In deze zaak gaat het om een geschil tussen belanghebbende, een ingezetene van Curaçao en directeur-grootaandeelhouder van de vennootschap RBV, en de Inspecteur der Belastingen over de aanslagen in de inkomstenbelasting en premies AVBZ en BVZ voor de jaren 2012 en 2013. Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, omdat zij in die jaren ook in Nederland werkzaam was voor RBV, dat belasting en premies over haar inkomen heeft ingehouden en afgedragen. De Inspecteur betwist dit en stelt dat de werkzaamheden feitelijk in Curaçao hebben plaatsgevonden, waardoor belanghebbende geen recht heeft op de gevraagde aftrek.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelt dat belanghebbende als inwoner van Curaçao en in de hoedanigheid van bestuurder van RBV inkomsten heeft genoten die onderhevig zijn aan de Nederlandse belastingheffing. Dit betekent dat Curaçao een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting moet verlenen. De aanslagen in de inkomstenbelasting en de premie AVBZ worden beoordeeld, waarbij het Gerecht concludeert dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, maar dat de aanslag inkomstenbelasting voor 2012 moet worden verminderd tot NAf 1.007. De aanslagen voor de premies AVBZ en BVZ worden ongegrond verklaard, omdat belanghebbende niet kan aantonen dat zij niet verzekerd is in Curaçao.
De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2020 door mr. D.J. Jansen, waarbij het Gerecht de Inspecteur opdraagt het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.