuten van SPF Casa Juridica.

9. [ [naam 2] is thans de bestuurder van de SPF. Het vermogen van de SPF bestaat onder meer uit een onroerende zaak gelegen aan de [adres nr] (hierna: het pand).
9. [ [naam 3] heeft per 1 september 2017 haar bedrijfsactiviteiten beëindigd en verkeert sindsdien in liquidatie. De vereffening van [naam 3] is nog gaande.
11. Het pand werd door [naam 3] gehuurd tot 2008. [naam 3] gebruikt het pand nog voor opslag van roerende zaken, waaronder het archief van het advocatenkantoor.
12. [ [eiser in conventie] heeft [gedaagde in conventie] in 2017 meegedeeld dat hij tot verdeling van de oprichtersrechten van de SPF wenst over te gaan.
13. [ [eiser in conventie] heeft naar aanleiding van een bod van een kandidaat-koper op 30 juni 2017, [gedaagde in conventie] dezelfde dag een voorstel gemaild om over te gaan tot verkoop van de oprichtersrechten. [gedaagde in conventie] heeft op 11 juli 2019 teruggemaild het voorstel te overwegen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. [eiser in conventie] heeft op 12 juli 2017 de kandidaat-koper bericht dat de verkoop niet doorgaat.
14. [ [eiser in conventie] heeft op 19 september 2019 [gedaagde in conventie] voorgesteld het pand te verkopen, [gedaagde in conventie] heeft op 25 september 2019 geantwoord niet in te stemmen met verkoop van het pand (maar wel met verhuur daarvan).
15. [ [eiser in conventie] heeft op 22 oktober 2019 [gedaagde in conventie] aangeboden zijn deel in de oprichtersrechten aan [gedaagde in conventie] over te dragen voor NAƒ 650.000. [gedaagde in conventie] heeft op 31 december 2019 teruggemaild het aanbod te appreciëren, maar als onderdeel van de ’”boedelverdeling die aanstaande is”. [eiser in conventie] heeft als reactie daarop op 2 januari 2020 aan [gedaagde in conventie] gemaild:
Zoals jou bekend bestaat er behoudens het feit dat [naam 3] gehuisvest is in het pand van SPF Casa Juridica na de beëindiging van de destijds tussen hen bestaande huurovereenkomst geen (rechts)relatie tussen [naam 3] en SPF Casa Juridica.
Ik zie dan ook niet in op welke manier de uitkoop van mijn “belang”(…) in SPF Casa Juridica een onderdeel vormt van de aanstaande vereffening van [naam 3]. Ik ben echter bereid het aanbod te verlengen tot (…) 15 januari 2020.
[gedaagde in conventie] heeft op 14 januari 2020 teruggemaild dat hij de prijs appreciabel vindt en het bespreekbaar wil maken in het kader van de vereffening.
16. [ [eiser in conventie] heeft op 14 juli 2020 zijn aanbod van 22 oktober 2019 herhaald.
[gedaagde in conventie]l heeft ook dat aanbod niet aanvaard.
Het geschil
17. [ [eiser in conventie] vordert in conventie dat het gerecht, samengevat:
de gedaagden beveelt binnen 2 weken na betekening van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan de verdeling van de gemeenschap door ondertekening van een notariële volmacht tot verkoop en levering van het pand, dan wel de oprichtersrechten;
verstaat dat het pand zal worden verkocht voor een minimale verkoopprijs die ten minste een door het gerecht te bepalen percentage van de geschatte marktwaarde van het pand is en dat de netto opbrengst van de verkoop van het pand door de SPF in gelijke delen aan de deelgenoten zal worden uitgekeerd, dan wel dat de oprichtersrechten zullen worden verkocht voor een door het gerecht vast te stellen bedrag en dat de netto-opbrengst van de verkoop van de oprichtersrechten in gelijke delen onder de deelgenoten zal worden verdeeld;
voor het geval gedaagden, of een van hen, niet binnen 2 weken na betekening van dit vonnis daaraan gevolg heeft gegeven, een of meer deurwaarders benoemt tot onzijdige persoon die de gedaagde(n) bij de verdeling vertegenwoordigt en diens belangen naar eigen beste inzicht behartigt
18. [ gedaagde in conventie] vordert in reconventie, samengevat, dat het gerecht voor recht verklaart dat ingevolge de vereffening van SMS-advocaten de verdeling van het saldo tussen de vennoten direct correleert tot [gedaagde in conventie] en [eiser in conventie] in hun hoedanigheid van founders rightholders in de SPF en daaruit causaal gerelateerd, en verrekend kan worden met een waardering van vermogensrechtelijke bestanddelen van de SPF die samenhangt met en tot de oprichtersrechten die aan [eiser in conventie] zijn overgedragen, aldus dat [gedaagde in conventie] en [eiser in conventie] als vennoot in SMS-Advocaten hebben te gelden en als founders rightholders van de SPF in dezelfde verhouding tot elkaar staan.
