ECLI:NL:OGEAC:2021:10

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
CUR201901912 en CUR201901913
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van declaraties door de Sociale Verzekeringsbank van psychologen wegens motiveringsgebrek

In deze zaak hebben eisers, psychologen werkzaam bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), beroep ingesteld tegen de besluiten van de SVB tot terugvordering van declaraties. Eiseres heeft op 28 mei 2019 beroep ingesteld tegen de beschikking van 16 april 2019, waarin de SVB NAf 92.109,10 van haar terugvorderde. Eiser heeft op dezelfde datum beroep ingesteld tegen de beschikking van 17 april 2019, waarin de SVB NAf 214.921,22 van hem terugvorderde. De SVB stelde dat beide eisers misbruik hebben gemaakt van hun declaratiebevoegdheid door administratieve spreiding van hun productie, waardoor zij het productieplafond konden ontwijken.

Tijdens de zitting op 15 januari 2021 zijn de beroepen van eisers gevoegd behandeld. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen expliciete wettelijke grondslag voor de terugvordering bestaat. De SVB kan in beginsel terugvorderen wat onverschuldigd is betaald, maar in dit geval was er geen sprake van onverschuldigde betaling aan eiser. Het beroep van eiser is dan ook gegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit 2 is vernietigd.

Het Gerecht heeft verder geoordeeld dat de SVB onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat eiseres de gedeclareerde verrichtingen niet zelf heeft uitgevoerd. De SVB heeft de beroepsgrond van eiseres onvoldoende weerlegd, en het Gerecht heeft geconcludeerd dat het beroep van eiseres ook slaagt. Het bestreden besluit 1 is vernietigd wegens een motiveringsgebrek, en de SVB is opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beschikking te nemen. De SVB is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez, advocaat,

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerster,
gemachtigde: mr. K.A. Martis, werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Eiseres heeft op 28 mei 2019 beroep ingesteld tegen de beschikking van 16 april 2019 (CUR201901912). Eiser heeft op 28 mei 2019 beroep ingesteld tegen de beschikking van 17 april 2019 (CUR201901913).
De SVB heeft op 28 oktober 2019 een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op
15 januari 2021, waarbij de beroepen van eisers gevoegd zijn behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die is vergezeld door D. Arrindell, accountmanager bij de SVB.

