ECLI:NL:OGEAC:2021:241

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
CUR202005126
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging achternaam verzoeker na erkenning door vader in het buitenland

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die zijn achternaam wilde wijzigen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.W.P. Eustatius, verzocht om zijn achternaam te herstellen naar de naam van zijn biologische vader, na een wijziging die in 2017 door de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand was doorgevoerd. De Ambtenaar had de achternaam van de verzoeker gewijzigd op basis van de erkenning van de verzoeker door zijn vader, die ten tijde van de erkenning gehuwd was met een andere vrouw. Dit leidde tot de conclusie dat de erkenning nietig was volgens het oude Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen.

De procedure begon met een kort geding op 1 februari 2021, waarin de verzoeker vorderingen indiende om de erkenning door zijn vader te eerbiedigen en zijn achternaam te herstellen. De zaak werd verwezen naar de gewone procedure, waarbij de verzoeker zijn vorderingen kon aanpassen. De Ambtenaar voerde verweer en stelde dat de erkenning nietig was, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De verzoeker stelde echter dat hij zijn hele leven met de achternaam van zijn vader had geleefd en dat de wijziging van zijn naam ernstige gevolgen voor hem had.

Het Gerecht oordeelde dat de verzoeker recht had op zijn oorspronkelijke achternaam, gezien het feit dat hij deze naam gedurende 24 jaar had gedragen en dat de wijziging in strijd was met de rechtszekerheid. De rechter oordeelde dat de Ambtenaar de naam van de verzoeker moest herstellen in de basisadministratie en dat de proceskosten gecompenseerd moesten worden. De uitspraak benadrukte het belang van de erkenning en de gevolgen daarvan voor de identiteit van de verzoeker.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

zaaknummer: CUR202005126
Beschikking van 18 november 2021
inzake:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A.W.P. Eustatius,
tegen

1.de AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,

hierna: de Ambtenaar;
2.
DE MINISTER VAN BESTUUR, PLANNING EN DIENSTVERLENING,
hierna: de Minister;
3.
HET LAND CURAÇAO,
te Curaçao,
verweerders,
gemachtigden: mrs. L.S. Davelaar en K. Saleh.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 21 december 2020 ter griffie ingediend;
  • het vonnis in het kort geding van 1 februari 2021 (zaaknummer CUR202004721);
  • de akte na verwijzing zijdens verzoeker op 27 mei 2021 ingediend;
  • de antwoordakte op 30 september 2021 ingediend.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het kort geding en de verwijzing

