ECLI:NL:OGEAC:2017:51

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
AR KG 82461 / 2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheden van Zuid-Afrikaanse curatoren in faillissement en de rol van Stichting Particulier Fonds

In deze zaak, uitgesproken op 5 mei 2017 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben de gezamenlijke curatoren Gavin Cecil Gainsford en Mario Paul Walters een kort geding aangespannen tegen de Stichting Particulier Fonds (RSA), Corporate Agents N.V. en Covenant Managers N.V. De curatoren vorderen onder andere een verbod op het vervreemden van goederen van RSA en openlegging van de boeken van RSA. De zaak draait om de bevoegdheden van de Zuid-Afrikaanse curatoren in het faillissement van de failliet, die in Zuid-Afrika is verklaard, en de vraag of de oprichtersrechten van RSA tot de faillissementsboedel behoren.

De curatoren stellen dat RSA door de failliet is opgericht om verduisterde gelden te verbergen en dat de oprichtersrechten, die aan de failliet toebehoren, nu tot de faillissementsboedel behoren. De gedaagden, RSA, Corporate Agents en Covenant Managers, betwisten de bevoegdheid van de curatoren en stellen dat de oprichtersrechten niet aan de failliet zijn overgedragen. Het Gerecht oordeelt dat de curatoren bevoegd zijn om hun vorderingen in te stellen en dat de oprichtersrechten als vermogensrecht moeten worden gekwalificeerd, wat betekent dat deze rechten tot de faillissementsboedel behoren.

Het Gerecht wijst de vorderingen van de curatoren toe, inclusief het verbod op vervreemding van RSA's vermogen en de verplichting tot openlegging van de boeken. De vorderingen in reconventie van RSA, Corporate Agents en Covenant Managers worden afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie in faillissementzaken en de rol van curatoren in het beschermen van de belangen van schuldeisers.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 mei 2017
Zaaknummer: AR KG 82461 / 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in kort geding
in de zaak van:
Gavin Cecil GAINSFORD Q.Q.en
Mario Paul WALTERS Q.Q.,
in hun hoedanigheid van gezamenlijke curatoren in het faillissement van
[DE FAILLIET],
respectievelijk kantoorhoudende te Johannesburg en Kaapstad, Zuid-Afrika,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde: mr. Th. Aardenburg,
tegen
1. de stichting particulier fonds
RSA PIVATE FOUNDATION,
2. de naamloze vennootschap
CORPORATE AGENTS N.V.,
3. de naamloze vennootschap
COVENANT MANAGERS N.V.,
alle gevestigd te Curaçao,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. R.B. van Hees.
Partijen worden hierna de Curatoren, RSA, Corporate Agents en Covenant Managers genoemd.

1.Het procesverloop

De curatoren hebben op 7 april 2017 een verzoekschrift in kort geding ingediend.
Ter zitting van 24 april 2017 is de zaak behandeld. De advocaten hebben de zaak bepleit aan de hand van pleitnotities, met verwijzing naar de op voorhand overgelegde producties en eis in reconventie.
Vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op basis van de in zoverre niet bestreden inhoud van de door de Curatoren overgelegde stukken, staat tussen partijen het volgende vast:
a. a) Bij vonnissen van het Western Cape High Court, Cape Town te Zuid-Afrika van 20 mei 2011 en 5 juli 2011 is Casper [de failliet] (hierna: [de failliet]) op verzoek van het bedrijf Megacube in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de Curatoren tot “joint trustees” over zijn “insolvent estate”.
b) Megacube heeft blijkens een vaststellingsovereenkomst en een vonnis van het South Gauteng High Court van 5 april 2011 een vordering op [de failliet] van circa USD 18.7 miljoen plus rente en kosten terzake door [de failliet] en een zekere Jason Holland verduisterde gelden. De verduistering werd in 2008 vastgesteld.
c) [de failliet] heeft in 2009 een structuur van rechtspersonen doen opzetten die loopt via Curaçao (RSA) en de Britse Maagdeneilanden (Anticus Ltd en CIMS Group Ltd).