Overwegingen

1. Het Gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Eisers waren ten tijde van belang, samen met collega [collega], als psychologen werkzaam bij [bureau]. Beiden zijn medewerkende van de SVB als bedoeld in Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960, P.B. 1969, no. 22, en als zodanig bevoegd om verrichtingen voor verzekerden op grond van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten bij de SVB te declareren.
1.2.
Bij beschikking van 16 april 2019 heeft de SVB NAf 92.109,10 van eiseres teruggevorderd (bestreden besluit 1). Aan bestreden besluit 1 heeft de SVB, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres heeft een bedrag van
NAf 307.030,32 ten onrechte bij de SVB gedeclareerd. Het gaat om werkzaamheden die eiser heeft verricht. Eiseres heeft misbruik gemaakt van haar declaratiebevoegdheid met het oogmerk eiser in staat te stellen door administratieve spreiding van zijn productie de op hem van toepassing zijnde normatieve werkbelasting (productieplafond) te ontwijken. Het aandeel van eiseres in deze constructie is bepaald op 30%. Daarom wordt 30% van het ten onrechte door eiseres gedeclareerde bedrag van haar teruggevorderd. Het restant wordt teruggevorderd van eiser.
1.3.
Bij beschikking van 17 april 2019 heeft de SVB NAf 214.921,22 van eiser teruggevorderd (bestreden besluit 2). Aan bestreden besluit 2 heeft de SVB, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft geen toestemming gekregen van de SVB om het in 2017 ingevoerde productieplafond pas later toe te passen teneinde hem in de gelegenheid te stellen zijn praktijkomzet voor de SVB af te bouwen tot onder de maximale norm. Eiseres heeft een bedrag van NAf 307.030,32 bij de SVB gedeclareerd voor werkzaamheden die eiser heeft verricht. Eiseres heeft misbruik gemaakt van haar declaratiebevoegdheid met het oogmerk eiser in staat te stellen door administratieve spreiding van zijn productie het productieplafond te ontwijken. Het aandeel van eiser in deze constructie is bepaald op 70%. Daarom wordt 70% van het door eiseres ten onrechte gedeclareerde bedrag van eiser teruggevorderd. Het restant wordt teruggevorderd van eiseres.
2. Eisers hebben in beroep tegen de bestreden besluiten, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De bestreden besluiten strekken tot het instellen van een plafond voor eisers aan wat zij op jaarbasis bij de SVB mogen declareren. Hiervoor ontbreekt een wettelijke grondslag. Eiseres heeft eiser ingehuurd voor verrichtingen die zij niet zelfstandig mocht doen. Die samenwerking wordt ten onrechte verboden. Verder ontbreekt een wettelijke grondslag voor de terugvordering. Het werk is immers verricht. De verdeling van de teruggevorderde bedragen over eisers is geheel arbitraal bepaald, zonder wettelijke bevoegdheid. Verzocht wordt om de SVB te veroordelen in de geleden schade.
3. Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
In geschil is de beantwoording van de vraag of de SVB terecht het door eiseres gedeclareerde bedrag van NAf 307.030,32 van eisers heeft teruggevorderd.
3.2.
Vastgesteld wordt dat er geen expliciete wettelijke grondslag voor terugvordering bestaat. Zoals het Gerecht eerder heeft geoordeeld (uitspraak van
13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:191 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:OGEAC:2020:191&showbutton=true&keyword=terugvordering)), is de SVB in beginsel bevoegd om tot terugvordering van ten onrechte uitbetaalde declaraties over te gaan op grond van het algemene rechtsbeginsel dat hetgeen onverschuldigd is betaald kan worden teruggevorderd, tenzij algemene rechtsbeginselen zich daartegen verzetten. In een situatie waarin de medewerkende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat ten onrechte of te veel is betaald, kan de SVB in beginsel hetgeen aan de medewerkende onverschuldigd is betaald, gedurende twee jaar na de dag van de uitbetaling terugvorderen. Deze termijn kan tot vijf jaren worden verlengd indien de gemaakte fout door toedoen van de medewerkende is ontstaan. Op de grondslag van een beschikking tot terugvordering kan de SVB overgaan tot invordering van het bij de terugvordering vastgestelde bedrag. Geschillen daarover – bijvoorbeeld of de SVB kan overgaan tot verrekening – staan echter ter toets van de burgerlijke rechter.
3.3.
Gelet op wat onder 3.2 is overwogen dient de vraag te worden beantwoord of de SVB de in geding zijnde gedeclareerde bedragen onverschuldigd heeft betaald. Reeds omdat de SVB uitsluitend aan eiseres de declaraties heeft betaald en niet aan eiser, is van onverschuldigde betaling aan eiser geen sprake. Het beroep van eiser slaagt, zodat bestreden besluit 2 moet worden vernietigd.
3.4.
Eiseres heeft aangevoerd dat de SVB er ten onrechte vanuit is gegaan dat eiseres de verrichtingen waarvoor zij heeft gedeclareerd, niet zelf heeft gedaan. Het gaat om verrichtingen die zij wel heeft gedaan maar waarvoor zij eiser nodig had omdat zij voor die verrichtingen onvoldoende bevoegd was. Daarvoor heeft eiser aan eiseres een factuur gestuurd. Zij betwist de weergave van het gespreksverslag van 22 oktober 2018, althans de interpretatie die de SVB daarvan geeft.
3.5.
Voor de onderbouwing van haar standpunt dat eiseres de gedeclareerde verrichtingen niet zelf heeft gedaan, heeft de SVB verwezen naar de volgende gegevens.