Bij het kortgeding vonnis van 1 februari 2021 is de zaak op de voet van artikel 228 lid 2 Rechtsvordering (Rv) verwezen naar de gewone procedure. Daartoe is in dat vonnis het volgende overwogen:
“2.1. Eiser heeft in zijn verzoekschrift gevorderd, samengevat, gedaagden te bevelen:
- de erkenning verricht door eisers biologische vader [naam vader] te eerbiedigen;
- eiser wederom in te schrijven in de openbare registers conform die
erkenning;
- eiser zijn Nederlandse paspoort terug te geven.
Ter zitting heeft eiser de laatste vordering ingetrokken. Deze berustte op een misverstand: hij is nooit in het bezit geweest van een Nederlands paspoort.
(…)
3.1.
Op grond van hetgeen tot dusver naar voren is gebracht, kan worden uitgegaan van de volgende feiten:
a.
a) Eiser is op […] 1990 geboren in de Dominicaanse Republiek.
b) In 1993 is eisers geboorte ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de Dominicaanse Republiek, door inschrijving van de daarvan opgemaakte ‘acta inextensa de nacimiento’ in de ‘registros de nacimiento, declaracion tardía’. Blijkens deze akte heeft [naam moeder] (hierna: moeder […]) verklaard dat zij eisers moeder is en dat [naam vader] (hierna: vader […]) de vader is.
c) In 1997 is in de registers van de burgerlijke stand van de Dominicaanse Republiek de van de erkenning van eiser door vader […] opgemaakte ‘acta inextensa de reconocimiento’ ingeschreven. Blijkens deze akte heeft vader […] verklaard dat hij de vader van eiser is en [naam moeder] de moeder. Vermeld is dat vader […] ‘soltero’ was. Dat klopte niet: hij was tot zijn overlijden gehuwd met een andere vrouw dan de moeder van eiser.
d) Vader […] woonde bij leven op Curaçao. Hij had de Nederlandse nationaliteit. Hij stierf in 1998. Moeder […] woonde tot begin 2008 met eiser in de Dominicaanse Republiek. Zij had de nationaliteit van dat land. Moeder […] overleed in 2009.
f) Eiser en zijn moeder zijn in 2008 vanuit de Dominicaanse Republiek naar Curaçao verhuisd. Volgens de basisadministratie persoonsgegevens was hun datum van vestiging alhier […] 2008. Eiser werd ingeschreven als kind van vader […] en moeder […], met de achternaam [naam vader gevolgd door naam moeder].
g) In 2011 is eiser te Curaçao gehuwd. Uit dit huwelijk is in 2012 geboren eisers dochter [naam dochter, met als achternaam de naam van verzoekers vader gevolgd door de naam van verzoekers echtgenote].
h) Bij brief van 27 januari 2017 heeft het waarnemend hoofd van de afdeling Publieke Zaken van met Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening eiser als volgt bericht:
Geachte heer [naam verzoeker, bestaand uit zijn vaders naam gevolgd door zijn moeders naam],
Op […] 2008 werd u ingeschreven in de basisadministratie van Curaçao met de Dominicaanse nationaliteit.
U bent verzocht om uw geboorteakte over te leggen.
Uit het onderzoek naar de door u overgelegde geboorteakte is gebleken dat u niet in het bezit bent van de Nederlandse nationaliteit. Ter toelichting geldt het volgende:
Feiten en omstandigheden
U bent geboren te Santo Domingo, Dominicaanse Republiek op […] 1990 uit mevrouw [moeder van verzoeker] van Dominicaanse nationaliteit. Op […] 1993 werd u bij de burgerlijke stand van Santo Domingo aangegeven. Op de door u overgelegde geboorteakte staat als vader opgenomen de heer [naam vader van verzoeker].
De heer [naam vader van verzoeker] geboren op Curacao d.d. […] 1940, van Nederlandse nationaliteit was ten tijde van uw erkenning echter gehuwd. Een dergelijke erkenning is op grond van artikel 330 aanhef onder b van het oud Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen nietig en wordt derhalve niet overgenomen naar Nederlands recht. Hierdoor is evenmin sprake geweest van een nationaliteitsrechtelijk gevolg. Dit betekent dat u niet de Nederlandse nationaliteit ontleent of heeft ontleend aan erkenning door de heer [naam vader van verzoeker].
Gevolgen beslissing
U bent persoonlijk geïnformeerd dat uw geslachtsnaam en afstammingsgegevens zullen worden gewijzigd.
U bent hiermee akkoord gegaan. U bent nu in het bezit van een verklaring niet van toepassing. Omdat u de Nederlandse nationaliteit niet bezit of nimmer heeft bezeten en uw erkenning niet rechtsgeldig is, bent u vreemdeling in de zin van de Landsverordening toelating en uitzetting. U dient zich dan ook direct te melden bij het loket van Toelatingsorganisatie om uw verblijfsrechtelijke positie op Curacao te regelen.
