ECLI:NL:OGEAC:2021:17

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
CUR202000361 en CUR202000362
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslagen en boetebeschikking in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 januari 2021 uitspraak gedaan over de navorderingsaanslagen en boetebeschikking opgelegd aan de belanghebbende door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de boete, die waren opgelegd voor het jaar 2009. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en de boete op 6 december 2019 verminderd naar nihil, maar de belanghebbende betwistte dat de navorderingsaanslagen daadwerkelijk waren vernietigd. Het Gerecht oordeelde dat uit de verminderingsaanslagen niet bleek dat de navorderingsaanslagen en de boete waren vernietigd. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de navorderingsaanslagen en de boete, omdat niet was aangetoond dat deze waren vernietigd. De uitspraak bevatte ook bepalingen over de proceskostenvergoeding aan de belanghebbende, die werd vastgesteld op NAf 350. De uitspraak is gedaan in het kader van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, waarbij het Gerecht de ontvankelijkheid van het bezwaar van de belanghebbende bevestigde, ondanks dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend, omdat de aanslagen niet op de juiste wijze bekend waren gemaakt.

Uitspraak

Uitspraak van 21 januari 2021
BBZ nrs. CUR202000361 en CUR202000362
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 30 oktober 2015 voor het jaar 2009 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting (aanslagnummer 01.09.44911) en premie AVBZ (aanslagnummer 09.09.19682) opgelegd naar een belastbaar en premie- inkomen van respectievelijk NAf 581.162 en NAf 402.854, resulterend in een verschuldigd bedrag aan belasting van NAf 114.953 en een verschuldigd bedrag aan premie van NAf 11.214. Gelijktijdig met de navorderingsaanslag inkomstenbelasting is een boete opgelegd van NAf 57.476.
1.2
Belanghebbende heeft op 11 januari 2016 bezwaar tegen de navorderingsaanslagen en de boete gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 6 december 2019 uitspraken op bezwaar gedaan.
1.4
Belanghebbende heeft op 3 februari 2020 beroep ingesteld. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 1 oktober 2020 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2020 te Willemstad. Aldaar zijn namens belanghebbende [A] en [B] verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [C]. De rechter en de griffier waren aanwezig op het Gerecht in Aruba en hadden een videoverbinding met het Gerecht.
1.7
De behandeling van de zaak is geschorst om de Inspecteur de gelegenheid te geven om over de verminderingsaanslagen van 6 december 2019 informatie te verstrekken. De Inspecteur heeft ook na verlenging van de periode om te reageren (uiterlijk op 14 januari 2020) geen reactie gestuurd. Het Gerecht heeft het onderzoek gesloten.

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid bezwaar

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes bezwaar te beoordelen.
2.2
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.3
Voornoemde regel lijdt uitzondering als de aanslag de belanghebbende niet heeft bereikt en dit het gevolg is van een fout van belastingdienst. In dat geval vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst van de aanslag door de belanghebbende.
2.4
De onderhavige aanslagbiljetten zijn gedagtekend op 30 oktober 2015. Het bezwaarschrift is op 11 januari 2016 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.5
Belanghebbende heeft betoogd dat de aanslagen niet op de juiste wijze zijn bekend gemaakt, zodat de bezwaartermijn later is aangevangen. De aanslagen zijn volgens belanghebbende pas verstuurd op 11 november 2015. Ter staving hiervan verwijst hij naar de afdruk van de dagstempel op de enveloppe van de aanslagbiljetten. Dat de aanslagen op 11 november 2015 zijn verstuurd is niet door de Inspecteur weersproken. Gelet op het voorgaande gaat het Gerecht uit van de juistheid van de stelling van belanghebbende. Volgens belanghebbende hebben de aanslagen hem eerst op 15 november 2015 bereikt.
2.6
Nu de aanslagen niet op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt, vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst door de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger van het aanslagbiljet of van een afschrift daarvan (vgl. HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:960; GEA Curaçao 23 april 2018, ECLI:NL:OGEAC:2018:60; GEA Aruba 15 juni 2018, ECLI:NL:OGEAA:2018:361). Dit brengt mee dat de bezwaartermijn is aangevangen op de dag van de ontvangst van de aanslagen door belanghebbende. Het bezwaarschrift van 11 januari 2016 is dan binnen de termijn van twee maanden ingediend. Het bezwaar is daarom ontvankelijk.
Inhoudelijk
2.7
Volgens de Inspecteur zijn de navorderingsaanslagen en de boetebeschikking op 6 december 2019 verminderd naar nihil. Nu de navorderingsaanslagen en de boete zijn vernietigd, is er geen geschil meer en dient het beroep niet ontvankelijk te worden verklaard, aldus de Inspecteur. De Inspecteur verwijst naar de verminderingsaanslagen van 6 december 2019.
2.8
Belanghebbende stelt dat de navorderingsaanslagen niet zijn vernietigd. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase de vernietiging van de navorderingsaanslagen bepleit. In de uitspraak op het bezwaarschrift is vermeld dat volledig aan zijn bezwaren wordt tegemoetgekomen. Vervolgens is echter vermeld dat de aanslagen worden verminderd naar een belastbaar en premie-inkomen van NAf 81.582. De verminderingsaanslagen van 6 december 2019 vermelden een bedrag van NAf 81.582 aan belastbaar en premie-inkomen. Daaruit blijkt niet dat de navorderingsaanslagen zijn vernietigd.
2.9
Het Gerecht oordeelt dat uit - de opstelling van - de verminderingsaanslagen van 6 december 2019 niet volgt dat de navorderingsaanslagen en de boete zijn vernietigd. Dat de navorderingsaanslagen en de boete zijn vernietigd blijkt ook niet uit de door Inspecteur ingebrachte aanslagenlijst van de Ontvanger. Op de lijst komt de navorderingsaanslag premie AVBZ van 30 oktober 2015 immers nog voor. Het Gerecht merkt op dat aan de Inspecteur ruim de tijd is geboden om aan te tonen dat de navorderingsaanslagen reeds zijn vernietigd, doch dit is niet gebeurd.
2.1
Nu niet is gebleken dat de navorderingsaanslagen zijn vernietigd, zal het Gerecht in het belang van een efficiënte afdoening van de onderhavige procedure het beroep gegrond verklaren en de navorderingsaanslagen en de boete vernietigen.
2.11.
Het Gerecht merkt ten overvloede op dat deze uitspraak geen oordeel behelst over de primitieve aanslagen voor het onderhavige jaar 2009.

3.PROCESKOSTEN

3.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB: 2017:54).
3.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25).

4.BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vernietigt de navorderingsaanslagen en de boetebeschikking;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden; en
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 350.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken op 21 januari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500