In deze zaak heeft belanghebbende, woonachtig in Curaçao, een beroepschrift ingetrokken tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De intrekking vond plaats omdat de Inspecteur gedeeltelijk tegemoetgekomen was aan de verzoeken van belanghebbende. Bij de intrekking heeft belanghebbende verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft dit verzoek gehonoreerd, maar de vergoeding beperkt tot Naf. 700, ondanks dat de forfaitair berekende kostenvergoeding op Naf. 1.050 was vastgesteld. Dit gebeurde omdat belanghebbende een redelijke vergoeding had aangevraagd die lager was dan het forfaitaire bedrag.
Het Gerecht oordeelde dat, hoewel het beroep niet gegrond was verklaard, de Inspecteur verplicht was het griffierecht te vergoeden. Dit is in overeenstemming met artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, dat bepaalt dat de Inspecteur het griffierecht dient te vergoeden indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart. In dit geval was het beroep ingetrokken, maar de redelijke wetstoepassing vereiste dat de Inspecteur ook dan het griffierecht vergoedde.
De uitspraak werd gedaan op 24 juli 2017, waarbij het Gerecht de Inspecteur veroordeelde tot betaling van de proceskosten van belanghebbende en het griffierecht. De rechter, mr. drs. M.M. de Werd, sprak de uitspraak uit in aanwezigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen twee maanden na toezending van de uitspraak ingesteld kan worden.