ECLI:NL:OGEAC:2021:145

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
CUR202001612, CUR202001614
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten Sociale Verzekeringsbank inzake productieplafond voor medisch specialisten

In deze zaak hebben eisers, twee medisch specialisten, elk afzonderlijk beroep ingesteld tegen besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 20 mei 2020 en 22 mei 2020, waarin productieplafonds voor hun zorgverlening zijn vastgesteld. De eisers, een cardioloog en een longarts, zijn werkzaam in Curaçao en hebben samen een kliniek. De SVB had hen geïnformeerd over de introductie van een individueel productieplafond per 1 juli 2020, wat hen zou beperken in hun declaraties. De eisers stelden dat er geen wettelijke grondslag was voor het vaststellen van deze plafonds en dat dit in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur en hun eigendomsrecht. Tijdens de zitting op 21 juli 2021 zijn de zaken gevoegd behandeld. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de SVB niet de juiste wettelijke basis had om een productieplafond eenzijdig vast te stellen. De SVB had moeten onderhandelen over zorgcontracten met de eisers, maar dit was niet gebeurd. Het Gerecht heeft de beroepen gegrond verklaard, de besluiten van de SVB vernietigd en de SVB veroordeeld in de proceskosten van de eisers. De uitspraak is gedaan op 9 augustus 2021.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiser 1]

[eiser 2]
wonende in Curaçao,
eisers,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en S.J.C. Anthonio
en

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerster,
gemachtigde: mr. K. Martis, werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Eisers hebben ieder afzonderlijk beroep ingesteld tegen de besluiten van de SVB van
20 mei 2020 onderscheidenlijk 22 mei 2020 (bestreden besluiten).
De SVB heeft verweerschriften ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op
21 juli 2021 waar de zaken gevoegd zijn behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. Anthonio. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, D. Arrindell en E. Florez.

