ECLI:NL:OGEAC:2017:136

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
CUR201600442 t/m CUR201600447
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening van het beroepschrift in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende had op 10 juli 2015 aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ ontvangen, waartegen hij op 19 augustus 2015 bezwaar had aangetekend. De Inspecteur handhaafde de aanslagen en boetes in zijn uitspraken op bezwaar van 23 december 2015. Belanghebbende ging op 24 februari 2016 in beroep tegen deze uitspraken. Echter, het beroepschrift werd te laat ingediend, wat leidde tot de vraag of er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Het Gerecht oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij het beroepschrift tijdig had aangeboden aan de balie van het Gerecht. De stelling dat het beroepschrift niet volledig was, werd niet als bijzondere omstandigheid erkend. Het Gerecht benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende is om het beroepschrift tijdig in te dienen. Aangezien er geen verschoonbare termijnoverschrijding was, werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Inspecteur had ter zitting wel toegezegd dat hij een bedrag van Naf. 2.500 aan rente in aftrek zou toestaan voor beide jaren, maar dit had geen invloed op de ontvankelijkheid van het beroep.

De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, waarbij belanghebbende binnen twee maanden na toezending van de uitspraak een beroepschrift moet indienen.

Uitspraak

Uitspraak van 6 oktober 2017
BBZ nrs. CUR201600442 t/m CUR201600447
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 10 juli 2015 over de jaren 2008 en 2009 aanslagen
inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ en boetes opgelegd.
1.2
Belanghebbende is op 19 augustus 2015 tegen de aanslagen en de
boetebeschikkingen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 23 december 2015 uitspraken op bezwaar gedaan en de
aanslagen en de boetes gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 24 februari 2016 in beroep gekomen tegen de
uitspraken op bezwaar.
1.5
De Inspecteur heeft op 19 juni 2017 verweerschriften ingediend.
1.6
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting. In dat verband zijn op 29 juni 2017 te Willemstad namens belanghebbende verschenen [ A ] (dochter belanghebbende) en [ B ]. Namens de Inspecteur is verschenen [ C ].
1.7
Ter zitting van 13 september 2017 te Willemstad is namens de Inspecteur verschenen [ C ], vergezeld van [ D ], stagiaire. Namens belanghebbende zijn verschenen [ A ] en [ B ].
2.BEOORDELING VAN HET BEROEP
2.1
In artikel 31, lid 1, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (verder: ALL) is geregeld dat belanghebbende die bezwaar heeft tegen een ingevolge de belastingverordening door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep kan komen bij het Gerecht. Gelet op de dagtekening van de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur en de datum van binnenkomst van het beroepschrift, stelt het Gerecht vast dat het beroep niet is ingediend binnen de termijn van twee maanden na dagtekening van de uitspraken op bezwaar.
2.2
In artikel 5, lid 4 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken is, voor zover hier van belang, bepaald dat de termijn waarbinnen beroep moet zijn ingesteld niet verbindend is, indien ten genoegen van het Gerecht wordt aangetoond dat de inachtneming ervan door bijzondere omstandigheden is verhinderd (verschoonbare termijnoverschrijding) Belanghebbende heeft in dit verband ter zitting aangevoerd dat hij eerder verschillende keren aan de balie van het Gerecht is geweest om het beroepschrift in te leveren maar dat het toen niet lukte omdat het niet volledig was.
2.3
Het Gerecht stelt voorop dat een beroepschrift niet volledig hoeft te zijn om in te kunnen dienen. Van een bijzondere omstandigheid zou naar het oordeel van het Gerecht sprake kunnen zijn indien belanghebbende het al of niet volledige beroepschrift tijdig zou hebben aangeboden aan de balie van het Gerecht en het Gerecht vervolgens geweigerd zou hebben om het in ontvangst te nemen. Dat die situatie zich heeft voorgedaan heeft belanghebbende echter niet aannemelijk gemaakt. Voor het overige is het de verantwoordelijkheid van belanghebbende om het beroepschrift tijdig in te dienen. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding en is het beroep van belanghebbende niet ontvankelijk. Aan een inhoudelijke behandeling van de zaak komt het Gerecht niet toe.
2.4
Ten overvloede merkt het Gerecht op dat de Inspecteur ter zitting toegezegd heeft
dat de Inspecteur voor beide jaren een bedrag van Naf. 2.500 aan rente in aftrek zal toestaan.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per p
ost/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).