d) RSA is een Stichting Particulier Fonds (SPF) naar het recht van Curaçao. Zij is bij notariële akte van 25 juni 2009 opgericht door Corporate Agents, in opdracht van [de failliet]. Corporate Agents is een trustkantoor te Curaçao. Covenant Managers, welke vennootschap is gelieerd aan Corporate Agents (zelfde adres, zelfde bestuurders) vormt het bestuur van RSA.
e) De statuten van RSA bepalen onder meer dat RSA ten doel heeft het doen van uitkeringen uit haar vermogen aan door het bestuur aan te wijzen instellingen of personen. Artikel 5 van de statuten bepaalt dat de oprichter het bestuur benoemt en ontslaat. Artikel 10 geeft de oprichter de bevoegdheid een opvolger aan te wijzen die in de oprichtersrechten treedt.
f) Blijkens een door [de failliet] ten behoeve van Corporate Agents getekende “Source of Wealth Declaration” is [de failliet] de “ultimate beneficial owner” van RSA.
g) In de “Letter of Wishes” die in het kader van de oprichting van RSA door [de failliet] aan RSA is afgegeven, is onder meer het volgende opgenomen:
“The Undersigned, Mr. [de failliet], acting as the sole holder of the Founders Authorities for [RSA], does herewith set forth his wishes regarding the management of the assets of [RSA] and the appointment of the Board Members of [RSA].
During my life I do have sole control authorities on the assets (either contributed or distributed) of [RSA].
If I will either die, become missing or incapacitated, mentally ill, temporary or permanently insolvent/bankrupt sufficient proof thereof from acknowledged and proper authorities should be provided to the Board Members of [RSA]. As then my wife Mrs. [naam echtgenote van de failliet] takes over full Founders authorities and the subsequent control authorities.”
h) [de failliet] heeft in strijd met de toepasselijke Zuid-Afrikaanse faillissementswetgeving geen enkele medewerking verleend aan de Curatoren.
i. i) Op 9 maart 2017 hebben de Curatoren na daartoe verkregen verlof bewijsbeslag gelegd op de administratie van RSA met aanstelling van deurwaarder Ramazan tot bewaarder.
j) Op 8 maart 2017 heeft het Eastern Caribbean Supreme Court in the High Court of Justice, Virgin Islands op verzoek van onder meer de Curatoren tegen onder meer RSA een “worldwide freezing order” uitgevaardigd tot het bedrag van USD 44 miljoen, met een verbod aan RSA om vermogensbestabnddelen te onttrekken en een bevel aan RSA opgave te doen van haar vermogensbestanddelen. Deze beslissingen zijn bij deurwaardersexploot van 5 april 2017 aan RSA betekend. RSA heeft niet aan het bevel tot opgave van haar vermogensbestanddelen voldaan.
k) Bij brief van 29 maart 2017 hebben de Curatoren RSA en Covenant Managers gesommeerd tot het openleggen van de boeken van RSA en tot het verlenen van medewerking aan het terugtreden van Covenant Managers als bestuurder van RSA en aan de benoeming in haar plaats van de Curatoren tot enig bestuurders van RSA. Aan deze sommatie is geen gevolg gegeven.

3.De vorderingen en het verweer

3.1
De Curatoren vorderen in conventie, samengevat, dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i. RSA, Corporate Agents en Covenant Managers zal verbieden om goederen van RSA te verkopen, leveren, over te dragen, over te doen gaan, bezwaren of op welke andere wijze dan ook aan het vermogen van RSA of het verhaal van de Curatoren te onttrekken of deze in waarde te doen verminderen;
RSA, Corporate Agents en Covenant Managers zal veroordelen tot openlegging van de boeken van RSA, des dat de één nakomende de ander zal zijn bevrijd;
Covenant Managers zal ontslaan als bestuurder van RSA met benoeming van de Curatoren tot bestuurders van RSA;
een en ander op straffe van een dwangsom van NAf 50.000 per dag of gedeelte daarvan.