Nederlanderschap
De gronden waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen zijn limitatief opgesomd in de Rijkswet op Nederlanderschap.
U kunt op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap een verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit indienen bij het Gemeentelijk Hof van Justitie.
Conclusie
Mocht u het met deze beslissing niet eens zijn, dan kunt u binnen zes weken na dagtekening van deze brief, een bezwaarschrift indienen bij Publieke Zaken Curacao. Het bezwaarschrift dient te worden gemotiveerd en dient gezonden te worden aan het hoofd van Publieke Zaken.
i.
i) Eiser heeft geen bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van 27 januari 2017.
3.2.
Eiser wil met zijn vorderingen bewerkstelligen dat vader […] in de registers weer wordt geregistreerd als eisers vader en dat eiser weer wordt geregistreerd met de achternaam [naam vader gevolgd door naam moeder]. Eiser stelt zijn hele leven [naam vader gevolgd door naam moeder] te hebben geheten en die naam te willen behouden. Vanaf zijn vestiging in Curaçao in 2008 is eiser met die naam ingeschreven geweest, totdat gedaagden zijn naam in 2017 wijzigden in [naam moeder]. Eiser zegt dat hij zich hierdoor met allerlei problemen geconfronteerd ziet. Zijn ‘nieuwe’ naam sluit niet aan op zijn naam op documenten, iedereen kent hem als [naam vader gevolgd door naam moeder], de school van zijn dochter plaatst vraagtekens bij háár achternaam en plotseling is zijn verblijfsstatus een issue. Volgens eiser is vader […] zijn biologische vader. Eiser stelt dat vader […] tot diens overlijden in 1998 drie of vier keer per jaar vanuit Curaçao bij eiser en moeder […] op bezoek kwam, ook voor eisers verjaardagen. Eiser benadrukt dat het hem er in deze procedure niet om te doen is een uitspraak te krijgen over de vraag of hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Het gaat hem om de erkenning en de achternaam.
3.3.
Gedaagden betwisten het (spoedeisend) belang van eiser bij zijn vorderingen. Zij wijzen er voorts op dat eiser de bezwaartermijn tegen de beslissing in de brief van 27 januari 2017 ongebruikt heeft laten verstrijken. Gedaagden handhaven het in die brief opgenomen standpunt en voegen daaraan toe dat de erkenning zowel naar het recht van de Dominicaanse Republiek als naar Curaçaos recht te laat is geschied, waardoor die erkenning nietig is. Volgens gedaagden was er geen bijzondere band tussen vader […] en eiser. Bovendien stellen gedaagden een melding te hebben gekregen dat er iets niet klopt en dat vader […] niet de vader van eiser is. Via het consulaat in de Dominicaanse Republiek wordt uitgezocht of er misschien nog een geboorteakte van eiser bestaat.
3.4.
Ter zitting zijn de beperkingen van het kort geding en van het gezag van uitspraken in kort geding besproken. Artikel 228 lid 2 Rv bepaalt dat de rechter in kort geding op eenparig verzoek van partijen de zaak kan verwijzen naar de gewone terechtzitting. Dat verzoek is gedaan en deze zaak leent zich voor verwijzing. Gelet daarop zal worden beslist als in het dictum van dit vonnis omschreven.
3.5.
Zoals ook ter zitting besproken, zal eiser in de bodemprocedure zijn vorderingen kunnen aanpassen en kunnen toespitsen op (onder meer) de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (artikel 1:207 BW) en op de inroeping van staat (artikel 1:209 e.v. BW). Het gaat dan dus niet over eisers nationaliteit (daarvoor zou een procedure ex artikel 17 Rijkswet Nederlanderschap bij het Hof aangewezen zijn), maar om de erkenning en/of de achternaam.
3.6.
Ten behoeve van de gedachtenvorming verwijst het Gerecht partijen op deze, op www.rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken:
- Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2036 (prejudiciële uitspraak in Curaçaose zaak)
- GEA Curaçao 16 mei 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:96 (Nietigheid erkenning 25 jaar na dato. Geslaagd beroep op bezit van staat. Artikel 1:209 BW.)
- Hoge Raad 19 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:59 (prejudiciële uitspraak in Sint Maartense zaak).”

