ECLI:NL:OGEAC:2021:250

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
CUR202001938 t/m CUR202001947
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
  • mr. S.C.M.J. Bucx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen inkomstenbelasting en premies AVBZ en BVZ voor de jaren 2012 t/m 2016

In deze zaak gaat het om de aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premie BVZ voor de jaren 2012 tot en met 2016, opgelegd aan de belanghebbende, een ingezetene van Curaçao. De Inspecteur heeft toegezegd dat de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2012 tot en met 2016 en de aanslag premie AVBZ 2012 naar nihil moeten worden verminderd. Het Gerecht heeft deze toezegging gevolgd en de aanslagen inkomstenbelasting vernietigd. Voor de premie AVBZ is vastgesteld dat de belanghebbende niet verzekerd is conform de Landsverordening BVZ, wat betekent dat hij voor de jaren 2015 en 2016 niet premieplichtig is. De aanslagen voor deze jaren zijn dan ook vernietigd. Voor de jaren 2013 en 2014 is de belanghebbende wel premieplichtig, en de aanslag voor 2013 is terecht opgelegd. De aanslag voor 2014 is verminderd naar het bedrag dat overeenkomt met de periode waarin de belanghebbende premieplichtig was. Het Gerecht heeft de proceskosten en het griffierecht vergoed aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 28 december 2021
BBZ nrs. CUR202001938 tot en met CUR202001947
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op respectievelijk 8 juni 2018 (2012 tot en met 2014), 29 juni 2018 (2015) en 6 juli 2018 (2016) aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2012 tot en met 2016 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende zijn op respectievelijk 8 juni 2018 (2013 en 2014), 29 juni 2018 (2015) en 6 juli 2018 (2016) aanslagen premie BVZ voor de jaren 2013 tot en met 2016 opgelegd.
1.3
Aan belanghebbende is op 8 juni 2018 een aanslag premie AVBZ voor het jaar 2012 opgelegd.
1.4
Belanghebbende heeft op 11 september 2018 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.5
Belanghebbende heeft op 10 juni 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A] verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding. De zaken zijn behandeld door mr. dr. A.J.H. van Suilen. De zitting is geschorst.
1.7
Belanghebbende heeft op 18 augustus 2021 een pleitnota en nadere stukken ingediend.
1.8
Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2021 te Willemstad. Daarbij zijn de zaken samen met de zaak, bekend onder CUR202004484 en CUR202004485, behandeld door mr. drs. M.M. de Werd. Namens belanghebbende is verschenen [C] verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [D].
1.9
Aan de Inspecteur is gelegenheid gegeven na afloop van de zitting nadere stukken in te dienen. De Inspecteur heeft op 6 september 2021 screenprints overgelegd.
1.1
Belanghebbende heeft op 7 september 2021 op de overgelegde stukken van de Inspecteur gereageerd.
1.11
Het Gerecht heeft met instemming van partijen het onderzoek op 22 oktober 2021 gesloten.
1.12
Het Gerecht heeft op 16 november 2021 het onderzoek heropend en de Inspecteur gevraagd om een nadere toelichting te geven op de overgelegde screenprints. De Inspecteur heeft geen nadere toelichting gegeven. Het Gerecht heeft hierna het onderzoek op 16 december 2021 gesloten. Een kopie van de vraag naar een nadere toelichting is als bijlage bij de uitspraak gevoegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is ingezetene van Curaçao. Hij verricht werkzaamheden in de Verenigde Staten (hierna: VS) en geniet in dat verband inkomsten uit arbeid.
2.2
Belanghebbende heeft in zijn aangiften verzocht om toepassing van het penshonado-tarief van 10 percent. Daarnaast heeft hij verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
2.3
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting wel het penshonado-tarief toegepast, maar geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.
2.4
In een beschikking van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) van 17 september 2018 is onder andere het volgende vermeld:
“Per 1 februari 2013 is de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna te noemen: Lv. bvz.) in werking getreden (P.B. 2013 no. 3). De Lv. bvz is per 1 november 2014 gewijzigd (P.B. 2014, no. 94).
Artikel 2.1 lid 2 sub f van de Lv. bvz bepaalt dat personen die niet zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf in Curaçao worden toegelaten, als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting, niet verzekerd zijn voor de Lv. bvz.
De SVB verklaart dat aangezien u met een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf in Curaçao bent toegelaten, als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting, u niet verzekerd bent conform de Lv. bvz.”

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende is van oordeel dat dit niet het geval is en concludeert tot vernietiging van de aanslagen. Voor de standpunten van de Inspecteur verwijst het Gerecht naar hetgeen hierover in 4. (“Overwegingen”) is opgenomen.

