ECLI:NL:OGEAC:2020:4

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 januari 2020
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
CUR201600442 t/m CUR201600447
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing en heffingsbevoegdheid na opheffing Nederlandse Antillen

In deze zaak gaat het om de heffingsbevoegdheid van de belastinginspecteur voor de jaren 2008 en 2009, na de opheffing van de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010. De belanghebbende, die van 2003 tot 2009 op Curaçao woonde en werkte, ontving aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2008 en 2009. De inspecteur stelde dat hij heffingsbevoegd was op basis van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB), die bepaalt dat belastingplichtigen worden aangeslagen in het eilandgebied waar zij wonen aan het begin van het belastingjaar. De belanghebbende betwistte de aanslagen en stelde dat hij in die jaren inwoner van Nederland was. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat hij in 2009 niet in Curaçao woonde, en concludeerde dat de inspecteur heffingsbevoegd was voor beide jaren. De verzuimboetes die aan de belanghebbende waren opgelegd wegens het niet indienen van aangiften werden eveneens gehandhaafd. De uitspraak van het Gerecht werd gedaan op 8 januari 2020.

Uitspraak

Uitspraak van 8 januari 2020
BBZ nrs. CUR201600442 t/m CUR201600447
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X, wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 10 juli 2015 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2008 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 419.788. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 250 vanwege het niet doen van aangifte.
1.2
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 10 juli 2015 aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2008 opgelegd naar een premie-inkomen van respectievelijk NAf 72.000 (maximale premie-inkomen) en NAf 382.214 maximale premie-inkomen).
1.3
Aan belanghebbende is met dagtekening 10 juli 2015 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2009 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 418.491. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 500 vanwege het niet doen van aangifte.
1.4
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 10 juli 2015 aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ voor het jaar 2009 opgelegd naar een premie-inkomen van respectievelijk NAf 77.544 (maximale premie-inkomen) en NAf 402.854.
1.5
Belanghebbende heeft op 19 augustus 2015 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en verzuimboetes.
1.6
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 december 2015 de aanslagen en de verzuimboetes gehandhaafd.
1.7
Belanghebbende heeft op 24 februari 2016 beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.8
De Inspecteur heeft op 19 juni 2017 verweerschriften ingediend.
1.9
Zittingen van het Gerecht hebben plaatsgevonden op 29 juni 2017 en 13 september 2017 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen zijn dochter A en B. Namens de Inspecteur is verschenen mr. C. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
1.1
Belanghebbende heeft op 3 juli 2017 nadere stukken ingediend.
1.11
De Inspecteur heeft daarop gereageerd bij brief van 24 juli 2017. Belanghebbende heeft daarop weer gereageerd bij brief van 26 juli 2017.
1.12
Het Gerecht heeft bij uitspraak van 6 oktober 2017, ECLI:NL:OGEAC:2017:136, het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn.
1.13
Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Inspecteur ambtshalve alle aanslagen verminderd door het inkomen met NAf 2.500 te verlagen.
1.14
Belanghebbende heeft op 29 november 2017 hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft daarvoor NAf 200 aan griffierecht betaald.
1.15
De Inspecteur heeft op 2 mei 2018 een verweerschrift ingediend.
1.16
De zitting van het Hof heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2018 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen advocaat mr. D. Namens de Inspecteur is verschenen mr. C. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
1.17
Het Hof heeft bij uitspraak van 7 januari 2019, ECLI:NL:OGHACMB:2019:116, het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerecht vernietigd en de zaak teruggewezen naar het Gerecht ter verdere behandeling.
1.18
Belanghebbende heeft op 1 december 2019 nadere stukken ingediend.
1.19
De zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op 11 december 2019 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen advocaat mr. D. Namens de Inspecteur is verschenen mr. C. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht. Verder heeft belanghebbende ter zitting een zogenoemde directievergunning ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum]. Tot september 2003 was belanghebbende woonachtig in V, Nederland.
2.2
Volgens het uittreksel van de dienst Burgerzaken Curaçao is belanghebbende vanaf 4 september 2003 woonachtig op het adres Y te Curaçao. Belanghebbende woonde daar met zijn echtgenote en dochter (geboren [geboortedatum]) tot oktober 2007. Zijn echtgenote en dochter zijn toen teruggekeerd naar Nederland.
