In deze zaak heeft belanghebbende, wonende te Curaçao, zijn beroep ingetrokken tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ en BVZ voor het jaar 2017. De aanslagen waren opgelegd op 22 maart 2019, en belanghebbende had op 16 april 2019 bezwaar gemaakt. De Inspecteur handhaafde de aanslagen bij uitspraken op bezwaar op 3 mei 2019. Belanghebbende heeft op 30 januari 2020 beroep ingesteld, waarvoor hij griffierecht heeft betaald. Op 7 oktober 2020 heeft de Inspecteur de aanslagen ambtshalve verminderd. Belanghebbende trok zijn beroepen in op 8 oktober 2020 en verzocht om een proceskostenvergoeding.
De Inspecteur betoogde dat er geen recht op een kostenvergoeding bestond, omdat belanghebbende onjuiste loonbedragen en een verkeerde naam van de inhoudingsplichtigen had vermeld in de aangifte. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen recht op een proceskostenvergoeding bestaat, omdat de noodzaak tot het instellen van beroep voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende. Wel is het Gerecht van oordeel dat de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen en uitgesproken op 13 november 2020, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.