4.OVERWEGINGEN

Beroep niet tijdig beslissen op bezwaar

4.1
Het bezwaarschrift tegen de aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premie BVZ is op 11 september 2018 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 11 juni 2019, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 11 juni 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 10 juni 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
4.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar.
Ontvankelijkheid bezwaar
4.6
In artikel 29, lid 1, ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.7
De onderhavige aanslagbiljetten zijn gedagtekend op respectievelijk 8 juni 2018, 29 juni 2018 en 6 juli 2018. Het bezwaarschrift is op 11 september 2018 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.8
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
4.9
Belanghebbende stelt, hetgeen niet is weersproken, dat hij pas door een debiteurenoverzicht van de Ontvanger van 7 september 2018 op de hoogte is gekomen van de aanslagen.
4.1
Als met vertraging is kennisgenomen van een belastingaanslag of boetebeschikking, geldt dat het bezwaar zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (vgl. Gemeenschappelijk Hof 8 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:147). Belanghebbende heeft op 11 september 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen waarmee hij pas op 7 september 2018 bekend is geworden. Dit is binnen de termijn van twee weken, zodat het bezwaar zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is ingediend. Het bezwaar is daarom ontvankelijk.
Aanslagen inkomstenbelasting 2012 t/m 2016
4.11
De Inspecteur heeft toegezegd de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2012 tot en met 2016 conform belanghebbendes bezwaren te vernietigen dan wel te verminderen naar nihil. De Inspecteur heeft dit aangetoond door screenprints te overleggen. Het Gerecht zal overeenkomstig die toezegging de aanslagen inkomstenbelasting 2012 t/m 2016 vernietigen.
Aanslag premie AVBZ 2012
4.12
Op de screenprint voor het jaar 2012 die de Inspecteur heeft overgelegd, is door de Inspecteur geschreven: “AVBZ 2012: volgens adviseur te laat opgelegd, moet worden verminderd”.
4.13
Het Gerecht leidt uit de screenprint af dat de aanslag premie AVBZ nog niet verminderd is, maar dat dit volgens de Inspecteur wel dient te gebeuren. Het Gerecht zal overeenkomstig de visie van de Inspecteur beslissen.
Aanslagen BVZ
4.14
De vraag die partijen nog verdeeld houdt is of belanghebbende voor de jaren 2013 tot en met 2016 verzekerd en premieplichtig is conform de Landsverordening BVZ. Uit praktische overwegingen zal het Gerecht allereerst oordelen over de aanslagen BVZ 2015 en 2016, waarop de huidige wettelijke bepalingen van toepassing zijn. Daarna zal het Gerecht ingaan op de jaren 2013 en 2014, toen de wettelijke bepalingen deels afweken van de huidige bepalingen.
Aanslagen BVZ 2015 en 2016
4.15
De Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna: Landsverordening BVZ) is per 1 februari 2013 in werking getreden en op 1 november 2014 aangepast. Artikel 2.1 lid 1 Landsverordening BVZ bepaalt dat verzekerd ingevolge deze landsverordening is degene, die ingezetene is. Ingevolge artikel 2.1, lid 2, letter f Landsverordening BVZ zijn in afwijking van het eerste lid niet verzekerd personen die niet zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf in Curaçao worden toegelaten, als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting.
4.16
In artikel 2.1, lid 4 Landsverordening BVZ is bepaald dat de Uitvoeringsorganisatie op verzoek van degene die kan aantonen op grond van dit artikel niet verzekerd te zijn, een verklaring afgeeft van het niet verzekerd zijn.
4.17
Belanghebbende heeft een verklaring van de Uitvoeringsorganisatie (SVB) overgelegd waarin staat dat belanghebbende op grond van het bepaalde in artikel 2.1, lid 2, letter f Landsverordening BVZ niet verzekerd is conform de Landsverordening BVZ (zie 2.4).
4.18
Op de screenprints over de jaren 2015 en 2016 die de Inspecteur heeft overgelegd, is door de Inspecteur geschreven: “BVZ: nog te verminderen cfm beslissing SVB”. Het Gerecht leidt hieruit af dat de aanslagen BVZ voor de jaren 2015 en 2016 nog niet verminderd zijn. Nu belanghebbende, zoals blijkt uit de verklaring van de SVB, niet verzekerd is conform de Landsverordening BVZ heeft dit tot gevolg dat belanghebbende niet premieplichtig is en de aanslagen premie BVZ voor de jaren 2015 en 2016 dus ten onrechte zijn opgelegd. Het Gerecht zal deze aanslagen dan ook vernietigen.
Aanslag premie BVZ 2013 en 2014
4.19
In de verklaring van de SVB die belanghebbende heeft overgelegd staat dat hij niet verzekerd is conform de Landsverordening BVZ op grond van artikel 2.1, lid 2, letter f van de Landsverordening BVZ. De SVB noemt daarbij geen jaartallen maar wijst er wel op dat de Landsverordening BVZ per 1 februari 2013 in werking is getreden en per 1 november 2014 is gewijzigd.
4.2
Die wijziging is opgenomen in de Landsverordening van de 30ste oktober 2014 tot wijziging van de Landsverordening basisverzekering ziektekostenverzekering (P.B. 2014, no. 94). In P.B. 2014, no 94 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“Artikel I
De Landsverordening basisverzekering ziektekosten wordt als volgt gewijzigd:
(..)
B. Artikel 2.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. Artikel 2.1, eerste en tweede lid, komen te luiden:
Artikel 2.1
(..)
2. In afwijking van het eerste lid zijn niet verzekerd de navolgende categorieën:
(..)
f. personen die niet zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf in Curaçao worden toegelaten, als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting.
Artikel III
1. Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1 november 2014.”
4.21
Het voorgaande houdt in dat het artikel op grond waarvan belanghebbende als niet verzekerde en dus ook als niet verzekeringsplichtige wordt aangemerkt, pas op 1 november 2014 in de wet is opgenomen.
4.22
Dit betekent dat belanghebbende in het jaar 2013 vanaf inwerkingtreding van de Landsverordening BVZ verzekerd was conform die Landsverordening en daarvoor premie verschuldigd is. De aanslag premie BVZ voor het jaar 2013 is derhalve terecht opgelegd.
4.23
Voor het jaar 2014 heeft te gelden dat belanghebbende tot 1 november van dat jaar verzekerd was conform de Landsverordening BVZ. Ingevolge artikel 6.7 Landsverordening BVZ wordt de inkomensafhankelijke premie geheven bij wege van aanslag naar de maatstaf van het door de verzekerde in een kalenderjaar genoten inkomen. Ten aanzien van degene, die slechts een gedeelte van een kalenderjaar verzekerd is geweest, treedt dit gedeelte voor het kalenderjaar in de plaats.
4.24
De aanslag premie BVZ voor het (volledige) jaar 2014 is opgelegd naar een te betalen bedrag aan premie van NAf 9.666. Dit bedrag dient herleid te worden naar het gedeelte van het jaar waarin belanghebbende premieplichtig was, te weten tot 1 november 2014. Belanghebbende was aldus 10 maanden premieplichtig voor de BVZ. De aanslag dient derhalve vastgesteld te worden op 10/12 x NAf 9.666 = NAf 8.055.
Slotsom
4.25
Gelet op het voorgaande zal het Gerecht, doende wat de Inspecteur had behoren te doen, het bezwaar tegen de aanslag premie BVZ 2013 ongegrond verklaren, de aanslag premie BVZ 2014 verminderen en de aanslagen inkomstenbelasting 2012 t/m 2016, premie AVBZ 2012 en premie BVZ 2015 en 2016 vernietigen.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Proceskosten bezwaarfase