2.3
Vanaf oktober 2007 is belanghebbende ingeschreven en woonachtig op het adres Z te Curaçao
.
2.4
Belanghebbend heeft in 2007 een stuk grond gekocht op W te Curaçao. Daarop heeft hij een woning laten bouwen. Van 9 april 2013 tot 18 juli 2016 is belanghebbende ingeschreven geweest op dit adres. Nadien is belanghebbende ingeschreven in V, Nederland.
2.5
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam bij H BV (hierna: H). Van september 2003 tot en met 2007 was belanghebbende gedetacheerd bij M Curaçao.
2.6
In december 2007 is belanghebbende naar Nederland gegaan om de feestdagen met zijn familie door te brengen. Belanghebbende is vervolgens in Nederland ziek geworden. Hij was van 13 december 2007 tot 21 januari 2008 ongeschikt om te werken.
2.7
Van 21 januari 2008 tot 21 september 2009 is belanghebbende als projectmanager gedetacheerd geweest bij W Bonaire. Belanghebbende had in Bonaire van 21 januari 2008 tot en met maart 2008 een appartement tot zijn beschikking in het vakantieresort O, van april 2008 tot en met juni 2009 een woonruimte aan P en van juli 2009 tot en met september 2009 een appartement in Q. Deze woonruimtes zijn gehuurd door W Bonaire.
2.8
Van 21 september 2009 tot en met september 2010 verbleef belanghebbende om medische redenen in zijn woning te V, Nederland.
2.9
Belanghebbende heeft ter zake van zijn dienstbetrekking bij H in 2008 en 2009 een salaris genoten van respectievelijke € 160.029 (NAf 419.788) en € 168.285 (NAf 418.491).
2.1
In het jaar 2013 zijn aan belanghebbende aangiftebiljetten inkomstenbelasting 2008 en 2009 uitgereikt. Belanghebbende heeft voor het doen van de aangiften uitstel gevraagd. De Inspecteur heeft uitstel verleend tot 31 december 2013.
2.11
Belanghebbende heeft nimmer aangiften inkomstenbelasting 2008 en 2009 ingediend.
2.12
De Inspecteur heeft op 10 juli 2015 aanslagen inkomstenbelasting 2008 en 2009 opgelegd naar een geschat inkomen van respectievelijk NAf 419.788 en NAf 418.491. Daarbij zijn verzuimboetes van respectievelijk NAf 250 en NAf 500 opgelegd vanwege het niet doen van aangiften. Verder heeft de Inspecteur voor deze jaren aanslagen premies AOV/AWW en ABVZ opgelegd naar het maximale premie-inkomen.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de aanslagen terecht zijn opgelegd.
3.2
Het geschil spitst zich toe op de vraag of het land Curaçao voor de onderhavige jaren heffingsbevoegd is.
3.3
Belanghebbende betoogt dat hij in de jaren 2008 en 2009 inwoner was van Nederland en dat de aanslagen daarom vernietigd moeten worden.
3.4
Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de hypotheekrenteaftrek niet langer in geschil is en dat ook de overige grieven omtrent wisselkoers en vrijwillige verzekering worden ingetrokken. Dit betekent dat de hoogte van de aanslagen niet langer in geschil is.
3.5
Verder zijn de verzuimboetes in geschil.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Omkering bewijslast

4.1
Artikel 31, lid 3, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien geen aangifte is gedaan of de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.2
Belanghebbende heeft voor de jaren 2008 en 2009, hoewel daartoe uitgenodigd, nimmer aangiften inkomstenbelasting gedaan. Dit brengt mee dat voornoemde bewijsregel van artikel 31, lid 3, ALL (omkering en verzwaring van de bewijslast) toepassing vindt.
4.3
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de aanslagen gebaseerd op het inwonerschap van Curaçao en de van H genoten looninkomsten. Derhalve kan niet worden gezegd dat deze aanslagen onredelijk of willekeurig zijn vastgesteld.
4.4
Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de aanslagen betwist, dient hij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 31, lid 3, ALL bedoelde wijze (vgl. HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013: BX7184). Belanghebbende betoogt in dat verband dat hij in de jaren 2008 en 2009 inwoner was van Nederland en dat de aanslagen daarom vernietigd moeten worden.