Overwegingen

1. Het Gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Eisers zijn cardioloog onderscheidenlijk longarts. Zij voeren samen het [naam kliniek]. Beiden zijn medewerkenden als bedoeld in de Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960 (medewerkenden).
1.2.
Bij brief van 14 augustus 2019 heeft de SVB alle medewerkenden geïnformeerd dat zij in de komende maanden worden benaderd met een concept zorgcontract.
1.3.
Bij brief van 8 oktober 2019 heeft de SVB de Vereniging Medische Specialisten Curaçao (VMSC) uitgenodigd om wijzigingen in de zorg te bespreken en VMSC een concept zorgcontract toegezonden.
1.4.
Bij brief van 28 februari 2020 heeft de SVB alle vrijgevestigde medisch specialisten geïnformeerd dat per 1 juli 2020 voor hen een individueel productieplafond wordt geïntroduceerd. Dit heeft de SVB als volgt toegelicht. Per
1 januari 2020 is het Landsbesluit taakstelling zorguitgaven in werking getreden. De hierin neergelegde taakstelling voor onder meer medisch-specialistische zorg heeft ten doel om een doelmatige en duurzame financiering van de curatieve zorg te realiseren. De introductie van een productieplafond is daartoe één van de door de regering aangewezen instrumenten. In de brief is een tabel opgenomen waarin de te hanteren productieplafonds voor de tweede helft van 2020 en voor heel 2021 zijn opgenomen, waarvan de hoogte is gerelateerd aan de gemiddelde werkelijke productie over de periode 2017-2019.
1.5.
Op 10 april 2020 hebben eisers ieder afzonderlijk bezwaar gemaakt tegen de onder 1.4 bedoelde brief. De SVB heeft hierop niet gereageerd. Eisers hebben geen nadere actie ondernomen.
1.6.
Bij de bestreden besluiten heeft de SVB, onder verwijzing naar het algemene schrijven van 28 februari 2020, de voor eisers geldende productieplafonds vastgesteld. Voor ieder van eisers geldt een productieplafond van
NAf 375.000 in de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 en
NAf 750.000 voor het kalenderjaar 2021. Declaraties die in de desbetreffende behandelperiode de genoemde bedragen overschrijden, worden door de SVB niet betaalbaar gesteld.
2. Op 16 juni 2020 hebben eisers ieder afzonderlijk beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Daarbij hebben zij, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de wettelijke grondslag voor het instellen van een productieplafond ontbreekt, dat de bestreden besluiten in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht.
3. Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling.
3.1. Wettelijk kader
3.1.1. Landsverordening basisverzekering ziektekosten (PB 2013, no. 3; BVZ)
Artikel 7.1, eerste lid: de uitvoeringsorganisatie sluit voor de uitvoering van de BVZ met medische beroepsbeoefenaren en zorginstellingen een zorgcontract.
Artikel 7.1, vierde lid: bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere criteria gesteld waaraan zorgcontracten ten minste moeten voldoen. Deze criteria hebben slechts betrekking op zorgcontracten die na de inwerkingtreding van het landsbesluit tot stand komen.
Artikel 7.1, vijfde lid: partijen kunnen overeenkomen dat de praktijkomvang van een zorgaanbieder een daarbij bepaald maximum niet te boven gaat.
Artikel 7.2, eerste lid: omtrent de inhoud van de met zorgaanbieders te sluiten zorgcontracten wordt overleg gepleegd met representatieve organisaties van zorgaanbieders.
Artikel 7.2, tweede lid: dit overleg mondt uit in een modelovereenkomst voor de desbetreffende groep zorgaanbieders die in overeenstemming is met het landsbesluit, bedoeld in artikel 7.1, vierde lid.
Artikel 7.2, derde lid: indien een modelovereenkomst is vastgesteld, wijken de desbetreffende bepalingen in de met de individuele zorgaanbieders te sluiten zorgcontracten daarvan niet af.
Artikel 12.6: in afwijking van de artikelen 7.1 tot en met 7.4 behoudt, zolang ter zake geen voorzieningen krachtens de BVZ zijn getroffen, de Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960 zijn geldigheid. Gedurende die periode blijven de artikelen 7.2, 7.3 en 7.4 buiten toepassing.
3.1.2.
Landsbesluit nadere criteria zorgcontracten (PB 2019, no. 28; Lbncz)
Artikel 1, eerste lid 1 onder d: als nader criterium voor zorgcontracten als bedoeld in artikel 7.1, vierde lid, van de BVZ wordt een productieplafond vastgesteld.
3.1.3.
Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen (PB 1960, no. 22; RMSV)
Artikel 9: de medewerkende dient te handelen overeenkomstig de bepalingen van de sociale verzekeringen alsmede de bepalingen vastgelegd ten aanzien van de medewerking. Blijft de medewerkende dienaangaande zonder gegronde redenen in gebreke, dan kan de betaling van zijn nota's geheel of ten dele worden geweigerd (…).
Artikel 10, eerste lid: de directeur stelt ten behoeve van een juiste administratie en organisatie der sociale verzekeringen de benodigde formulieren alsmede een gedragslijn voor de medewerkenden vast.
Artikel 10, tweede lid: de medewerkende dient deze formulieren op de voorgeschreven wijze in te vullen en te behandelen en de regels der gedragslijn na te komen.
3.1.4.
Landsbesluit taakstelling zorguitgaven (PB 2019, no. 26; Lbtz)
Artikel 4: voor de uitgaven in verband met medisch-specialistische zorg wordt de volgende taakstelling voor de Uitvoeringsorganisatie vastgesteld: gedurende de referentieperiode (1 januari 2020 tot en met 31 december 2024) realiseert de Uitvoeringsorganisatie per jaar een besparing van NAf 17 miljoen ten opzichte van de uitgaven in 2017.
3.2.
Partijen houdt allereerst verdeeld het antwoord op de vraag of de in de bestreden besluiten neergelegde productieplafonds gestoeld zijn op een wettelijke grondslag. Daarover wordt het volgende overwogen.
3.3.
