ECLI:NL:OGEAC:2017:105

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR 201500110, CUR201500111, CUR201500113
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing en dubbele belasting bij ABP-pensioen van ingezetene Curaçao

In deze zaak, uitgesproken op 25 augustus 2017 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een beroep van belanghebbende X tegen de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende, een ingezetene van Curaçao, ontving een ABP-pensioen uit Nederland en was in geschil over de aanslagen in de inkomstenbelasting en premies AOV en AVBZ voor het jaar 2012. De Inspecteur had aanslagen opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van Naf. 90.019 voor de inkomstenbelasting, en premies AOV en AVBZ van respectievelijk Naf. 70.796 en Naf. 91.282. Belanghebbende kwam in bezwaar tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur wees deze af. In beroep stelde belanghebbende dat hij niet belastingplichtig was voor zijn pensioeninkomsten, omdat deze al in Nederland belast waren. Het Gerecht oordeelde dat het ABP-pensioen onderdeel uitmaakt van het wereldinkomen van belanghebbende en dat Curaçao het recht heeft om belasting te heffen, maar dat er een regeling voor dubbele belasting bestaat. De Inspecteur moest de aanslag inkomstenbelasting herzien conform de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat bepaalde dat de vermindering van inkomstenbelasting ter voorkoming van dubbele belasting voor gaat op heffingskortingen. De premieplicht voor AOV en AVBZ werd bevestigd, omdat belanghebbende niet vrijgesteld was van deze premies. De uitspraak leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de eerdere beslissingen van de Inspecteur.

