ECLI:NL:OGEAC:2017:96

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
27 juli 2017
Zaaknummer
BBZ nr. CUR201600238
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten en griffierecht na intrekking van beroep in belastingzaken

In deze zaak heeft belanghebbende, woonachtig in Curaçao, een beroepschrift ingetrokken tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De intrekking vond plaats omdat de Inspecteur gedeeltelijk tegemoetgekomen was aan de verzoeken van belanghebbende. Bij de intrekking heeft belanghebbende verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft dit verzoek gehonoreerd, maar de vergoeding beperkt tot Naf. 700, ondanks dat de forfaitair berekende kostenvergoeding op Naf. 1.050 was vastgesteld. Dit gebeurde omdat belanghebbende een redelijke vergoeding had aangevraagd die lager was dan het forfaitaire bedrag.

Het Gerecht oordeelde dat, hoewel het beroep niet gegrond was verklaard, de Inspecteur verplicht was het griffierecht te vergoeden. Dit is in overeenstemming met artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, dat bepaalt dat de Inspecteur het griffierecht dient te vergoeden indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart. In dit geval was het beroep ingetrokken, maar de redelijke wetstoepassing vereiste dat de Inspecteur ook dan het griffierecht vergoedde.

De uitspraak werd gedaan op 24 juli 2017, waarbij het Gerecht de Inspecteur veroordeelde tot betaling van de proceskosten van belanghebbende en het griffierecht. De rechter, mr. drs. M.M. de Werd, sprak de uitspraak uit in aanwezigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen twee maanden na toezending van de uitspraak ingesteld kan worden.

Uitspraak

Uitspraak van 24 juli 2017
BBZ nr. CUR201600238
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ],woonachtig in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, gevestigd in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 5 september 2014 een
navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 opgelegd ten bedrage van Naf. 54.045.
1.2
Belanghebbende is op 7 oktober 2014 tegen de navorderingsaanslag in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 24 maart 2016 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 17 mei 2016 in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroepschrift heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 50,- aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 23 juni 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
Partijen zijn op 9 mei 2017 uitgenodigd tot het bijwonen van een zitting. Belanghebbende heeft op 19 juni 2017 een brief naar het Gerecht verzonden waarin is vermeld dat de zaak wordt ingetrokken. Gelijktijdig met de intrekking wordt verzocht om kostenvergoeding.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2017 te Willemstad. Aldaar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door haar gemachtigde, [ A ] en namens de Inspecteur [ B ].

2.PROCESKOSTENVERGOEDING

2.1
Belanghebbende heeft het beroep ingetrokken. Artikel 15, lid 3 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) luidt:
“3. In geval van intrekking van het beroep, omdat de Inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoet gekomen, kan de Inspecteur op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het eerste lid, worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is
voldaan, wordt de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.”
2.2
Nu het verzoek tegelijk met de intrekking van het beroep is gedaan en nu de Inspecteur aan belanghebbende is tegemoetgekomen, ziet het Gerecht aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. In artikel 15, lid 2 LLB is bepaald dat de regels over de kosten en de wijze van de berekeningen van de hoogte daarvan, bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (zie ook Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten worden op forfaitaire wijze berekend. Het Gerecht stelt vast dat er sprake is van door een derde beroepsmatig verleende bijstand.
2.3
Op de voet van artikel 15 LBB in verbinding met het vorengenoemde Besluit, kunnen de proceskosten in principe berekend worden op Naf. 1.050 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 29 juni 2017 met een waarde per punt van Naf. 700, en een wegingsfactor van 1 voor de indiening van het beroepschrift, omdat de zaak van gemiddeld gewicht is en een wegingsfactor van ½ voor het verschijnen ter zitting omdat toen nog slechts de hoogte van de
proceskostenvergoeding in geding was). De omstandigheid dat de Inspecteur volgens haar niet ernstig onzorgvuldig gehandeld heeft, doet niet af aan het gewicht van de zaak. Nu belanghebbende verzocht heeft om een redelijke vergoeding van Naf. 700 zal het Gerecht de vergoeding tot dat bedrag beperken.

3.GRIFFIERECHT

In artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken is bepaald dat, indien het Gerecht het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, de uitspraak tevens inhoudt dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. In dit geval is het beroep ingetrokken omdat de Inspecteur gedeeltelijk tegemoetgekomen is aan belanghebbende. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat ook dan vergoeding van griffierecht door de Inspecteur plaats dient te vinden.

4.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • wijst het verzoek tot vergoeding van proceskosten toe;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Naf. 700;
  • draagt de Inspecteur op het griffierecht groot Naf. 50 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).