Inkomstenbelasting: heffingsrecht Nederlandse Antillen o.g.v. BRK
4.5
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in de onderhavige jaren 2008 en 2009 in loondienst werkzaamheden heeft verricht in de Nederlandse Antillen en dat hij in beide jaren meer dan 183 dagen aldaar heeft verbleven.
4.6
Dit brengt mee dat het ter zake daarvan genoten loon, zelfs als belanghebbende in die jaren inwoner van Nederland zou zijn geweest, op grond van artikel 15 van de Belastingregeling voor het Koninklijk (BRK) ter belastingheffing is toegewezen aan de Nederlandse Antillen.
Inkomstenbelasting: toepassing competentieregeling art. 36 LIB
4.7
Het land Nederlandse Antillen, waartoe Curaçao en Bonaire behoorden, is op 10 oktober 2010 opgehouden te bestaan. Het eilandgebied Curaçao is een autonoom land binnen het Koninkrijk geworden. Het eilandgebied Bonaire is onderdeel van het land Nederland geworden.
4.8
De vraag rijst welk land vanaf 10 oktober 2010 heffingsbevoegd is voor de daaraan voorafgaande belastingjaren. Nu niet enige (overgangs)regeling daarin voorziet, sluit het Gerecht aan bij de regeling van de relatieve competentie in artikel 36 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna LIB; tekst tot 2017). Dit betekent dat als voor de belastingjaren 2008 en 2009 de Inspecteur van het eilandgebied Curaçao op grond van artikel 36 LIB belanghebbende mocht aanslaan in de inkomstenbelasting, vanaf 10 oktober 2010 de Inspecteur van het land Curaçao heffingsbevoegd is met betrekking tot deze belastingjaren.
4.9
In artikel 36 LIB was bepaald dat de binnen de Nederlandse Antillen wonende belastingplichtigen worden aangeslagen in het eilandgebied waar zij wonen aan het begin van het belastingjaar. Niet binnen de Nederlandse Antillen wonende belastingplichtigen worden aangeslagen in het eilandgebied waar zij hun zuiver inkomen hebben genoten.
4.1
Blijkens het voorheen geldende artikel 2, lid 2 ALL was de Inspecteur op Bonaire bevoegd ter zake van het eilandgebied Bonaire, was de Inspecteur op Curaçao bevoegd voor het eilandgebied Curaçao en was de Inspecteur op Sint Maarten bevoegd voor de overige eilandgebieden.
Inkomstenbelasting: voor toepassing competentieregeling woonachtig in Ned. Antillen
4.11
Vaststaat dat belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 uitsluitend werkzaamheden op Bonaire heeft verricht en dat hij daarmee is aangevangen op 21 januari 2008.
4.12
Voor de toepassing van artikel 36 LIB is van belang of belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 binnen of buiten de Nederlandse Antillen woonde. Zou belanghebbende buiten de Nederlandse Antillen wonen, dan zou op grond van artikel 36, lid 3 LIB de Inspecteur van het eilandgebied Bonaire - zijnde het eilandgebied waar belanghebbende zijn inkomen heeft genoten - belanghebbende mogen aanslaan voor de inkomstenbelasting, en dus niet de Inspecteur van het eilandgebied Curaçao.
4.13
Bij de beantwoording van de vraag of belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 binnen de Nederlandse Antillen woonde, moet acht worden geslagen op alle in aanmerking komende omstandigheden van het geval en komt het erop aan of deze omstandigheden van dien aard zijn dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen belanghebbende en de Nederlandse Antillen. Die duurzame band met de Nederlandse Antillen hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land, zodat voor een woonplaats in de Nederlandse Antillen niet noodzakelijk is dat het middelpunt van iemands maatschappelijk leven zich in de Nederlandse Antillen bevindt (vgl. HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6824).
4.14
Vaststaat dat belanghebbende vanaf september 2003 met zijn vrouw en dochter woonachtig is in de Nederlandse Antillen, dat in oktober 2007 zijn vrouw en dochter zijn teruggekeerd naar Nederland, dat belanghebbende van september 2003 tot en met juli 2016 is ingeschreven geweest in de Nederlandse Antillen dan wel Curaçao, dat belanghebbende van september 2003 tot en met september 2009 werkzaamheden heeft verricht in de Nederlandse Antillen, dat belanghebbende in die periode heeft beschikt over woonruimte in de Nederlandse Antillen, dat belanghebbende in 2007 een stuk grond heeft gekocht op Curaçao en daarop een woning heeft laten bouwen, en dat belanghebbende van april 2013 tot en met juli 2016 op het adres van die woning ingeschreven is geweest.