Uitspraak

Uitspraak van 25 augustus 2017
BBZ nrs. CUR 201500110, CUR201500111, CUR201500113
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X,wonende te Curaçao,
belanghebbende
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 30 januari 2015 aanslagen in de inkomstenbelasting, premies AOV en AVBZ voor het jaar 2012 opgelegd naar een belastbaar en premie inkomen van Naf. 90.019 (inkomstenbelasting), Naf. 70.796 (AOV) en Naf. 91.282 (AVBZ).
1.2
Belanghebbende is op 26 maart 2015 (AOV) en 27 maart 2015 (inkomstenbelasting/AVBZ) tegen de aanslagen in bezwaar gekomen. Bij uitspraken op bezwaar van 29 mei 2015 heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
1.3
Belanghebbende is op 21 juli 2015 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar.
1.4
Partijen zijn overeenkomstig artikel 10 Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) uitgenodigd tot het verstrekken van inlichtingen. In dat verband is op 30 augustus 2016 te Willemstad, namens de Inspecteur verschenen mr. A. Belanghebbende is in persoon verschenen. Hij is bijgestaan door B. Door belanghebbende is een pleitnota overgelegd.
1.5
Partijen hebben overeenkomstig artikel 8b van de LBB schriftelijk toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling van de zaken.
2.FEITEN
2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende (geboren op 13 oktober 1952) is in het onderhavige jaar ingezetene van Curaçao. Hij geniet een pensioen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) in Nederland ten bedrage van Euro 28.210 (Naf. 64.590). Dit pensioen houdt verband met de vroegere dienstbetrekking van belanghebbende bij het Nederlandse Ministerie van Defensie. Door het ABP is voor een bedrag van Euro 1.246 aan loonheffing ingehouden. Ook had belanghebbende looninkomsten uit dienstbetrekking in Curaçao ten bedrage van Naf. 26.288 en (met ingang van 1 november 2012) een AOV-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in Curaçao (totaalbedrag Naf. 904).
2.3
Belanghebbende heeft alleen de looninkomsten uit dienstbetrekking ten bedrage van Naf. 26.288 in het aangiftebiljet aangegeven. De Inspecteur is van de aangifte afgeweken en heeft het belastbaar inkomen vastgesteld op Naf. 90.019 met een bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting van Naf. 4.414. Daarbij heeft zij geen rekening gehouden met het door belanghebbende opgevoerde bedrag aan buitengewone lasten. Het premie-inkomen voor de AOV en AVBZ is vastgesteld op respectievelijk Naf. 70.796 en Naf. 91.282. De verschuldigde premies zijn vastgesteld op Naf. 9.911 (AOV) en Naf. 1.502 (AVBZ).
2.4
In de beroepsfase heeft de Inspecteur rekening heeft gehouden met door belanghebbende opgevoerde bedragen aan buitengewone lasten. De aanslag inkomstenbelasting is verminderd waarbij het belastbaar inkomen is vastgesteld op Naf. 70.019 met een bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting van Naf. 976. De aanslag AOV is verminderd waarbij het premie-inkomen is vastgesteld op Naf. 55.129 met een bedrag aan verschuldigde premie van Naf. 2.745. De aanslag AVBZ is verminderd waarbij het premie-inkomen is vastgesteld op Naf. 71.282 met een bedrag aan verschuldigde premie van Naf. 1.102.
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
3.1
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.
3.2
Belanghebbende heeft - samengevat - het volgende aangevoerd:
(i) dat de uitspraken op bezwaar moeten worden vernietigd omdat zij niet deugdelijk zijn gemotiveerd;
(ii) dat hij belastingplichtig noch premieplichtig is in Curaçao voor zijn pensioeninkomsten. Hij voert daartoe - samengevat - aan dat het ABP-pensioen in Nederland reeds wordt getroffen met loonbelasting en premies volksverzekeringen en dat deze inkomsten ingevolge de artikelen 41 B van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LvIB) en de artikelen 15, 24 en 17 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) buiten de heffing van belasting en premies moeten blijven. Hij ziet aanknopingspunten voor zijn zienswijze in de nieuwe Belastingregeling Nederland Curaçao en een aantal passages uit de Memorie van Toelichting op deze regeling. Met betrekking tot de aanslag AOV heeft belanghebbende nog betoogd dat hij evenals in het jaar 2013 geen premie is verschuldigd.
3.3
De Inspecteur voert aan dat de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.
3.4
Voor de overige standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Gerecht naar de gedingstukken.
4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL
formeel
4.1
Belanghebbende voert aan dat de uitspraken op bezwaar, waarvan beroep een motiveringsgebrek hebben en daarom moeten worden vernietigd. Ingevolge artikel 30, vijfde lid van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) wordt de uitspraak gemotiveerd indien niet (volledig) aan het bezwaar wordt tegemoetgekomen. De ALL, noch de LBB stellen echter nadere eisen aan de motivering van de uitspraak op bezwaar. Het Gerecht stelt vast dat de uitspraken een motivering hebben. Indien de uitspraken onvoldoende zijn gemotiveerd, kan die omstandigheid alleen niet leiden tot vernietiging van de uitspraken. Anders dan belanghebbende in het beroepschrift heeft vermeld, komen de bedragen aan belasting en premies op de aanslagbiljetten en de verminderingsaanslagen wel met elkaar overeen.
inhoudelijk
4.2