3.2
De Curatoren leggen aan hun vorderingen, naast de hiervoor weergegeven feiten, onder meer ten grondslag dat RSA door [de failliet] is opgericht en gebruikt om zijn door verduistering verkregen vermogen aan het verhaal en zicht van eerst Megacube en nu de Curatoren te onttrekken, dat uit de Letter of Wishes blijkt dat aan [de failliet] de in de statuten van RSA omschreven oprichtersrechten (Founder’s Authorities) toekomen en dat [de failliet] daarmee de begunstigde is en de volledige controle heeft over RSA, dat de Curatoren vermogensrechtelijk in de plaats zijn getreden van [de failliet] en als zodanig bevoegd zijn diens oprichtersrechten uit te oefenen en daarmee tevens de bevoegdheid hebben Covenant Managers als bestuurder te ontslaan en zichzelf als bestuurders te benoemen, dat RSA, haar oprichter Corporate Agents en haar bestuurder Covenant Managers actief betrokken zijn bij het opzettelijk frustreren van het verhalen en achterhalen door de Curatoren van verduisterde gelden en eventuele andere vermogensbestanddelen en daarmee onrechtmatig handelen, dat sprake is van misbruik van identiteitsverschil tussen RSA en [de failliet], dat RSA en [de failliet] vereenzelvigd moeten worden en dat RSA ongerechtvaardigd is verrijkt.
3.3
RSA, Corporate Agents en Covenant Managers vorderen in reconventie, samengevat, dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i. de door de Curatoren ten laste van hen gelegde bewijsbeslagen zal opheffen, althans de Curatoren zal veroordelen tot opheffing;
de Curatoren zal gebieden de in beslag/gerechtelijke bewaring genomen bescheiden terug te geven;
een en ander op straffe van een dwangsom.
3.4
RSA, Corporate Agents en Covenant Managers leggen aan hun vorderingen onder meer ten grondslag dat de vordering van de Curatoren tot openlegging van boeken (de eis in de hoofdzaak) niet toewijsbaar is, dat de voorwaarden van artikel 843a Rv niet zijn vervuld, dat het beslag te veelomvattend is en neerkomt op een “fishing expedition” en dat de Curatoren niet aannemelijk hebben gemaakt dat het beslag noodzakelijk was.
3.5
Partijen hebben verweer gevoerd tegen elkaars vorderingen.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid van de Curatoren
4.1
RSA, Corporate Agents en Covenant Managers hebben zich in de eerste plaats verweerd met de stelling dat de Curatoren geen bevoegdheid hebben te vorderen wat zij in dit geding vorderen. Dat verweer moet worden verworpen.
4.2
De territoriale werking van een in een ander land uitgesproken faillissement brengt weliswaar mee dat het Zuid-Afrikaanse faillissementsbeslag zich niet uitstrekt over in Curaçao aanwezige vermogensbestanddelen van [de failliet], maar staat niet in de weg aan de werking van (andere) gevolgen van het Zuid-Afrikaanse faillissement. De Curatoren zijn in beginsel bevoegd ook met betrekking tot in Curaçao aanwezig vermogen dat tot de failliete boedel behoort beheers- en beschikkingshandelingen te verrichten en tot het ten behoeve van de faillissementsboedel instellen van vorderingen als hier aan de orde, een en ander mits het recht van Zuid-Afrika dat toelaat (zie HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5668,
Yukos II). Dit laatste is het geval, zoals ook uiteengezet in de door de Curatoren overgelegde opinies van Baker McKenzie Johannesburg.