4.15
Gelet op voornoemde omstandigheden bestaat in de jaren 2008 en 2009 een duurzame band van persoonlijke aard tussen belanghebbende en de Nederlandse Antillen. Het Gerecht neemt daarom aan dat voor de toepassing van artikel 36 LIB belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 binnen de Nederlandse Antillen woonde. Dit brengt mee dat belanghebbende mocht worden aangeslagen in het eilandgebied waar hij woonde aan het begin van het belastingjaar, en dus niet in het eilandgebied Bonaire waar hij zijn inkomen heeft genoten.
Inkomstenbelasting 2008: voor toepassing competentieregeling wonend in Curaçao
4.16
Vaststaat dat belanghebbende pas vanaf 21 januari 2008 werkzaamheden is gaan verrichten op Bonaire en daar de beschikking heeft gekregen over een woonruimte. Het Gerecht gaat daarom ervan uit dat belanghebbende aan het begin van 2008 in ieder geval nog in het eilandgebied Curaçao woonde. Op grond van artikel 36 LIB mocht de Inspecteur van het eilandgebied Curaçao belanghebbende daarom aanslaan in de inkomstenbelasting, hetgeen meebrengt dat vanaf 10 oktober 2010 de Inspecteur van het land Curaçao heffingsbevoegd is met betrekking tot het belastingjaar 2008.
Inkomstenbelasting 2009: voor toepassing competentieregeling wonend in Curaçao
4.17
Ook voor het belastingjaar 2009 dient voor de toepassing van artikel 36 LIB de feitelijke vraag te worden beantwoord in welk eilandgebied belanghebbende woonde bij het begin van dat kalenderjaar. De omkering en verzwaring van de bewijslast heeft betrekking op deze vraag, zodat belanghebbende overtuigend moet aantonen dat hij begin 2009 niet in Curaçao woonde. Belanghebbende is niet in deze bewijslast geslaagd. Vaststaat immers dat belanghebbende vanaf september 2003 woonde op Curaçao, dat hij van september 2003 tot en met juli 2016 ingeschreven is geweest op Curaçao, dat hij ook in 2009 beschikte over woonruimte op Curaçao, dat belanghebbende in 2007 een stuk grond heeft gekocht op Curaçao en daarop een woning heeft laten bouwen, en dat belanghebbende van april 2013 tot en met juli 2016 op het adres van die woning ingeschreven is geweest. Deze omstandigheden brengen mee dat ook begin 2009 een duurzame band van persoonlijke aard bestond tussen belanghebbende en het eilandgebied Curaçao. Door te wijzen op de banden met Nederland heeft belanghebbende niet op overtuigende wijze aangetoond dat hij in 2009 geen duurzame band met het eilandgebied Curaçao had. Het Gerecht neemt daarom aan dat belanghebbende begin 2009 binnen het eilandgebied Curaçao woonde. Op grond van artikel 36 LIB mocht de Inspecteur van het eilandgebied Curaçao belanghebbende daarom aanslaan in de inkomstenbelasting, hetgeen meebrengt dat vanaf 10 oktober 2010 de Inspecteur van het land Curaçao ook heffingsbevoegd is met betrekking tot het belastingjaar 2009. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur.
Premieheffing: ingezetene van de Nederlandse Antillen
4.18
In de jaren 2008 en 2009 zijn de ingezetenen van de Nederlandse Antillen verzekerd en premieplichtig voor de AOV, AWW en AVBZ. Ingezetene is hij die in de Nederlandse Antillen woont.
4.19
Het woonplaatsbegrip in de volksverzekeringswetten moet op dezelfde wijze worden uitgelegd als het fiscale woonplaatsbegrip (vgl. HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6824). In onderdeel 4.15 is overwogen dat in de jaren 2008 en 2009 een duurzame band van persoonlijke aard bestond tussen belanghebbende en de Nederlandse Antillen. Dit brengt mee dat belanghebbende ook voor de premieheffing volksverzekeringen in de Nederlandse Antillen woonde. Als ingezetene van de Nederlandse Antillen was hij dus voor de jaren 2008 en 2009 premieplichtig voor de AOV, AWW en AVBZ.
