ECLI:NL:OGEAC:2020:315

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 augustus 2020
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
CUR 201900176
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwanginvordering en bodembeslag; bescherming reële eigendom van derden in belastingzaken

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, stond de vraag centraal of de Ontvanger van het Land Curaçao zich kon verhalen op de gokautomaten van Eveworld Inc., gevestigd in Panama. De procedure volgde op een eerder vonnis van 13 januari 2020, waarbij Eveworld een conclusie had genomen en de Ontvanger een antwoordconclusie had ingediend. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van dwangschriften in het kader van de invordering van belastingen, zoals geregeld in de Landsverordening Dwanginvordering. De Ontvanger stelde dat Eveworld niet-ontvankelijk was omdat zij haar verzet niet correct had betekend. Het Gerecht verwierp deze stelling en oordeelde dat de belastingplichtige ook in een civiele procedure het invorderingsrecht kan aanvechten.

De kern van de zaak draaide om de eigendom van 36 gokautomaten, die Eveworld toebehoorden, maar zich op de bodem van de failliete Curaçao Real Estate N.V. bevonden. Het Gerecht oordeelde dat de gokautomaten in beginsel konden worden uitgewonnen voor de schulden van de belastingplichtige, maar dat er bij het uitwinnen van aan derden toebehorende zaken voldaan moest worden aan de eis van proportionaliteit. De Ontvanger voerde aan dat er sprake was van een bijzondere situatie die een inbreuk op het eigendomsrecht van Eveworld rechtvaardigde, maar het Gerecht oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de belastingschuldige gokautomaten huurde van Eveworld onvoldoende was om te concluderen dat de beslissingsbevoegdheid binnen de onderneming van de belastingschuldige feitelijk in handen was van Eveworld.

Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat de Ontvanger zich niet kon verhalen op de aan Eveworld toebehorende gokautomaten voor de schuld van de failliete Curaçao Real Estate N.V. en dat de vordering van Eveworld tot opheffing van het beslag toewijsbaar was. De Ontvanger werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werden de vorderingen afgewezen, maar de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
EVEWORLD INC,
gevestigd te Panama,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh,
tegen
DE ONTVANGER VAN HET LAND CURAÇAO,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. R.L. Rosario.