4.3
RSA, Corporate Agents en Covenant Managers hebben aangevoerd dat het faillissement en de Curatoren alhier niet kunnen worden erkend wegens strijd met de openbare orde. Dat is volgens hen het geval omdat [de failliet] failliet is verklaard op basis van slechts één vordering - de vordering van Megacube - terwijl er in ons rechtssysteem geen sprake kan zijn van een faillissement als er slechts één schuldeiser is. Juist is inderdaad, zoals onlangs door de Hoge Raad nog eens bevestigd (HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:488), dat pluraliteit van schuldeisers bij ons een vereiste is voor het uitspreken van een faillissement. De rechtvaardiging voor dit vereiste wordt gevonden in de omstandigheid dat in ons faillissementsrecht het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens gezamenlijke schuldeisers. Met de openbare orde heeft de pluraliteitseis echter niets van doen. Datzelfde geldt voor de erkenning alhier van een faillissement en van faillissementscuratoren uit een jurisdictie die deze eis niet stelt.
4.4
De Curatoren komt derhalve de bevoegdheid toe tot het instellen van hun vorderingen. Zij kunnen daarin worden ontvangen.
Oprichtersrechten en faillissement
4.5
Partijen twisten over de vraag hoe de oprichtersrechten met betrekking tot een stichting particulier fonds (SPF) moeten worden gekwalificeerd. Volgens de Curatoren moeten de oprichtersrechten als een vermogensrecht worden gekwalificeerd, volgens RSA, Corporate Agents en Covenant Managers als een persoonlijk recht dat niet tot het vermogen van de rechthebbende kan worden gerekend.
4.6
Bij een SPF is, anders dan bij een gewone stichting, toegestaan dat het doel van de stichting inhoudt het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen of het doen van uitkeringen zonder ideële of sociale strekking aan anderen (artikel 2:50 lid 4 BW). RSA stelt zich blijkens haar statuten ten doel uitkeringen te doen uit haar vermogen aan door het bestuur aan te wijzen instellingen of personen. Uit artikel 5 van haar statuten volgt dat de oprichter de bevoegdheid heeft het bestuur te benoemen en ontslaan. Artikel 10 van de statuten bepaalt onder meer dat de oprichter een opvolger kan aanwijzen die zijn plaats inneemt, inclusief het recht om een opvolger aan te wijzen. Naar het Gerecht begrijpt en naar ook bij RSA is geschied, worden in de trustpraktijk in een Letter of Wishes afspraken gemaakt tussen de opdrachtgever van het trustkantoor (hier: [de failliet]) en het bestuur van een SPF (hier: Covenant Managers) over de oprichtersrechten en de daaruit voortvloeiende zeggenschap. Volgens de door [de failliet] afgegeven Letter of Wishes, die namens Covenant Managers is getekend ‘for acceptance and acknowlegdement’ is [de failliet] de enige houder van de oprichtersrechten van RSA en heeft hij de ‘sole control authorities on the assets’ van RSA. In de Source of Wealth Declaration is [de failliet] bovendien aangemerkt als de “ultimate beneficial owner” van RSA.
4.7
Artikel 3:6 BW omschrijft vermogensrechten als rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij te zamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
4.8
Gelet op de combinatie van begunstiging, zeggenschap en de bevoegdheid de oprichtersrechten te doen overgaan op derden, hebben de oprichtersrechten in RSA te gelden als een vermogensrecht in de zin van artikel 3:6 BW. De oprichtersrechten zijn in die zin vergelijkbaar met de rechten van een enig aandeelhouder in een besloten of naamloze vennootschap.
4.9
Indien tot uitgangspunt wordt genomen dat de oprichtersrechten op het moment van diens faillietverklaring bij [de failliet] berustten, brengt het voorgaande mee dat deze rechten thans tot zijn faillissementsboedel behoren en dat de Curatoren de daaruit voortvloeiende rechten kunnen uitoefenen, de rechten die eerder door [de failliet] konden worden uitgeoefend. Gelet op de volledige en uitsluitende zeggenschap en gerechtigdheid van [de failliet] met betrekking tot RSA, zijn de Curatoren in de positie van RSA en haar bestuurder Covenant Managers te verlangen dat aan hen inzage in de volledige administratie van RSA wordt verstrekt en dat zij zich onthouden van het vervreemden van vermogen van RSA.
