ECLI:NL:OGEAC:2021:224

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
CUR202000974 en CUR202000975
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in belastingzaken na intrekking van beroep

In deze zaak heeft belanghebbende, een dochtervennootschap die sinds 1 januari 2010 deel uitmaakt van een fiscale eenheid, het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur der Belastingen aan het bezwaar is tegemoetgekomen. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen winstbelasting voor de jaren 2016 en 2017, en had verzocht om vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door belastingaanslagen en boetes op te leggen ondanks de fiscale eenheid.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de proceskosten voor de bezwaarfase op NAf 200 komen, en voor de beroepsfase op NAf 175, met een totale vergoeding van NAf 375. Daarnaast is de Inspecteur veroordeeld om het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 29 november 2021, en belanghebbende heeft het verzoek om proceskostenvergoeding ingediend na de intrekking van het beroep. Het Gerecht heeft de regels van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken toegepast en de kostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 29 november 2021
BBZ nrs. CUR202000974 en CUR202000975
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
Na vereenvoudigde behandeling in de zin van artikel 7a van de
Landsverordening op het beroep in Belastingzaken van het verzoek om vergoeding van proceskosten in het geding tussen:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 juni 2018 een naheffingsaanslag winstbelasting (hierna: WB) voor het jaar 2016 opgelegd van NAf 18.000. Tevens is er een verzuimboete van NAf 2.700 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende is op 26 juni 2019 een naheffingsaanslag WB voor het jaar 2017 opgelegd van NAf 18.000. Tevens is er een verzuimboete van NAf 2.700 opgelegd.
1.3
Belanghebbende heeft op 13 juli 2018 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag WB 2016 en op 29 juli 2019 tegen de naheffingsaanslag WB 2017.
1.4
Belanghebbende heeft op 6 april 2020 tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij het Gerecht. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft toegezegd dat de naheffingsaanslagen en verzuimboetes zijn of worden vernietigd.
1.6
Partijen zijn op 15 juli 2021 uitgenodigd voor de zitting van 26 augustus 2021.
1.7
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 26 augustus 2021 het beroep ingetrokken. Tegelijk met deze intrekking is verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
1.8
De griffier heeft op 1 september 2021 de Inspecteur in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden te reageren op het verzoek van belanghebbende om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De Inspecteur heeft niet gereageerd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Tegelijk met de intrekking heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
2.2
Ingevolge artikel 7a, letter d, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) kan het Gerecht, totdat partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van het Gerecht kan deze bepaling op overeenkomstige wijze worden toegepast op een bij intrekking van het beroep gedaan verzoek om vergoeding van proceskosten en/of griffierecht. Het Gerecht ziet in dit geval daartoe aanleiding.
2.3
In artikel 15, lid 3, LBB is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, de Inspecteur op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 15, lid 1, LBB in de kosten kan worden veroordeeld. Dit betreft de proceskosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken (vgl. GEA Curaçao 17 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:53).
Kosten bezwaarfase
2.4
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
2.5
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift verzocht om een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Belanghebbende maakt sinds 1 januari 2010 als dochtervennootschap deel uit van een fiscale eenheid. De betreffende door de Inspecteur afgegeven beschikking behoort tot de stukken van het geding. Door desondanks tegen beter weten in belastingaanslagen en boetes op te leggen handelt de Inspecteur ernstig onzorgvuldig.
2.6
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 200 (per belastingjaar: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor van 1).
Kosten beroepsfase
2.7
Ingevolge artikel 15, lid 1, LBB worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.8
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
2.9
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 175 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (beroep niet-tijdig beslissen)). Het Gerecht gaat daarbij in de beroepsfase uit van twee samenhangende zaken.
2.1
Gelet op het vorenstaande is het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond.
2.11
Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de Inspecteur het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt (vgl. GEA Curaçao 1 november 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:310).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 375; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 29 november 2021, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël- van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
VERZET
Tegen deze onmiddellijke uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum schriftelijk verzet doen bij:
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
Is het Gerecht van oordeel dat het verzet gegrond is, dan vervalt deze uitspraak en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen.
U wordt verzocht bij het indienen van het verzetschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het verzetschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het verzetschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het verzet).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende verzetschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gerecht in eerste aanleg:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het doen van verzet is geen griffierecht verschuldigd.