5.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
5.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk niet tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslag opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
Proceskosten beroepsfase
5.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.4
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). Het Gerecht beschouwt de zaken als samenhangend.
5.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 656,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting anders dan na tussenuitspraak, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (beroep niet tijdig beslissen), 1,5 punt vanwege 4 of meer samenhangende zaken).
5.6
Belanghebbende heeft verzocht om een integrale kostenvergoeding. Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Anders dan belanghebbende voorstaat, vindt het Gerecht geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand aangezien geen sprake is van in vergaande mate onzorgvuldig handelen door de Inspecteur door niet tijdig te beslissen op een bezwaar (vgl. GEA Curaçao 13 juli 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:189).
5.7
De Inspecteur dient op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond;
- verklaart het bezwaar voor zover het ziet op de aanslag premie BVZ 2013 ongegrond;
- verklaart het bezwaar voor het overige gegrond;
- vernietigt de aanslagen inkomstenbelasting 2012 t/m 2016;
- vernietigt de aanslag premie AVBZ voor het jaar 2012;
- stelt de aanslag premie BVZ voor het jaar 2014 vast tot naar een te betalen bedrag van NAf 8.055;
- vernietigt de aanslagen premie BVZ voor de jaren 2015 en 2016;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 656,25; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 28 december 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500