ECLI:NL:OGEAC:2022:151

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
CUR202102210 t/m CUR202102212
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen belastingaanslagen na vernietiging door Inspecteur

Op 10 juni 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, wonende buiten Curaçao, beroep had ingesteld tegen aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premies AOV/AWW voor het jaar 2012. De Inspecteur had op 4 september 2020 deze aanslagen opgelegd, maar heeft tijdens de beroepsprocedure op 24 mei 2022 de aanslagen vernietigd, waardoor de belanghebbende's bezwaren zijn ingewilligd. Het Gerecht oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er geen belang meer was bij een uitspraak, nu de Inspecteur aan de bezwaren van de belanghebbende had voldaan.

Het Gerecht heeft tevens overwogen dat in gevallen waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht dient te vergoeden. De belanghebbende had verzocht om een integrale proceskostenvergoeding van NAf 1.745, een bedrag dat door de Inspecteur niet was weersproken. Het Gerecht heeft dit bedrag toegewezen, evenals het griffierecht van NAf 50 dat door de belanghebbende was betaald. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die van de Inspecteur verwacht mag worden bij het opleggen van aanslagen en het tijdig reageren op bezwaren.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juni 2022
BBZ nrs. CUR202102210 t/m CUR202102212
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende buiten Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 4 september 2020 aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premies AOV/AWW voor het jaar 2012 opgelegd naar een belastbaar- en premie inkomen van NAf 93.481, resulterend in verschuldigde bedragen van NAf 20.481 (IB), NAf 1.869 (AVBZ) en NAf 13.020 (AOV/AWW).
1.2
Belanghebbende heeft op 23 oktober 2020 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 9 augustus 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.4
De Inspecteur heeft op 24 mei 2022 een e-mail en screenprints ingediend.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is, zonder voorafgaand bericht, niemand verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting nadere stukken overgelegd. De rechter heeft het onderzoek aangehouden.
1.6
Het Gerecht heeft het onderzoek op 31 mei 2022 per e-mail gesloten.

2.OVERWEGINGEN

2.1
De Inspecteur heeft hangende deze beroepsprocedure, op 24 mei 2022, de aanslagen vernietigd. De Inspecteur is daarmee aan belanghebbendes bezwaren tegemoet gekomen. Dit brengt mee dat het beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
2.2
Daarmee komt het belang aan deze beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO5988; HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:43). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient dit beroep blijkens voormelde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
In gevallen, zoals het onderhavige, waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de Inspecteur geheel aan de bezwaren van de belanghebbende is tegemoet gekomen dient als hoofdregel de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht te vergoeden (vgl. HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4045; HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:494). Het Gerecht vindt daarom aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
Bezwaarfase
3.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Aan belanghebbende is op 1 mei 2013 voor het jaar 2012 een aangifte inkomstenbelasting en premieheffing uitgereikt, die binnen twee maanden ingediend moest worden. Belanghebbende heeft de aangifte op 20 mei 2013 ingediend. In artikel 10, lid 2 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen is bepaald dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, dus in dit geval op 1 januari 2018. De Inspecteur heeft de onderhavige aanslagen, zonder enige denkbare reden, buiten de wettelijke termijn van vijf jaar en dus tegen beter weten in opgelegd, zodat sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
3.3
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 100 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor van 1).
Beroepsfase
3.4
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.5
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
3.6
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten worden op grond van artikel 2, lid 1, letter a van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage forfaitair vastgesteld.
3.7
Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift verzocht om een integrale proceskostenvergoeding van NAf 1.745. Hij heeft tevens ter zitting verklaard akkoord te gaan met een bedrag aan integrale proceskostenvergoeding zoals genoemd in het beroepschrift.
3.8
Het Gerecht overweegt als volgt. De Inspecteur heeft tegen beter weten in onderhavige aanslagen opgelegd. Vervolgens doet de Inspecteur geen uitspraak op bezwaar en worden één dag voor de zitting de aanslagen vernietigd. Dit wordt aan belanghebbende per e-mail medegedeeld op een dusdanig laat tijdstip dat belanghebbende daar voorafgaand aan de zitting niet schriftelijk kennis van heeft kunnen nemen. Het Gerecht acht deze gang van zaken ernstig onzorgvuldig en ziet in deze gang van zaken aanleiding een integrale vergoeding toe te kennen. De Inspecteur heeft het bedrag aan integrale kosten van rechtsbijstand van NAf 1.745, genoemd in het beroepschrift, niet weersproken, zodat het Gerecht van dit bedrag zal uitgaan.
3.9
Verder dient de Inspecteur, gelet op hetgeen het Gerecht in 3.1 heeft overwogen, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen aanslagen voor het jaar 2012 niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van in totaal NAf 1.845; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 10 juni 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500