Op 1 februari 2013 is de BVZ in werking getreden. Hoofdstuk 7 van de BVZ regelt dat de Uitvoeringsorganisatie, thans de SVB, voor de uitvoering van de BVZ een zorgcontract sluit met medische beroepsbeoefenaren en zorginstellingen. Dit zorgcontract komt, voor zover dit wordt gesloten met medewerkenden, in de plaats van de RMSV die op dit moment de relatie tussen de SVB en de medewerkenden reguleert. Zie de toelichting op artikel 12.6 in de memorie van toelichting bij de BVZ. Bij het op 1 januari 2020 in werking getreden Lbncz zijn nadere criteria vastgesteld die de SVB zal aanhouden bij het onderhandelen van de zorgcontracten. Blijkens de nota van toelichting bij de Lbncz heeft de wetgever met de invoering van de zorgcontracten een systeem voor ogen dat meer maatwerk vertegenwoordigt en gericht is op het verbeteren van de zorg aan de patiënt en het bevorderen van de doelmatigheid in de zorgsector. Het stellen van criteria is nodig om het proces van de totstandkoming van de zorgcontracten af te ronden. De criteria betreffen kaders voor het bevorderen van transparantie in de totstandkoming van de zorgcontracten. De inwerkingtreding is gesteld op 1 januari 2020 opdat er tussen de datum van bekendmaking en de inwerkingtreding voldoende tijd beschikbaar is voor de stakeholders om de zorgcontracten voor te bereiden, zo is in de nota van toelichting te lezen.
3.4.
De vijf criteria van het Lbncz bij het onderhandelen van zorgcontracten betreffen, samengevat, het werken aan de hand van diagnosebehandelcombinaties, het werken volgens een handboek met regels en richtlijnen, het hanteren van de pensioengerechtigde leeftijd op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering, deelname aan farmacotherapeutisch overleg en het productieplafond.
3.5.
Op grond van artikel 12.6 van de BVZ behoudt de RMSV zijn geldigheid zolang geen voorzieningen krachtens de BVZ zijn getroffen. Deze situatie duurt nog steeds voort, omdat, zo heeft de SVB ter zitting toegelicht, de Zorgautoriteit, waarnaar wordt verwezen in de toelichting op de artikelen 7.1 tot en met 7.4 van de BVZ, nog niet tot stand is gekomen. De Zorgautoriteit krijgt een sturende en coördinerende rol en zal gaan toetsen op de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de uitvoering.
3.6.
Gelet op wat is overwogen onder 3.3 tot en met 3.5 wordt vastgesteld dat met de invoering van de BVZ is beoogd dat, voor wat betreft de uitvoering van de BVZ, de SVB met de zorgverleners een contractuele relatie aangaat door middel van het sluiten van zorgcontracten. Daarin worden afspraken gemaakt over onder meer een productieplafond. Tevens wordt vastgesteld dat dit systeem van zorgcontracten nog niet (volledig) kan worden ingevoerd, zodat ingevolge het overgangsrecht van de BVZ de verhouding tussen de SVB en medewerkenden, waaronder eisers, vooralsnog beheerst blijft worden door de RMSV.
3.7.
De SVB heeft het standpunt ingenomen dat ook de RMSV een wettelijke grondslag biedt om, vooruitlopend op de onderhandelingen over met zorgverleners af te sluiten zorgcontracten, een productieplafond in te voeren zoals met de bestreden besluiten is gebeurd. Deze grondslag is volgens de SVB gelegen in de artikelen 9 en 10 van de RMSV. Eisers hebben het standpunt van de SVB gemotiveerd betwist. Deze beroepsgrond slaagt.
3.8.
Artikel 9 van de RMSV verwijst naar de bepalingen van de sociale verzekeringen. Dit betreft de Landsverordeningen Ziekte- en Ongevallenverzekering. Deze verordeningen bevatten geen specifieke bepalingen die zien op de bevoegdheid van de SVB om een productieplafond vast te stellen. Verder verwijst artikel 9 van de RMSV naar bepalingen ten aanzien van de medewerking. Zoals blijkt uit artikel 10 van de RMSV, gaat het hier om bepalingen die zien op een juiste administratie en organisatie waarvoor de SVB formulieren en een gedragslijn vaststelt. Ook deze bepalingen bevatten geen specifieke grondslag voor het vaststellen van een productieplafond, althans de SVB heeft niet aannemelijk gemaakt welke gedragslijn ter zake is vastgesteld.
3.9.
De SVB heeft verder betoogd dat de taakstelling die is opgelegd in artikel 4 van het Lbtz noopt tot het opleggen van een productieplafond aan eisers. Zoals in de nota van toelichting bij het Lbtz is te lezen, is het verlagen van de uitgaven aan medisch-specialistische zorg voorzien in het aangaan van zorgcontracten als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de BVZ en het hiertoe stellen van nadere criteria in het Lbncz. De besparingen in dit kader hangen samen met de introductie van productieplafonds en afspraken over de praktijkomvang, zo stelt de toelichting. Ook deze toelichting maakt duidelijk dat de SVB een productieplafond slechts via een met de zorgverlener te onderhandelen zorgcontract kan afspreken. Voor het eenzijdig vaststellen van een productieplafond zoals in de bestreden besluiten is gebeurd, bestaat geen wettelijke grondslag. Het betoog van de SVB slaagt daarom niet.
3.10.
De slotsom is dat het beroep slaagt. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer. De bestreden besluiten zullen worden vernietigd.
4. Het Gerecht ziet aanleiding om de SVB te veroordelen in de proceskosten van eisers. Deze worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor ieder van eisers begroot op NAf 1.050,- voor verleende rechtsbijstand (een punt voor het beroepschrift, een halve punt voor de zitting, waarde per punt NAf 700,-, wegingsfactor 1).

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaartde beroepen tegen de besluiten van 20 mei 2020 en 22 mei 2020
gegrond;
-
vernietigtdeze besluiten;
-
veroordeeltde SVB in de proceskosten van eisers tot een bedrag van NAf 1.050 elk;
-
bepaaltdat de SVB aan ieder van eisers het griffierecht van NAf 50
vergoedt.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.