19. [ eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] voeren over en weer gemotiveerd verweer. De SPF voert in conventie ook gemotiveerd verweer.
De beoordeling
in conventie
20. [ eiser in conventie] legt aan zijn vordering ten grondslag - samengevat - dat hij in het kader van de ‘ontvlechting’ als gevolg van de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van [naam 3] alle banden tussen hem en [gedaagde in conventie] wil verbreken en niet langer deelgenoot wenst te zijn in de onverdeelde gemeenschap, bestaande uit de oprichtersrechten in de SPF. Hij stelt verder dat omdat oprichtersrechten, anders dan een onroerende zaak, niet makkelijk gekocht worden door derden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan de verdeling het best invulling kan worden gegeven door verkoop van het pand.
21. [ gedaagde in conventie] stelt dat de oprichtersrechten van de SPF geen vermogensrechten zijn, maar heeft niet aangegeven op grond waarvan dat tot afwijzing van de vordering zou moeten leiden. Wat daarvan ook zij, anders dan hij stelt, volgt uit de door hem aangehaalde jurisprudentie [1] dat de oprichtersrechten van de SPF wel vermogensrechten zijn. Het zijn dus goederen (art. 3:1 BW).
Als een of meer goederen toebehoren aan twee of meer deelgenoten gezamenlijk, is sprake van een gemeenschap (art. 3:166 lid 1 BW). De partijen zijn het er over eens dat de oprichtersrechten toebehoren aan [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] gezamenlijk. Dit betekent dat de oprichtersrechten van de SPF een gemeenschap vormen, in dit geval een eenvoudige gemeenschap als bedoeld in afdeling 3:7:1 BW.
Op grond van art. 3:178 lid 1 BW kan [eiser in conventie] de verdeling vorderen van die oprichtersrechten. Het gerecht volgt [gedaagde in conventie] (dus) niet in zijn stelling dat die rechten niet onverdeeld zijn en er dus niet hoeft te worden verdeeld. Bij de akte van 6 juni 2016 heeft [naam 2] de oprichtersrechten – dus alle oprichtersrechten, zonder onderscheid - aan [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] beiden overgedragen. Zij zijn daarmee gezamenlijk gerechtigd geworden tot de (dus: alle) oprichtersrechten. Die zijn daardoor onverdeeld gebleven.
22. [ eiser in conventie] baseert zijn vordering op art. 3:178 lid 1 BW. Procedures op grond van die bepaling zijn gericht tegen deelgenoten. De SPF is geen deelgenoot en kan dus, zo stelt zij terecht, geen wederpartij van [eiser in conventie] in deze verdelingsprocedure zijn. Een andere juridische grondslag waarom de SPF in deze procedure is betrokken, heeft [eiser in conventie] niet aangevoerd. Hij zal dan ook in zijn vorderingen jegens de SPF niet-ontvankelijk worden verklaard. In het vervolg van dit vonnis wordt daarom nog slechts gesproken over [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] als partijen.
