In deze zaak gaat het om de erfopvolging na de gewelddadige dood van [de vrouw] op 4 januari 2015. [De man], haar echtgenoot, wordt verdacht van haar dood, maar is sinds die datum spoorloos. De eisers, bestaande uit de moeder, broers en zussen van [de vrouw], vorderen dat [de man] niet gerechtigd is tot de nalatenschap van [de vrouw] en dat de nalatenschap aan hen wordt toegedeeld. Het gerecht heeft vastgesteld dat [de man] niet van [de vrouw] erft, omdat het onaanvaardbaar zou zijn om hem als erfgenaam toe te laten, gezien de omstandigheden van de zaak. De dochter van [de man] is als bewindvoerder opgetreden, maar het gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat [de man] onwaardig is om te erven op basis van een veroordeling. De nalatenschap omvat onder andere de voormalige echtelijke woning, die moet worden verkocht. De kosten die eisers hebben gemaakt in verband met het overlijden van [de vrouw] worden ten laste van de boedel gebracht. Het gerecht heeft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij de woning verkocht zal worden en de opbrengst gelijkelijk tussen de partijen zal worden verdeeld, na aftrek van kosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het gerecht heeft de proceskosten verrekend.