ECLI:NL:OGEAC:2021:38

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
CUR202001070
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.V.L.M. Wannyn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermissing en rechtsvermoeden van overlijden in Curaçao

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 18 februari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de vermissing van een persoon. Verzoekster, de dochter van de vermiste, heeft op 4 mei 2020 een verzoekschrift ingediend waarin zij verzoekt om de vermiste op te roepen om van zijn in leven zijn te doen blijken. De vermiste is sinds 4 januari 2015 spoorloos, nadat zijn auto leeg werd aangetroffen bij een locatie genaamd 'Shut'. De vermiste was eerder verdachte in een zaak waarbij zijn echtgenote om het leven kwam. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2021 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. B.W. Scheperboer.

De rechter heeft vastgesteld dat de vermiste niet is verschenen en dat er sinds 4 januari 2015 geen teken van leven is ontvangen. Op basis van artikel 1:413 van het Burgerlijk Wetboek, dat het rechtsvermoeden van overlijden regelt, heeft de rechter geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de vermiste moet zijn overleden. De rechter heeft het verzoek van verzoekster ingewilligd en verklaard dat er sinds 5 januari 2015 een rechtsvermoeden van overlijden bestaat. Tevens is verzoekster toestemming verleend om kosteloos te procederen en zijn de kosten van de procedure ten laste van het vermogen van de vermiste gebracht. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202001070
Beschikking van 18 februari 2021
op het verzoek van:
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. D. Engels,
betreffende de vermissing van:
[DE VERMISTE],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Curaçao of daarbuiten,
hierna: de vermiste.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Dat blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, op 4 mei 2020 ter griffie ingediend;
- de beschikking van dit gerecht van 5 oktober 2020, waarin verzoekster is gelast om bij exploot de vermiste te doen oproepen voor de behandeling van deze zaak, teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken;
- het exploot van oproeping van de vermiste d.d. 8 oktober 2020, met bijlagen;
- de mondelinge behandeling op 21 januari 2021, waarbij aanwezig waren: verzoekster bijgestaan door mr. B.W. Scheperboer;
- de e-mail d.d. 26 januari 2021 van verzoekster.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.2. Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt ertoe dat het gerecht zal gelasten dat de vermiste wordt opgeroepen om van zijn in leven zijn te doen blijken, en, zo hiervan niet blijkt, zal verklaren dat rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat en verzoekster toestemming te geven om kosteloos te mogen procederen.

3.De feiten

3.1.
Verzoekster is de dochter van de vermiste.
3.2.
De vermiste is/was verdachte van een misdrijf waarbij zijn echtgenote, […], op 4 januari 2015 om het leven is gekomen.
3.3.
Op 4 januari 2015 werd de auto van de vermiste leeg aangetroffen bij “Shut”. Sindsdien is de vermiste spoorloos.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het door verzoekster overgelegde bewijs van onvermogen zal haar worden toegestaan om kosteloos te procederen.
4.2.
Artikel 1:413, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt
dat, indien het bestaan van een persoon onzeker is en de in het tweede lid aangegeven tijdruimte is verlopen, belanghebbenden de rechter in eerste aanleg kunnen verzoeken dat hij hun zal gelasten de vermiste op te roepen teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken, en dat hij, zo hiervan niet blijkt, zal verklaren dat er rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat.
Artikel 1:413, tweede lid, BW bepaalt dat de in het eerste lid genoemde tijdruimte vijf jaren beloopt, te rekenen van het vertrek van de vermiste of de laatste tijding van zijn leven.
4.3.
De vermiste is opgeroepen en niet verschenen. Noch is iemand verschenen die […] van zijn in leven zijn heeft doen blijken.
4.4.
Uit het verzoekschrift en de overgelegde stukken blijkt dat sinds 4 januari 2015 geen teken meer van leven meer is ontvangen van de vermiste. Dit betekent dat voldaan is aan de wettelijke eis voor het uitspreken van rechtsvermoeden van overlijden dat de vermissing minstens vijf jaren duurt.
4.5.
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift en met verwijzing naar de daarbij gevoegde bijlagen en de e-mail van 26 januari 2021 gemotiveerd aangevoerd dat de vermiste moet zijn overleden. Ter zitting van 21 januari 2021 heeft de gemachtigde van verzoekster verklaard dat bij “Shut” “waar de auto van de vermiste werd gevonden er een gat is waar, als men erin springt, men niet meer gevonden kan worden.” Het vermoeden bestaat dat de vermiste zelfmoord heeft gepleegd. Verzoekster heeft in haar e-mail van 26 januari 2021 verzocht om als tijdstip waarop de vermiste laatstelijk werd gezien te vermelden tussen “14:00 uur of 14:30 uur” in plaatst van 09:00 uur zoals zij ter zitting heeft opgegeven.
4.6.
Gelet op de stellingen van verzoekster en de daarbij overgelegde stukken, is het gerecht van oordeel dat sprake is van omstandigheden die de dood van de vermiste waarschijnlijk maken. Het verzochte rechtsvermoeden van overlijden zal dan ook worden uitgesproken. Als de dag waarop de vermiste wordt vermoed te zijn overleden geldt op grond van artikel 1:414 lid 3 BW 5 januari 20[1]5, zijnde de dag volgend op de laatste tijding van leven.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verleent verzoekster toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
verklaart dat sinds 5 januari 2015 een rechtsvermoeden van overlijden bestaat van [de vermiste], geboren te Curaçao op [datum] 1972;
5.3.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift daarvan te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van het Land Curaçao;
5.4.
bepaalt dat de door verzoekster gemaakte kosten die verband houden met de onderhavige procedure op grond van artikel 1:414 lid 4 BW ten laste van het vermogen van de vermiste worden gebracht.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.V.L.M. Wannyn, rechter, en op 18 februari 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
SJ/.