3.De verdere beoordeling na verwijzing

3.1.
De verzoeker wenst zijn eerste achternaam – [naam vader] - terug en weer, zoals voorheen de achternaam [naam vader gevolgd door naam moeder] te hebben. Aanleiding van het verzoek is het wegnemen van die achternaam in het bevolkingsregister.
3.2.
De Ambtenaar voert verweer en stelt zich op het standpunt dat uit onderzoek naar het door verzoeker overgelegde geboorteakte is gebleken dat de verzoeker niet de Nederlandse nationaliteit bezit. Aan hun verzoek legt de Ambtenaar ten grondslag dat de erkenning van [verzoeker] door [verzoekers vader] op grond van artikel 330 lid 1, aanhef en onder b, van BWNA (oud) nietig is omdat [verzoekers vader] ten tijde van de erkenning met een andere vrouw dan de moeder van de verzoeker was gehuwd. Op grond van voornoemd artikel kon een dergelijke gehuwde man een buitenechtelijk kind niet erkennen. Voorts voert de Ambtenaar – kort samengevat- aan dat de geboorteaangifte zowel naar Curaçaos- als Dominicaans recht tardief heeft plaatsgevonden waardoor de geboorte akte van verzoeker op grond van artikel 1:204 lid 1 onder e BW jo. artikel 1:19e lid 6 BW respectievelijk artikel 40 en 41 van de ‘Ley 659’ van de Dominicaanse Republiek, nietig zijn. Volgens de Ambtenaar betekent het vorenstaande dat de akte van erkenning ook nietig is. Op grond van het Curaçaos recht, artikel 1:204 lid 1 onder e BW, kan de erkenning slechts geldig zijn indien aannemelijk is dat [verzoekers vader] de biologische vader is van verzoeker of indien tussen [verzoekers vader] en de verzoeker een nauwe persoonlijke betrekking is ontstaan. Volgens de Ambtenaar is daarvan in het onderhavige geval geen sprake.
3.3.
Zoals vastgesteld bij kortgeding vonnis van 1 februari 2021 gaat het in deze zaak niet over de nationaliteit van verzoeker conform de procedure ex artikel 17 Rijkswet Nederlanderschap bij het Hof, maar om (het eerbiedigen van) de erkenning en/of de achternaam van verzoeker. Het gerecht heeft aan verzoeker de gelegenheid geboden om in de bodemprocedure zijn vorderingen aan te passen en toe te spitsen op (onder meer) de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (artikel 1:207 BW) en op de inroeping van staat (artikel 1:209 e.v. BW).
3.4.
Voor een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ontbreekt het aan een voldoende specifiek verzoek en een voldoende onderbouwing.
3.5.
Ingevolge artikel 1:209 BW kan iemands afstamming volgens zijn geboorteakte niet door een ander worden betwist, indien hij een staat overeenkomstig die akte heeft. [1] De afstammingsrechtelijke ‘staat’ van een persoon kan onderscheiden worden als:
( a) de staat volgens de wet;
( b) de staat volgens de geboorteakte; en
( c) bezit van staat.
Indien de staat volgens de geboorteakte (b) overeenstemt met de staat volgens de wet (a) is een afwijkend bezit van staat (c) irrelevant. [2] Slechts bij een discrepantie tussen de staat volgens de wet en de staat volgens de geboorteakte bestaat voor een betwisting ruimte. Indien betwisting mogelijk is zal het uiterlijk bezit van staat een rol kunnen spelen.
3.6.
Het verweer van de Ambtenaar heeft betrekking op de onder (a) gestelde eis: de Ambtenaar stelt dat de erkenning van de verzoeker in strijd is met de openbare orde van Curaçao, omdat deze zich verzet tegen de erkenning van de rechtshandeling van een in het buitenland tot stand gekomen erkenning door [verzoekers vader] die ten tijde van de erkenning zijn gewone verblijfplaats in Curaçao had en gehuwd was met een andere vrouw dan de moeder van de verzoeker, hetgeen ten tijde van de erkenning op grond van art. 330 lid 1 aanhef en onder (b) BWNA verboden was.
3.7.