3.5.1.
In een verslag van een gesprek op 22 oktober 2018 tussen eiseres en medewerkers van de SVB is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Op de vraag van de heer [A] (afdeling controle) of zij verrichtingen heeft gedeclareerd welke door de heer [eiser] zijn verricht antwoordt mevrouw [eiseres] positief. De SVB verzoekt haar om deze informatie op detailniveau (ID’s van de verzekerden, behandeldatum en verrichtingen) te doen toekomen aan de SVB.”
Op 23 oktober 2018 heeft eiseres het toegezegde overzicht van cliënten aan de SVB gestuurd, evenals aan de inspecteur-generaal volksgezondheid (inspecteur). Op dit overzicht staan de namen van 221 cliënten vermeld met hun geboortedatum, indicatie, datum van de verrichting en declaratiecode 50321 (psychologisch onderzoek).
3.5.2.
In zijn brief van 23 oktober 2018 aan eiser, heeft de inspecteur onder verwijzing naar hun gesprek op 22 oktober 2018 melding gemaakt van de volgende punten die aan de orde zijn geweest:
“1. Het samenwerkingsverband tussen u en de dames [eiseres] en [collega] is op uw initiatief tot stand gekomen.
2. Genoemde dames hebben in de afgelopen jaren bij de SVB verrichtingen gedeclareerd (psychologische onderzoeken) die door u zijn gedaan. In het merendeel van de gevallen staat uw naam op de betreffende rapporten.
3. De declaraties zijn door de genoemde dames geïnd. U heeft de dames gefactureerd voor uw werkzaamheden.
(…)”
3.5.3.
Uit reisgegevens van eiseres blijkt, voor zover van belang, wanneer eiseres in de jaren 2017 en 2018 per vliegtuig Curaçao is in- en uitgereisd. Op basis hiervan heeft de SVB een vergelijking opgesteld tussen de data van behandeling en het reisgedrag van eiseres. Deze vergelijking laat, aldus de SVB, zien dat eiseres de desbetreffende verrichtingen niet kan hebben verricht, omdat zij op de genoemde data van behandeling niet in Curaçao verbleef.
3.5.4.
Op basis van een analyse van de productie van eisers en mevrouw [collega] in de jaren 2016 tot en met het derde kwartaal van 2019 heeft de SVB geconcludeerd dat, gelet op het verband tussen het bereiken van het productieplafond door eiser en het gaan produceren door eiseres, eiseres heeft gedeclareerd voor verrichtingen van eiser.
3.6.
Het Gerecht oordeelt dat de SVB de beroepsgrond van eiseres onvoldoende heeft weerlegd aan de hand van de overgelegde gegevens. Het gespreksverslag van 22 oktober 2018 heeft eiseres niet voor akkoord of gezien ondertekend. Ook de in de brief van 23 oktober 2018 neergelegde weergave van het gesprek dat de inspecteur op 22 oktober 2018 met eiser had, heeft eiser niet voor akkoord of gezien ondertekend. Verder staan op het vergelijkingsoverzicht van behandeldata met de reisdata van eiseres slechts zes behandeldata met declaratiecode 50321, de code die gekoppeld is aan alle gedeclareerde verrichtingen in het onder 3.5.1 bedoelde overzicht. Deze zes behandeldata vallen allemaal in periodes waarin eiseres in Curaçao verbleef. Bovendien blijkt uit het overzicht dat voor elke behandeling met declaratiecode 50321 een tijdsbesteding van 12 uur staat. Hieruit kan redelijkerwijs worden afgeleid dat de behandeling niet alleen op de genoemde datum, maar op meerdere dagen heeft plaatsgevonden. Dit ondersteunt de stelling van eiseres dat het vergelijkingsoverzicht niet de behandeldata, maar de declaratiedata weergeven. De conclusie van de SVB op basis van de analyse van de meerjarige productie van eisers, die erop neerkomt dat eiseres de productie van eiser administratief heeft overgenomen nadat eiser zijn productieplafond had bereikt, acht het Gerecht te stellig. Zo blijkt uit de onder 3.5.2 genoemde brief van de inspecteur dat eiser naast zijn werk als vrijgevestigd, declarerend psycholoog in Curaçao, drie dagen per week werkt op Bonaire, Sint Maarten en Sint Eustatius en zes uur per week voor Brasami. Deze gegevens zijn niet in de analyse betrokken.
3.7.
De slotsom is dat het beroep van eiseres slaagt. Bestreden besluit 1 moet wegens een motiveringsgebrek worden vernietigd. Het Gerecht beschikt over onvoldoende gegevens om zelf in de zaak te voorzien. De SVB zal daarom worden opgedragen om binnen twee maanden na verzending van deze uitspraak een nieuwe beschikking te nemen.
4. Voor toewijzing van het verzoek om veroordeling van de SVB tot vergoeding van schade ziet het Gerecht onvoldoende aanleiding.
5. Het Gerecht ziet aanleiding om de SVB te veroordelen in de proceskosten van eisers. Deze worden begroot op in totaal NAf 1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-) aan gemachtigdensalaris.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep van eiseres
    gegrond;
  • vernietigthet besluit van 16 april 2019;
  • draagtde SVB
    opbinnen twee maanden na verzending van deze uitspraak een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • verklaarthet beroep van eiser
    gegrond;
  • vernietigthet besluit van 17 april 2019;
  • wijsthet verzoek om schadevergoeding
    af;
  • veroordeeltde SVB tot betaling aan eisers van hun proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,- ;
  • draagtde SVB
    ophet door eiser en eiseres betaalde griffierecht van NAf 50,- elk aan hen te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.