1.Het procesverloop

1.1
Na het vonnis van 13 januari 2020 heeft Eveworld een conclusie genomen en de Ontvanger een antwoordconclusie.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Lv Dwanginvordering en bodembeslag
2.1
Deze procedure betreft de tenuitvoerlegging van dwangschriften, als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen (P.B. 1942-246, zoals gewijzigd), hierna: de Lv Dwanginvordering.
2.2
Artikel 8 Lv Dwanginvordering luidt:
“Behoudens in het geval dat een recht van terugvordering bestaat jegens degene die een zaak onrechtmatig of van een onbevoegde heeft verkregen, kunnen derden echter nimmer verzet in rechte doen tegen de inbeslagneming ter zake van belastingen, bijdragen, vergoedingen, verhogingen en boeten, van roerende zaken, tot stoffering van een huis of ten gebruike van een plantage dienende, alsmede van ingeoogste vruchten, wanneer die zaken of vruchten zich tijdens de inbeslagneming bevinden in het bezit van de schuldenaar of in het huis, op de plantage of het erf, door hem bewoond of bij hem in gebruik.”
Ontvankelijkheid
2.3
Volgens de Ontvanger is Eveworld niet-ontvankelijk in deze zaak omdat zij haar verzet niet aan de Ontvanger heeft laten betekenen als bedoeld in artikel 4 lid 2 Lv Dwanginvordering. Bovendien geldt volgens de Ontvanger dat, als eenmaal verzet is ingesteld, de civiele weg niet meer openstaat. Het Gerecht verwerpt deze verweren met verwijzing naar de ter comparitie al aan de orde gestelde uitspraken van dit Gerecht van 11 september 2017, ECLI:NL:OGEAC:2017:122
Nieuwenhuijzen vs Ontvanger Curaçao(betekening is niet vereist voor ontvankelijkheid) en van de Hoge Raad van 15 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:350,
Aruba Bank vs Het Land Aruba). In die laatste uitspraak wordt in rechtsoverweging 5.4.3 overwogen:
“Ingevolge art. 4 LvD kan de tenuitvoerlegging van een dwangschrift niet worden geschorst dan door een met redenen omkleed verzet (lid 1). Het verzet wordt betekend aan de Ontvanger der belastingen; op straffe van nietigheid moet binnen een maand na deze betekening het geding tegen de Ontvanger aanhangig worden gemaakt (lid 2). Dit rechtsmiddel biedt de belastingplichtige dus de mogelijkheid schorsing van de tenuitvoerlegging van een dwangschrift te verkrijgen. Deze mogelijkheid laat onverlet dat de belastingplichtige het invorderingsrecht waarop het dwangschrift ziet ook in een gewone civiele procedure aan de orde kan stellen. Zodanige procedure schorst de tenuitvoerlegging echter niet.”
Eigendom van Eveworld; bodemzaken
2.4
Niet in geschil is dat de 36 gokautomaten waarom het in deze zaak gaat eigendom zijn van Eveworld, niet van de belastingplichtige, het inmiddels failliete Curaçao Real Estate N.V. (Veneto Casino).
2.5
Evenmin in geschil is dat de gokkasten, die door Eveworld aan Curaçao Real Estate N.V. werden verhuurd, zich op de ‘bodem’ van de belastingplichtige bevonden , dat zij dienden tot ‘stoffering’ in de zin van artikel 8 Lv Dwanginvordering en dat de gokkasten daarom in beginsel kunnen worden uitgewonnen voor schulden van de belastingplichtige.
Terughoudend beleid bij reële eigendom
2.6
Volgens vaste jurisprudentie geldt bij het uitwinnen van aan een derde toebehorende bodemzaken echter wel dat voldaan moet zijn aan de eis van proportionaliteit (EHRM 23 februari 1995, LJN AV7914
Gasus vs Nederland). Voor de vraag of aan die eis is voldaan, is van belang of gesproken kan worden van ‘reëel’ eigendom. Voor de invulling van dat begrip speelt ook in Curaçaose zaken (op grond van het concordantiebeginsel, zie Hoge Raad 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:798
Manrique Capriles & Sons B.V. vs Landsontvanger van Curaçao) de Nederlandse Leidraad Invordering 2008 een rol. Daarin staat dat de belastingdienst haar bodemrecht niet zal uitoefenen in geval sprake is van reëel eigendom van een derde. De Leidraad zegt bij artikel 22 lid 3 Invorderingswet onder meer:
“Onder reële eigendom van de derde wordt verstaan de situatie waarin de zaken zowel juridisch eigendom zijn van de derde, als in economisch opzicht in overwegende mate aan hem toebehoren.”
2.7
Dat in het onderhavige geval sprake is van reële eigendom van Eveworld is tussen partijen niet in geschil.
Geen bijzondere situatie
2.8
Volgens de Ontvanger doet zich hier echter een bijzondere situatie voor waardoor inbreuk op het (reële) eigendomsrecht van Eveworld gerechtvaardigd is. De Ontvanger zoekt daarbij aansluiting bij de Leidraad, waarin zes situaties staan omschreven waarin geen sprake is van een terughoudend beleid. Een van die situaties betreft ‘bedrijfsinmenging’. Deze situatie wordt in de Leidraad zo omschreven:
“Zaken die door de derde onder enige titel ter beschikking zijn gesteld, terwijl zodanige afspraken zijn gemaakt tussen de belastingschuldige en de derde dat de belastingschuldige – hoewel hij formeel zelfstandig ondernemer is en hij daardoor risico’s draagt – in feite de vrije beschikkingsmacht over zijn bedrijf en de beslissingsbevoegdheid die normaliter bij het ondernemerschap past, geheel of ten dele mist. Dit komt omdat hij dit – in een van de situatie afhankelijke mate – feitelijk moet overlaten aan die derde, zonder wie de bedrijfsvoering (of een deel daarvan) zoals die plaatsvindt, niet denkbaar is.”
2.9
Volgens de Ontvanger was hier van een dergelijk geval sprake. Eveworld heeft dat gemotiveerd betwist, met onder meer de stelling dat in het Veneto Casino 300 andere gokapparaten stonden die niet van Eveworld werden gehuurd.
2.1
De enkele omstandigheid dat de belastingschuldige een aantal (36) gokkasten van Eveworld huurde, biedt, mede gelet op hetgeen Eveworld daar tegenover heeft gesteld, onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling dat de beslissingsbevoegdheid binnen de onderneming van de belastingschuldige feitelijk in handen was van Eveworld.
Slotsom
2.11
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat niet is gebleken van omstandigheden die een inbreuk op het eigendomsrecht van Eveworld proportioneel zouden maken en dat de Ontvanger zich niet op de aan Eveworld toebehorende gokmachines kan verhalen voor de schuld van Curaçao Real Estate N.V. De vordering van Eveworld tot opheffing van het door de Ontvanger gelegde beslag is dan ook toewijsbaar. Bij het meer of anders gevorderde heeft Eveworld onvoldoende belang. De Ontvanger zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
in reconventie
2.12
Gezien de opheffing van het beslag in conventie, zullen de vorderingen in reconventie worden afgewezen. In de omstandigheid dat Eveworld de gokkasten aan het beslag heeft onttrokken en onttrokken heeft gehouden, ziet het Gerecht evenwel aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren.

3.Beslissing

Het Gerecht:
in conventie
3.1
heft op het door de Ontvanger op 30 augustus 2017 en op 13 juli 2018 in het Veneto Casino gelegde beslag op de 36 aan Eveworld toebehorende gokautomaten;
3.2
veroordeelt de Ontvanger in de kosten van het geding, aan de zijde van Eveworld begroot op NAf 450 aan griffierecht, NAf 279,05 aan oproepingskosten en NAf 2.500 voor salaris gemachtigde;
3.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
3.5
wijst af het gevorderde;
3.6
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2020, in aanwezigheid van de griffier.