Met betrekking tot de aanslag in de inkomstenbelasting oordeelt het Gerecht als volgt. Op grond van artikel 1 in verbinding met artikel 3 LvIB worden natuurlijke personen, die in Curaçao wonen, belast voor hun totale wereldinkomen. Het is daarbij niet van belang waar ter wereld dat inkomen is verkregen. Tot dit wereldinkomen behoort in het onderhavige geval het ABP-pensioen dat daarom in de heffing van inkomstenbelasting dient te worden betrokken.
4.3
Het ABP- pensioen wordt ook in Nederland belast zodat een situatie ontstaat van dubbele belasting. De BRK bevat regels voor de voorkoming van dubbele belasting. Het recht inkomstenbelasting te heffen over het ABP-pensioen komt ingevolge artikel 17 van de BRK toe aan Nederland. Dit laat onverlet dat Curaçao het ABP-pensioen in de heffingsgrondslag van de inkomstenbelasting kan begrijpen. Om dubbele belasting te voorkomen moet van de zijde van Curaçao een tegemoetkoming (belastingvermindering) worden verleend. De wijze van tegemoetkoming wordt geregeld in artikel 24, eerste lid van de BRK. Naar het oordeel van het Gerecht is in de door belanghebbende aangehaalde jurisprudentie in dezelfde zin beslist.
4.4
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de BRK verleent Curaçao op de over het totale wereldinkomen berekende belasting een vermindering voor het ABP-pensioen die gelijk is aan het bedrag, dat tot die belasting in dezelfde verhouding staat als het ABP-pensioen staat tot het totale wereldinkomen (het belastbare inkomen). De BRK verplicht Curaçao niet een verdergaande vermindering te verlenen dan in artikel 24, eerste lid, van de BRK is voorgeschreven.
4.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de Inspecteur het ABP-pensioen terecht ook in de heffingsgrondslag begrepen en heeft zij behoudens hetgeen hierna in 4.6 is vermeld, op de juiste wijze voorkoming van dubbele belasting verleend.
4.6
Op 5 mei 2017 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (het Hof) een uitspraak gewezen over de toepassing van de heffingskorting bij de berekening van de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting (ECLI:NL:OGHACMB:2017:39). In de uitspraak heeft het Hof beslist dat onder het begrip “berekende belasting” als bedoeld in artikel 24, eerste lid van de BRK, moet worden verstaan de belasting berekend volgens artikel 24 van de LvIB . Dit is de belasting die is berekend voordat de heffingskortingen zijn toegepast. De vermindering van inkomstenbelasting ter voorkoming van dubbele belasting gaat derhalve voor op de vermindering van de belasting ingevolge de heffingskortingen. Het belastbaar inkomen van belanghebbende is in de beroepsfase verminderd naar Naf. 70.019. Het door de Inspecteur vastgestelde bedrag aan belasting (met toepassing van vermindering ter voorkoming van dubbele belasting) bedraagt Naf. 976. Het bedrag aan belasting is niet overeenkomstig de hiervoor vermelde berekeningswijze vastgesteld. Gelet op het voorgaande draagt het Gerecht de Inspecteur op om de verschuldigde inkomstenbelasting voor het jaar 2012 overeenkomstig de uitspraak van het Hof vast te stellen.
4.7
Met betrekking tot de aanslag premies AOV en AVBZ oordeelt het Gerecht als volgt. Het staat vast dat belanghebbende ingezetene is van Curaçao. Gesteld noch gebleken is dat hij met betrekking tot de AOV op grond van het Landsbesluit uitbreiding en beperking kring verzekerden (P.B. 1960-131) niet verzekerd is. Ook is gesteld noch gebleken dat hij met betrekking tot de AVBZ op grond van het Landsbesluit beperking kring verzekerden AVBZ (P.B. 2002-32) niet is verzekerd of is vrijgesteld. Hierdoor behoort hij tot de kring van verzekerden voor de AOV en de AVBZ en is hij premieplichtig in Curaçao. Hierbij geldt dat de premieplicht van belanghebbende voor de AOV ophoudt in de maand oktober 2012 omdat belanghebbende in die maand de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. Belanghebbende moet aldus premie betalen over zijn premie-inkomen. Daartoe behoort ook het genoten ABP- pensioen. Heffing van premies blijft niet achterwege door het enkele feit dat belanghebbende over het ABP- pensioen in Nederland reeds premies volksverzekeringen heeft betaald. Het betoog van belanghebbende met betrekking tot de toepassing van de BRK gaat niet op nu de heffing van premies buiten het toepassingsbereik van de BRK valt. Deze regeling heeft immers enkel betrekking op belastingen en wel de belastingen die vermeld zijn in artikel 3 van de BRK. Dit geldt evenzeer voor de nieuwe Belastingregeling Nederland Curaçao die overigens pas per 1 januari 2016 in werking is getreden. Met betrekking tot de premie AOV merkt het Gerecht op dat belanghebbende premies moet betalen voor het gedeelte van het jaar dat hij verzekerd is geweest. Over de vastgestelde premie-inkomens en de hoogte van de vastgestelde bedragen aan premies bestaat voorts geen geschil. Ook is het Gerecht niet gebleken dat de aanslagen niet naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.
4.8
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

5.BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de aanslag in de inkomstenbelasting en premies gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • gelast de Inspecteur de aanslag inkomstenbelasting vast te stellen overeenkomstig hetgeen in 4.6 is overwogen;
  • handhaaft de aanslagen inzake de premies zoals deze door de Inspecteur na het instellen van het beroep zijn vastgesteld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, voorzitter, drs. mr. M.M. de Werd, en mr. W.C.E. Winfield, leden en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17a, eerste lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17b, tweede lid Landsverordening op het beroep in belastingzaken).