Uitspraak
1.Verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling
Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen(P.B. 1942-246, zoals gewijzigd), hierna: de Lv Dwanginvordering.
- dat het ontvankelijkheidsverweer van de Ontvanger (het verzet is ingevolge art. 4 lid 2 Lv Dwanginvordering nietig bij gebreke van betekening en domiciliekeuze) niet kan slagen;
- dat ingevolge art. 4 lid 3 Lv Dwanginvordering het verzet niet kan zijn gegrond op het niet ontvangen van aanslagbiljetten of aanmaningen en niet kan zijn gericht tegen de wettigheid of hoogte van het gevorderde bedrag, noch gegrond kan zijn op de bewering dat aanspraak bestaat op ontheffing of vermindering, omdat dienaangaande in de heffingssfeer rechtsmiddelen openstaan;
- dat in zeer uitzonderlijke gevallen van deze regel kan worden afgeweken en aanleiding kan zijn voor de burgerlijke rechter tot ingrijpen;
- dat eiser heeft gesteld dat hij de aanslagen nooit heeft ontvangen, dat die aanslagen nooit zijn opgelegd, dat een deel van de aanslagen loonbelasting ziet op een periode dat er geen werknemers meer waren, dat zijn disculpatieverzoek zou moeten worden ingewilligd en dat een aantal aanslagen reeds is verjaard;
- dat gebleken is dat het verzetschrift van eiser door de inspectie inmiddels mede is aangemerkt als bezwaarschrift en als zodanig in behandeling is genomen,
i) de status van het bezwaar
Power Lease Caribbean N.V. vs SVB), waarin onder meer het volgende is overwogen:
SVB vs SFT Bank). Het concordantiebeginsel, neergelegd in art. 39 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, heeft als uitgangspunt dat onder meer het burgerlijk recht, het handelsrecht en het burgerlijk procesrecht in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze worden geregeld. De rechter kan in voorkomende gevallen door middel van concorderende interpretatie de eenheid van het rechtssysteem in stand houden en herstellen. Aanwijzingen dat de wetgever van Curaçao op het hier aan de orde zijnde punt van het bodembeslag juist heeft willen afwijken van het Nederlandse recht of dat op dit punt een relevant verschil in maatschappelijke opvattingen een afwijkende uitleg rechtvaardigt, zijn gesteld noch gebleken. De elders in het Koninkrijk in de rechtspraak gegeven interpretatie van met art. 8 Lv Dwanginvordering corresponderende bepalingen kan derhalve van pas komen bij de beoordeling van geschillen als het onderhavige.
Gasus vs Nederland, de toets van het EVRM doorstaan. In dat arrest werd de inbreuk op het eigendomsrecht door het bodemrecht gerechtvaardigd geacht ter verzekering van de betaling van belastingen, zij het met inachtneming van de eis van proportionaliteit. Art. 16 Staatsregeling beoogt niet een verdergaande bescherming van eigendom te bieden dan art. 1 van het Eerste Protocol doet. Gelet daarop is art. 8 Lv Dwanginvordering niet zonder meer onverenigbaar met het grondrecht van bescherming van eigendom.’