4.1
Door RSA, Corporate Agents en Covenant Managers is ter zitting gesteld dat zij bij nader inzien tot de conclusie zijn gekomen dat de oprichtersrechten nog steeds bij de oprichter Corporate Agents berusten. Zij stellen dat [de failliet] en zij er steeds van zijn uitgegaan dat de oprichtersrechten op enig moment aan [de failliet] zijn overgedragen, waarvoor zij verwijzen naar de Letter of Wishes, maar dat het erop lijkt dat dit nooit is gebeurd. Volgens RSA, Corporate Agents en Covenant Managers is er namelijk geen overdrachtsakte, terwijl die op grond van artikel 3:94 BW wel vereist is. Zij stellen dat het bij Corporate Agents en in de trustpraktijk gebruikelijk is dat het trustkantoor na de oprichting van een SPF de oprichtersrechten bij notariële akte overdraagt aan de opdrachtgever/begunstigde. Een degelijke overdracht aan [de failliet] heeft nog niet plaatsgehad, waardoor Corporate Agents die rechten nog heeft. Desgevraagd is namens RSA, Corporate Agents en Covenant Managers ter zitting verklaard dat zij niet weten of dit nieuwe inzicht al met [de failliet] - met wie zij wel in contact staan - is besproken. Voor de beoordeling van de onderhavige vorderingen is dit nieuwe inzicht, wat daar verder van zij, echter niet doorslaggevend. Indien de oprichtersrechten abusievelijk niet aan [de failliet] zijn overgedragen, heeft hij terzake een vordering op Corporate Agents tot levering. Dit recht op levering behoort thans tot de faillissementsboedel, zodat de Curatoren dit recht jegens Corporate Agents kunnen doen gelden. Ook in dit geval kunnen zij van RSA en Covenant Managers - en nu ook van Corporate Agents - verlangen dat inzage wordt verstrekt en geen vermogen aan RSA wordt onttrokken.
4.11
RSA, Corporate Agents en Covenant Managers hebben nog aangevoerd dat de oprichtersrechten op grond van de Letter of Wishes als gevolg van het faillissement van [de failliet] zijn overgegaan op zijn echtgenote [naam echtgenote]. Daargelaten dat deze stelling zich niet lijkt te verhouden met de stelling van RSA, Corporate Agents en Covenant Managers dat voor overgang van de oprichtersrechten een akte van overdracht is vereist, kan de betreffende “wish” van [de failliet] niet in de weg staan aan het dwingendrechtelijke uitgangspunt van de artikelen 20 en 23 van de Zuid-Afrikaanse
Insolvensiewet 1936(en artikel 19 Faillissementsbesluit 1931), dat de schuldenaar door de faillietverklaring van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorend vermogen verliest. De ‘wish’ is met andere woorden niet faillissementsbestendig.
Onrechtmatige daad
4.12
Tegen de stellingen dat de Curatoren dat RSA door [de failliet] is opgericht en gebruikt om zijn door verduistering verkregen vermogen aan het verhaal en zicht van eerst Megacube en nu de Curatoren te onttrekken, hebben RSA, Corporate Agents en Covenant Managers niet veel inhoudelijker gereageerd dan met de stelling dat zij hieromtrent geen eigen kennis hebben en dat de Curatoren maar wat roepen. In het licht van de onderbouwing door de Curatoren van hun stellingen, mede aan de hand van in Zuid-Afrika en de Britse Maagdeneilanden gegeven rechterlijke beslissingen en afgelegde beëdigde verklaringen, en gelet op de relatie van RSA, Corporate Agents en Covenant Managers met hun opdrachtgever en begunstigde [de failliet], is die betwisting niet genoegzaam en zal van de juistheid van de stellingen van de Curatoren worden uitgegaan. Deze stellingen rechtvaardigen de conclusie dat sprake is van misbruik van het identiteitsverschil tussen RSA en [de failliet] en dat RSA daarmee onrechtmatig jegens de Curatoren handelt. Ook op deze grond kunnen de Curatoren aanspraak maken op inzage en op het behoud van het in RSA ondergebracht, door verduistering verkregen vermogen.
