ECLI:NL:OGEAC:2022:225

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
CUR202004532
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Gerecht in een bestuursrechtelijke zaak betreffende tarieven voor PCR-testen

In deze zaak heeft eiseres, een naamloze vennootschap gevestigd te Curaçao, beroep ingesteld tegen een brief van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) waarin nieuwe tarieven voor PCR-testen zijn vastgesteld. Eiseres, die in het verleden als enige laboratorium PCR-testen afnam voor SVB-verzekerden, vond de nieuwe tarieven te laag en stelde dat de brief een beschikking was in de zin van artikel 3 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Gerecht moest eerst vaststellen of het bevoegd was om kennis te nemen van het beroep, aangezien alleen tegen een beschikking beroep kan worden ingesteld bij de Lar-rechter.

Het Gerecht oordeelde dat de brief geen beschikking was, omdat deze van algemene strekking was en gericht aan een open groep van (rechts)personen, namelijk alle laboratoria die PCR-testen voor SVB-verzekerden afnemen. De SVB had in haar verweerschrift aanvankelijk betoogd dat de brief geen beschikking was, maar wijzigde haar standpunt ter zitting. Het Gerecht concludeerde echter dat de brief informatief was en niet specifiek gericht op eiseres, waardoor het onbevoegd was om het beroep te behandelen. De uitspraak werd gedaan op 25 mei 2022, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

de naamloze vennootschap [eiseres],

gevestigd te Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. S.N.I. Francisco en M.R. Hammoud, advocaten,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster, hierna: de SVB,
gemachtigden: mrs. K.A. Martis en N.S. Dare, beiden werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Bij brief van 8 oktober 2020 heeft de SVB alle laboratoria, huisartsen, medisch specialisten en de Bloedbank geïnformeerd over de mogelijkheid van vergoeding van bepaalde PCR-testen voor alle laboratoria en welke tarieven vanaf 1 november 2020 van toepassing zullen zijn (de brief).
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld en dit vervolgens aangevuld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft producties ingediend.
De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, die zijn vergezeld door [directeur], directeur bij eiseres en [hoofd financiën], hoofd financiën bij eiseres. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Dare, die is vergezeld door [accountmanager SVB], accountmanager laboratoriumzorg bij de SVB.
Overwegingen
Waar gaat de zaak over?
1. Eiseres nam in het verleden als enige laboratorium PCR-testen af bij verzekerden van de SVB en ontving daarvoor een bepaalde vergoeding. Mede naar aanleiding van verzoeken van andere laboratoria om bepaalde PCR-testen te kunnen uitvoeren, heeft de SVB de onder “Procesverloop” vermelde brief verzonden.
Omdat de SVB sinds 1 november 2020 declaraties van PCR-testen tegen een ander tarief dan genoemd in de brief niet accepteert, is eiseres genoodzaakt om PCR-testen te declareren tegen de in de brief genoemde lagere tarieven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de brief, omdat zij de door de SVB in de brief genoemde tarieven te laag vindt.
Is het Gerecht bevoegd om te oordelen over het beroep van eiseres?
2. Het Gerecht dient, alvorens in te gaan op de inhoudelijke beroepsgronden van eiseres tegen de brief, eerst vast te stellen of hij bevoegd is om kennis te nemen van dat beroep. Daarvoor dient de vraag beantwoord te worden of de brief een beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar is. Uit artikel 7 van de Lar volgt immers dat alleen tegen een beschikking beroep kan worden ingesteld bij de Lar-rechter.
3. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Lar wordt onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, die niet van algemene strekking is.
4. Volgens eiseres is het Gerecht bevoegd om kennis te nemen van dit beroep, omdat de brief een beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar. De brief bevat rechtsgevolgen voor eiseres. Zij is immers verplicht de door haar afgenomen PCR-testen voor de SVB-verzekerden bij de SVB te declareren tegen de lagere, in de brief genoemde, tarieven. Daarbij komt volgens eiseres dat de SVB de nieuwe tarieven heeft vastgesteld in het kader van een aan haar toegekende publieke taak.
5. De SVB heeft in haar verweerschrift het standpunt ingenomen dat de brief geen beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar is. De SVB heeft vooruitlopend op de vaststelling van tarieven door de minister van Economische Ontwikkeling de nieuwe tarieven vastgesteld, terwijl hiervoor geen wettelijke grondslag is.
Ter zitting heeft de SVB haar standpunt gewijzigd. Volgens de SVB is de brief wel een beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar, omdat de SVB aan artikel 2, achtste lid, van het Landsbesluit Medisch Tarief Sociale Verzekeringen 2001 haar bevoegdheid ontleent om nieuwe tarieven vast te stellen.
6. Het Gerecht is van oordeel dat, anders dan partijen betogen, de brief geen beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar.
6.1
Weliswaar is – nog los van de vraag of de SVB een publiekrechtelijke bevoegdheid heeft om deze tarieven vast te stellen – sprake van een rechtshandeling, maar de brief is van algemene strekking. Deze brief is gezien zijn aard en strekking informatief en gericht aan een open groep van (rechts)personen. De nieuwe tarieven gelden namelijk voor alle medewerkende laboratoria die PCR-testen voor de SVB-verzekerden afnemen. Dat mogelijk op dit moment in feite slechts een beperkt aantal laboratoria op Curaçao aanwezig is, maakt dat niet anders. Immers, die groep van medewerkende laboratoria kan in de toekomst ook groter worden. Het Gerecht vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (het Hof) van 5 juni 2006 (ECLI:NL:OGHNAA:2006:BG1520).
6.2
De uitspraken waar eiseres ter zitting naar heeft verwezen, leiden niet tot een ander oordeel.
6.2.1
In de uitspraak van het Hof van 29 november 2004 (ECLI:NL:OGHNAA:2004:BF3982) ging het namelijk om een brief van de Centrale Bank van Aruba die alleen tot de appellante in die zaak gericht was en die zag op de door de appellante in die zaak verschuldigde deviezenprovisie. In deze zaak gaat het niet om een brief die gericht is aan alleen eiseres, maar aan alle laboratoria (en huisartsen, medische specialisten en Bloedbank).
6.2.2
In de uitspraak van dit Gerecht van 9 augustus 2021 (ECLI:NL:OGEAC:2021:145) ging het om twee besluiten van de SVB gericht aan twee specialisten. In elk besluit is voor de betreffende specialist door de SVB een productieplafond vastgesteld. In die zaak ging het dus - anders dan in deze zaak – om een specifiek geadresseerde.
6.2.3
In de uitspraken van 13 juli 2020 (ECLI:NL:OGEAC:2020:191) en van 3 februari 2021 (ECLI:NL:OGEAC:2021:10) ging het ook om beroepen tegen besluiten die (alleen) tot de desbetreffende eisers gericht waren. Het ging immers in beide zaken om terugvorderingsbesluiten van naar het oordeel van de SVB teveel aan die eisers betaalde bedragen.
7. Het Gerecht is dus onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen de brief, omdat die brief geen beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar is.
8. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaartzich
onbevoegdom kennis te nemen van het beroep tegen de brief van 8 oktober 2020.
Aldus vastgesteld door mrs. S. Lanshage, voorzitter, J. Sybesma en M.A. Evertsz, leden, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022, in tegenwoordigheid van
mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.