De Hoge Raad heeft in 1989 beslist dat vanwege de onmogelijkheid van een concrete belangenafweging het ongeclausuleerde erkenningsverbod van het Nederlandse equivalent van art. 330 lid 1 aanhef en onder b BWNA in strijd is met het door art. 8 lid 1 EVRM beschermde recht op gezinsleven [3] en in 2018, ter beantwoording van een door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie gestelde – op Sint Maarten toegespitste, maar evenzeer voor Curaçao geldende- prejudiciële vraag, dat om dezelfde reden het verbod in art. 330 lid 1 aanhef en onder b BWNA moet worden beschouwd als een ontoelaatbare inbreuk op het door art. 8 lid 1 EVRM beschermde recht op privéleven van de verwekker en op dat van het kind. [4] In beide arresten is geconcludeerd dat dit betekent dat art. 8 EVRM in een concreet geval kan meebrengen dat het verbod buiten beschouwing moet blijven.
3.8.
Het erkenningsverbod van art. 330 lid 1 aanhef en onder (b) BWNA is echter vervallen met ingang van 15 januari 2001. Gevolg van dat vervallen is dat weigeringsgrond van de openbare orde vanaf dit tijdstip niet meer kon worden ingevuld door aansluiting te zoeken bij die bepaling. Dit brengt mee dat in beginsel aan de erkenning van de verzoeker, gedaan op 2 juni 1993 in de Dominicaanse Republiek, in Curaçao rechtsgevolgen toekomen met ingang van 15 januari 2001 [5] (en mogelijk, ook eerder [6] ). Conform artikel 1:199 sub c BW is de vader van een kind de man die het kind heeft erkend. Het voorgaande brengt mee dat verzoekers staat volgens de wet, in het onderhavige geval door erkenning vast is komen te staan.
3.9.
Voorts heeft de Ambtenaar verweer gevoerd op de onder b gestelde eis dat de geboorteakte wegens tardieve aangifte en derhalve ook de erkenning, nietig is. Daartoe overweegt het gerecht als volgt. Als iemand een staat overeenkomstig zijn geboorteakte bezit, kunnen derden hem in verband met de eisen van rechtszekerheid, die staat niet betwisten, ook niet als de gegevens in die akte onjuist blijken te zijn. [7] Dit is niet anders indien het een akte, ook een in het buitenland opgemaakte geboorteakte, met een gebrek betreft die niet in de Curaçaose rechtsorde is. [8] In het licht van het vorenstaande faalt het verweer van de Ambtenaar dat zowel de tardieve geboorteaangifte als de erkenning van de verzoeker (naar Curaçaos- en Dominicaans recht) nietig zijn. Volgens vaste jurisprudentie gaat het in dit artikel juist om gebrekkige akten. Dit betekent dat ook de staat van verweerder op grond van zijn geboorteakte in stand blijft.
3.10.
Nu de staat van verzoeker volgens zijn geboorteakte overeenkomt met de staat van verzoeker op grond van de wet kan er geen sprake zijn van betwisting van staat. Het gerecht komt derhalve aan de bespreking van de uiterlijk bezit van staat niet toe.
3.11.
In aanvulling op het voorgaande overweegt het gerecht dat de verzoeker reeds vierentwintig jaar de familienaam van [naam vader] heeft gedragen en als zodanig met duurzaam aan het maatschappelijk verkeer (met de geslachtsnaam: ‘[naam vader gevolgd door naam moeder]’) heeft deelgenomen. Gelet op het vorenstaande gaat het niet aan om die hoedanigheid/status na ruim vierentwintig jaar te wijzigen en verzoekers naam te wijzigen. [9] Dit nog daargelaten de (praktische) problemen die deze wijziging volgens verzoeker voor hem meebrengt.
3.12.
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal het gerecht de proceskosten compenseren.

4.De beslissing

Het gerecht:
4.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand in de basisadministratie persoonsgegevens bij de aanduiding van de vader van de verzoeker de naam [naam van verzoekers vader] te vermelden en als geslachtsnaam van de verzoeker de naam [naam vader gevolgd door naam moeder] op te nemen, en aan hem een aldus luidend uittreksel af te geven.
4.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 18 november 2021 in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.
IW

Voetnoten

1.HR 7 november 2003, LJN AI0360, NJ 2004/98
2.HR 21 december 2007, NJ 2008/321.
3.HR 10 november 1989, NJ 1990/450, ECLI:NL:HR:1989:AC1689
4.HR 19 januari 2018, NJ 2019/227, ECLI:NL:HR:2018:59, in een procedure inzake een erkenning in de Dominicaanse Republiek op 6 juni 1990
5.Conform overweging 3.12.2 van HR 19 januari 2018, NJ 2019/227, ECLI:NL:HR:2018:59.
6.Conform overweging 3.12.3 van HR 19 januari 2018, NJ 2019/227, ECLI:NL:HR:2018:59.
7.HR 7 november 2003, LJN AI0360, NJ 2004/98
8.HR 9 maart 2012, LJN BU9884, NJ 2012/29 r.o. 5.3.6.