In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 21 januari 2021 uitspraak gedaan over de navorderingsaanslagen en boetebeschikking opgelegd aan de belanghebbende door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de boete, die waren opgelegd voor het jaar 2009. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en de boete op 6 december 2019 verminderd naar nihil, maar de belanghebbende betwistte dat de navorderingsaanslagen daadwerkelijk waren vernietigd. Het Gerecht oordeelde dat uit de verminderingsaanslagen niet bleek dat de navorderingsaanslagen en de boete waren vernietigd. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de navorderingsaanslagen en de boete, omdat niet was aangetoond dat deze waren vernietigd. De uitspraak bevatte ook bepalingen over de proceskostenvergoeding aan de belanghebbende, die werd vastgesteld op NAf 350. De uitspraak is gedaan in het kader van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, waarbij het Gerecht de ontvankelijkheid van het bezwaar van de belanghebbende bevestigde, ondanks dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend, omdat de aanslagen niet op de juiste wijze bekend waren gemaakt.