ECLI:NL:OGEAC:2022:156

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
CUR202102349, CUR202102350 en CUR202104371
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake belastingaanslagen en premie-inkomen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, die in 2017 een eenmanszaak voor de verkoop van vuurwerk heeft opgericht, heeft bezwaar gemaakt tegen aanslagen premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ die hem in april 2019 zijn opgelegd. De Inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, maar de belanghebbende betwistte deze verklaring en stelde dat hij pas later op de hoogte was geraakt van de aanslagen door een aanmaning. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet had aangetoond dat de aanslagen tijdig waren verzonden, waardoor de bezwaartermijn pas op 15 juli 2019 begon. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en verlaagde de aanslagen tot een premie-inkomen van NAf 850. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 8 juni 2022
BBZ nrs. CUR202102349, CUR202102350 en CUR202104371
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

Vooraf

1.1
Het Gerecht heeft bij het registreren van het beroepschrift per abuis geen zaaknummer aan de aanslag premie BVZ toegekend. Dit is na afloop van de zitting alsnog gebeurd (nr. CUR202104371).
1.2
Aan belanghebbende zijn op 26 april 2019 aanslagen premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor het jaar 2017 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 12.695, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 586 (AOV/AWW), NAf 126 (AVBZ) en NAf 1.247 (BVZ).
1.3
Belanghebbende heeft op 29 juli 2019 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 juli 2021 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
1.5
Belanghebbende heeft op 26 augustus 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Inspecteur. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 19 april 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
Partijen zijn per abuis alleen uitgenodigd voor een zitting betreffende de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ. De zitting had met goedvinden van partijen eveneens betrekking op de aanslag premie BVZ. De zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] van het kantoor [X], [B] en [C] (belanghebbendes broer). Namens de Inspecteur is verschenen [D]. Belanghebbende heeft ter zitting een nader stuk overgelegd.
1.8
Belanghebbende heeft na afloop van de zitting op 25 april 2022, op verzoek van het Gerecht, een nader stuk (kopie aanmaning) overgelegd. Dit nader stuk is op 26 april 2022 aan de Inspecteur toegezonden.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende (geboren op [geboortedatum]) vormde in het jaar 2017 tezamen met zijn moeder een huishouden. Hij heeft in september 2017 een eenmanszaak ‘[CF]’ opgericht voor het verkopen van vuurwerk.
2.2
Belanghebbende heeft op 28 mei 2018 een aangiftebiljet inkomstenbelasting voor het jaar 2017 ingediend. Daarin is vermeld dat hij gedurende het jaar 2017 werkloos was. Belanghebbende heeft een belastbaar inkomen aangegeven van NAf 850,26 afkomstig uit opbrengst uit de eenmanszaak. Bij zijn aangifte heeft belanghebbende een overzicht met specificaties overgelegd van de opbrengsten en uitgaven met betrekking tot zijn eenmanszaak. In dit overzicht van [CF] over het jaar 2017 is opgenomen dat de opbrengst NAf 12.695,38 bedraagt, de uitgaven NAf 11.845,12 zijn en dat het resultaat NAf 850,26 bedraagt. Volgens het overzicht is in het jaar 2017 op vijf dagen (27 december 2017 tot en met 31 december 2017) vuurwerk verkocht.
2.3
De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen afgeweken van de aangifte en heeft het premie-inkomen vastgesteld op NAf 12.695.
2.4
Belanghebbende heeft ter zitting een doktersverklaring (huisarts [huisarts]) met een datum van 21 april 2022 overgelegd. De huisarts verklaart in de brief dat zij belanghebbende reeds 10 jaar als patiënt kent, dat belanghebbende constant lijdt aan pijn aan zijn rug, en dat belanghebbende hierdoor niet in staat is om werkzaamheden uit te voeren.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of belanghebbende tijdig bezwaar heeft gemaakt. Daarnaast is in geschil of de aanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende stelt dat hij pas later door de aanmaning van 15 juli 2019 op de hoogte is geraakt van de aanslagen, daardoor later bezwaar kon maken en daarom ontvankelijk is in zijn bezwaar. Daarnaast stelt belanghebbende dat de aanslagen naar te hoge bedragen zijn opgelegd. Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen overeenkomstig de ingediende aangifte.
3.3
De Inspecteur stelt dat belanghebbende te laat bezwaar heeft gemaakt en dat de aanslagen terecht gecorrigeerd zijn tot naar een premie-inkomen van NAf 12.695.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar

4.1
Belanghebbende heeft de niet-ontvankelijkheid verklaring van zijn bezwaar betwist. Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht derhalve de ontvankelijkheid van belanghebbendes bezwaar te beoordelen.
4.2
In artikel 29, lid 1, ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.3
De onderhavige aanslagbiljetten zijn gedagtekend op 26 april 2019. Belanghebbende stelt dat hij pas door de aanmaning van 15 juli 2019 op de hoogte is geraakt van de aanslagen, zodat de bezwaartermijn later is aangevangen. De Inspecteur betwist dat belanghebbende pas op 15 juli 2019 de aanmaning heeft ontvangen en heeft aangevoerd dat dit eerder is gebeurd omdat de aanmaning op 3 juli 2019 door de Ontvanger is afgedrukt.
4.4
Het Gerecht overweegt dat belanghebbende met zijn stelling heeft betwist dat de Inspecteur de aanslagbiljetten tijdig naar hem heeft verzonden, ook zonder dat hij expliciet melding maakt van die stelling (vgl. HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102). In dat geval moet de Inspecteur bewijzen dat de aanslagen wel tijdig en rechtsgeldig aan belanghebbende zijn verstuurd (vgl. HR 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB8440; GEA Aruba 15 juni 2018, ECLI:NL:OGEAA:2018:361). Dit is niet gebeurd. Nu de aanslagen eerst op 15 juli 2019 bekend zijn gemaakt, vangt de bezwaartermijn pas dan aan. Het bezwaarschrift is op 29 juli 2019, derhalve binnen de termijn van twee maanden ingediend.
4.5
Uit het voorgaande blijkt dat de Inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep dient reeds daarom gegrond te worden verklaard.
Aanslagen premies AOV/AWW , premie AVBZ en BVZ
4.6
De Inspecteur heeft in de regel de bewijslast voor de feiten die tot een verhoging van de verschuldigde belasting of premieheffing leiden. Voor het onderhavige geval betekent dit dat de Inspecteur, die meent dat belanghebbende een premie-inkomen van NAf 12.695 heeft genoten, daarvan de bewijslast draagt. Hij dient dus feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat voormeld bedrag als premie-inkomen moet worden vastgesteld. Deze bewijslast brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door de Inspecteur gestelde, dit ten nadele werkt van de Inspecteur.
4.7
De Inspecteur heeft het inkomen van belanghebbende vastgesteld op het bedrag dat in het jaaroverzicht van ‘[CF]’ en in de aangifte aan opbrengsten (NAf 12.695) is aangegeven. Het Gerecht overweegt hierover dat uit het overzicht en de aangifte ook blijkt dat voor de verkoop van vuurwerk kosten zijn gemaakt ten bedrage van NAf 11.845,12. De kosten zijn niet betwist door de Inspecteur. De Inspecteur heeft gelet op het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende een inkomen heeft genoten van NAf 12.965.
4.8
De Inspecteur heeft ook aangegeven dat op basis van cijfers van het Centraal Bureau van Statistiek een inwoner van Curaçao in 2017 NAf 14.784 nodig heeft om in zijn minimum levensonderhoud te kunnen voorzien. De Inspecteur verbindt hieraan de conclusie dat een inkomen van NAf 850, zoals aangegeven door belanghebbende, niet juist kan zijn. Volgens de Inspecteur zijn personen met een laag inkomen zeer actief in het zwarte circuit en daarom acht hij het niet onwaarschijnlijk dat belanghebbende meer inkomsten heeft genoten in het jaar 2017. De Inspecteur is met zijn blote stellingen niet geslaagd in zijn bewijslast. Het Gerecht neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.9
Belanghebbende heeft in zijn aangifte verklaard werkloos te zijn geweest. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft belanghebbende een doktersverklaring overgelegd waaruit blijkt dat hij niet kan werken in verband met pijn aan de rug. Ter zitting heeft belanghebbendes broer geloofwaardig verklaard dat belanghebbende, in het onderhavige jaar bij zijn familie (moeder) woonde, en dat hij door zijn familie werd onderhouden. Ook heeft hij verklaard, dat belanghebbende in 2017 vijf dagen vuurwerk heeft verkocht en daarbij is geholpen door zijn familie.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslagen premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ tot aanslagen naar een premie-inkomen van NAf 850;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 8 juni 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500