23. [ eiser in conventie] stelt dat aan de verdeling het best invulling kan worden gegeven door verkoop van het pand. Daarop is het petitum ook primair ingericht. Het pand is echter eigendom van de SPF en op zichzelf geen deel van de gemeenschap, die immers bestaat uit de oprichtersrechten. Met het verkopen van het pand wordt dus geen verdeling van de oprichtersrechten bereikt: het zou slechts leiden tot de vervanging van het pand door de verkoopopbrengst. Ook maatstaven van redelijkheid en billijkheid brengen niet mee dat een verdeling van een gemeenschap kan worden bereikt door verkoop van iets wat niet tot de gemeenschap behoort. De vordering, bedoeld onder 17 sub a, is reeds daarom niet toewijsbaar voor zover die betrekking heeft op de verkoop van het pand. Hetzelfde geldt voor de vordering, bedoeld onder 17 sub b, voor zover die betrekking heeft op de verkoop van het pand.
24. De subsidiaire vordering betreft het bevel aan [gedaagde in conventie] om medewerking te verlenen aan de verdeling van de gemeenschap door ondertekening van een notariële volmacht tot verkoop en levering van de oprichtersrechten. Dit betreft dus wél de gemeenschap. Zo’n verdeling kan in dit geval slechts geschieden door verkoop van de oprichtersrechten of door toedeling van de oprichtersrechten aan [gedaagde in conventie].
Afgaande op het petitum van de vorderingen, bedoeld onder 17 sub a en b, is het doel van [eiser in conventie] om met een volmacht van [gedaagde in conventie] de oprichtersrechten aan een derde te verkopen, waarbij de oprichtersrechten worden verkocht voor een door het gerecht vast te stellen bedrag en de netto-opbrengst van die verkoop in gelijke delen tussen hem en [gedaagde in conventie] zal worden verdeeld. De vordering betreft daarmee de wijze van verdeling.
[eiser in conventie] heeft zijn subsidiaire vordering echter niet verder onderbouwd, terwijl van hem mocht worden verwacht dat hij in deze procedure voldoende gegevens zou verschaffen om die vordering te kunnen beoordelen. Zo heeft hij geen onderbouwing gegeven van de waarde van de oprichtersrechten [2] en de te realiseren verkoopprijs, noch van de wijze waarop hij de verkoop wenst te realiseren.
Het gerecht overweegt dat het gegeven dat niemand kan worden genoodzaakt om in een onverdeelde boedel te blijven, niet meebrengt dat de rechter onder alle omstandigheden verplicht is tot het gelasten of vaststellen van (de wijze van) de verdeling. Het staat de rechter vrij dat verzoek af te wijzen indien partijen nalaten te voldoen aan de eis dat zij de rechter voldoende gegevens verschaffen om het verzoek te kunnen beoordelen [3] . [eiser in conventie] heeft dat dus niet gedaan. Het verweer van [gedaagde in conventie] dat de vordering onvoldoende specifiek, te onduidelijk en te onbepaald is, slaagt dus. De vordering, bedoeld onder 17 sub a, is dus ook niet toewijsbaar voor zover die betrekking heeft op de verdeling van de oprichtersrechten. Hetzelfde geldt voor de vordering, bedoeld onder 17 sub b, voor zover die betrekking heeft op de verdeling van de oprichtersrechten.
25. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen onder 17 sub a en b zullen worden afgewezen. De vordering onder 17 sub c bouwt voort op die vorderingen en zal dus ook worden afgewezen.
26. [ eiser in conventie] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Deze kosten worden conform het liquidatietarief in het Procesreglement (3 punten x tarief 5) aan de zijde van [gedaagde in conventie] begroot op nihil en aan de zijde van de SPF op NAƒ 3.750 aan gemachtigdensalaris.
in reconventie
27. [ gedaagde in conventie] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de maatschapsovereenkomst is aangegaan door [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] als natuurlijke personen en dat zij- en niet hun vennootschappen - de feitelijke vennoten in [naam 3] zijn. [gedaagde in conventie] stelt bereid te zijn om in het kader van een efficiënte afwikkeling van de vereffening van [naam 3] en met het oog op de ‘ontvlechting’ die [eiser in conventie] wenst, de oprichtersrechten van [eiser in conventie] over te nemen en te verrekenen met het bedrag dat hij uit de boedel van [naam 3] heeft onttrokken.