Premieheffing: toepassing competentieregeling art. 1 Lv AOV, AWW en AVBZ
4.2
Ook voor de premieheffing rijst vervolgens de vraag welk land vanaf 10 oktober 2010 heffingsbevoegd is voor de daaraan voorafgaande jaren. Nu niet enige (overgangs)regeling daarin voorziet, sluit het Gerecht aan bij de regeling van de relatieve competentie in het toenmalige artikel 1 van de Landsverordeningen AOV, AWW en AVBZ.
4.21
In deze bepaling was geregeld dat voor de premieheffing de verzekerden worden aangeslagen in het eilandgebied waar zij wonen aan het begin van het desbetreffende jaar. Dit betekent dat als voor de jaren 2008 en 2009 de Inspecteur van het eilandgebied Curaçao belanghebbende mocht aanslaan in de premieheffing, vanaf 10 oktober 2010 de Inspecteur van het land Curaçao heffingsbevoegd is met betrekking tot deze jaren.
Premieheffing 2008 en 2009: voor toepassing competentieregeling wonend in Curaçao
4.22
In de onderdelen 4.16 en 4.17 is overwogen dat belanghebbende aan het begin van zowel het jaar 2008 als 2009 in het eilandgebied Curaçao woonde.
4.23
De verschuldigde premies worden geheven over het door belanghebbende genoten premie-inkomen. Onder het premie-inkomen wordt verstaan het onzuiver inkomen in de zin van de LIB. Tot het onzuiver inkomen in de zin van de LIB behoren de inkomsten uit de dienstbetrekking bij H. Dit betekent dat over deze inkomsten premies AOV, AWW en AVBZ kunnen worden geheven. De Inspecteur heeft deze inkomsten dan ook terecht in het premie-inkomen begrepen.
Verzuimboetes
4.24
De verzuimboetes van NAf 250 en NAf 500 zijn opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte inkomstenbelasting.
4.25
Op grond van artikel 18, lid 1, ALL kan de Inspecteur ter zake van dit verzuim een boete opleggen van ten hoogste NAf 2.500.
4.26
In de Ministeriële regeling formeel belastingrecht is onder meer het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van artikel 4.3, lid 1 van deze Ministeriële regeling wordt bij het opleggen van een verzuimboete rekening gehouden met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd.
4.27
Ingevolge artikel 4.4, lid 1 van deze ministeriële regeling legt de Inspecteur bij een eerste verzuim een boete op van NAf 250, bij een tweede verzuim een boete van NAf 500, bij een derde verzuim een boete van NAf 1.000, bij een vierde verzuim een boete van NAf 1.500 en bij een stelselmatig verzuim een boete van NAf 2.500.
4.28
Belanghebbende was gehouden uiterlijk op 31 december 2013 de aangiften inkomstenbelasting 2008 en 2009 in te dienen. Belanghebbende heeft deze aangiften nimmer ingediend. De Inspecteur heeft dus terecht verzuimboetes opgelegd. De opgelegde boetes van NAf 250 en NAf 500 zijn overeenkomstig het boetebeleid van de Inspecteur. Het Gerecht acht deze boetes passend en geboden.
Slotsom
4.29
Belanghebbende heeft op 24 februari 2016 tegen de aanslagen beroep ingesteld bij dit Gerecht. Nadien heeft de Inspecteur ambtshalve alle aanslagen verminderd door het inkomen met NAf 2.500 te verlagen. Dit betekent dat de beroepen inzake de aanslagen gegrond verklaard moeten worden en dat de aanslagen worden gehandhaafd zoals deze ambtshalve zijn verminderd (vgl. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011: BN8728).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht nu het Hof reeds een dergelijke vergoeding heeft toegekend.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen inzake de aanslagen gegrond;
- verklaart de beroepen inzake de verzuimboetes ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op het bezwaar tegen de aanslagen;
- handhaaft de aanslagen zoals deze ambtshalve zijn verminderd.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 8 januari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500