Vervreemdingsverbod en inzage (de vorderingen in conventie i. en ii.)
4.13
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zijn de vorderingen van de Curatoren sub i. en ii. toewijsbaar.
Vervanging bestuur RSA (de vordering in conventie iii.)
4.14
De Curatoren vorderen voorts dat Covenant Managers wordt ontslagen als bestuurder van RSA en dat zij in haar plaats worden benoemd.
4.15
De Curatoren hebben niet bestreden de stelling van RSA, Corporate Agents en Covenant Managers dat Corporate Agents onderdeel vormt van de Corpaq Group, een onder toezicht staande gerenommeerde internationale leverancier van trust- en managementdiensten die haar naam hoog heeft te houden en zich niet kan veroorloven zich in te laten met malversaties. Gelet daarop ligt het in de rede dat de Curatoren zich, mede naar aanleiding van dit vonnis en de uitvoering daarvan, nader met Corporate Agents en Covenant Managers verstaan over een eventuele wijziging in het bestuur van RSA. Voor rechterlijk ingrijpen lijkt de zaak op dit punt nog niet rijp. Anders dan geldt ten aanzien van het hiervoor besproken vervreemdingsverbod en bevel tot openlegging van boeken, ontbreekt bij dit onderdeel van de vordering een spoedeisend belang. Het daartoe strekkende verweer van RSA, Corporate Agents en Covenant Managers slaagt dan ook. Hun overige verweren terzake de gevorderde vervanging van het bestuur van RSA en de vraag in hoeverre dit in kort geding mogelijk is behoeven gelet daarop geen bespreking.
Opheffing bewijsbeslag en teruggave bescheiden (de vorderingen in reconventie)
4.16
Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de Curatoren gerechtigd zijn tot inzage in de administratie van RSA. Niet gebleken is voorts van een rechtens te respecteren belang van RSA, Corporate Agents en Covenant Managers bij de gevorderde opheffing en teruggave.
Slotsom en kosten
4.17
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van de Curatoren terzake het vervreemdingsverbod en de inzage worden toegewezen, met een beslissing over de gevorderde dwangsom als hierna omschreven. De vordering van de Curatoren tot ontslag en benoeming van het bestuur van RSA zal worden afgewezen, evenals de reconventionele vordering.
4.18
RSA, Corporate Agents en Covenant Managers zullen als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij zowel in conventie als in reconventie worden veroordeeld in de kosten van het geding.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding
in conventie
5.1
verbiedt RSA, Corporate Agents en Covenant Managers om goederen van RSA te verkopen, leveren, over te dragen, over te doen gaan, bezwaren of op welke andere wijze dan ook aan het vermogen van RSA of het verhaal van de Curatoren te onttrekken of deze in waarde te doen verminderen, zulks op straffe van een door ieder van hen te verbeuren dwangsom van NAf 50.000 voor iedere dag dat zij in strijd handelen met dit verbod, met een maximum van NAf 500.000;
5.2
veroordeelt RSA, Corporate Agents en Covenant Managers tot openlegging van de boeken van RSA, des dat de een nakomende de ander zal zijn bevrijd, zulks op straffe van een door ieder van hen te verbeuren dwangsom van NAf 10.000 voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoen, met een maximum van NAf 500.000;
5.3
veroordeelt RSA, Corporate Agents en Covenant Managers in de kosten van het geding aan de zijde van de Curatoren gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 450 aan griffierecht, NAf 1.575,45 aan oproepingskosten en NAf 1.500 voor salaris gemachtigde;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6
wijst af het gevorderde;
5.7
veroordeelt RSA, Corporate Agents en Covenant Managers in de kosten van het geding aan de zijde van de Curatoren gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 500 voor salaris gemachtigde;
5.8
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. P.E. de Kort en uitgesproken ter openbare zitting van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 5 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.