Volgens [eiser in conventie] is de maatschapsovereenkomst aangegaan tussen de praktijkvennootschappen en niet tussen [gedaagde in conventie] en hem in persoon, Hij betwist verder dat hij geld aan de boedel van de [naam 3] heeft onttrokken en ook dat er een relatie bestaat tussen de vereffening van [naam 3] en de SPF.
28. Het verst strekkende verweer is dat het gerecht gelet op de arbitrageclausule in de maatschapsovereenkomst onbevoegd is van het geschil kennis te nemen.
Het gerecht stelt voorop dat slechts de partijen bij de maatschapsovereenkomst aan het arbitraal geding zijn gebonden. Volgens [eiser in conventie] zelf zijn die partijen de praktijkvennootschappen van hem en [gedaagde in conventie]. Als zijn stellingname wordt gevolgd, kan het beroep op het arbitraal beding dus niet door hem worden gedaan. Het gerecht gaat daarom aan dit innerlijk tegenstrijdig betoog voorbij.
29. De kernvraag in reconventie is of [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] als natuurlijke personen vennoten zijn van de maatschap.
30. Het gerecht overweegt dat juist is dat de maatschapsovereenkomst waar het betreft de vennoten elementen bevat die ook op natuurlijke personen betrekking kunnen hebben, maar dat wil nog niet zeggen dat er ook natuurlijke personen vennoot van de maatschap zijn. [gedaagde in conventie] beroept zich naar het oordeel van het gerecht vooral op verschrijvingen, die in de praktijk vrij gemakkelijk ontstaan doordat bij vennootschappen met directeuren-enig aandeelhouder niet altijd even strikt onderscheid wordt gemaakt tussen de directeur-aandeelhouder en de vennootschap - zo blijkt ook uit de citaten van [gedaagde in conventie] uit het arbitraal advies van 1 juni 2018 in een procedure tussen de praktijkvennootschappen van [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie]. Wat daarvan ook zij, de kop van de maatschapsovereenkomst vermeldt, voor zover hier van belang, dat deze is aangegaan door de vennootschappen van [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] en dat [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] daarbij handelden als directeur en vertegenwoordiger van hun vennootschappen. Met [eiser in conventie] is het gerecht van oordeel dat die tekst zo duidelijk is dat Haviltexen hier niet nodig is. [gedaagde in conventie] heeft voor het overige niet aannemelijk gemaakt dat het in 2002 de bedoeling van hem en [eiser in conventie] was om als natuurlijk persoon tot de maatschap toe te treden.
31. In de SPF zijn [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] natuurlijke personen die gezamenlijk gerechtigd zijn tot de oprichtersrechten. In [naam 3] zijn [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] niet als natuurlijke personen verbonden, maar uitsluitend via hun praktijkvennootschappen. Er is dus geen sprake van dezelfde partijen die in dezelfde verhouding tot mekaar staan. Bij de verdeling van de oprichtersrechten kan een vordering bestaan van de ene natuurlijke persoon op de andere. Terwijl bij de vereffening van [naam 3] alleen maar een vordering kan bestaan van de ene praktijkvennootschap op de andere. Een verrekening tussen deze vorderingen zal dus niet mogelijk zijn. De vordering zal daarom worden afgewezen.
32. [ gedaagde in conventie] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser in conventie] tot op heden begroot op nihil.
De beslissing
Het gerecht:
in conventie
verklaart [eiser in conventie] niet-ontvankelijk in zijn vordering jegens de SPF,
wijst de tegen [gedaagde in conventie] gerichte vorderingen af,
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op nihil en aan de zijde van de SPF op NAf 3.750 aan gemachtigdensalaris,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en op 28 maart 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

2.Hetgeen ook van belang zou zijn als tijdens de procedure alsnog een toedeling aan [gedaagde in conventie] zou worden overwogen.
3.HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI2036, NJ 2009/358 (https://www.navigator.nl/document/idac9034f178759bb597db07179d5a1c17) inzake een verzoek op de voet van artikel 3:185 BW, maar dit geldt analoog voor een procedure ex art. 3:178 BW.