“4.1. Het Gerecht stelt voorop dat belanghebbende ten onrechte een beroep doet op artikel 15, lid 3 BRK nu de BRK ingevolge artikel 3 BRK niet van toepassing is op de premieheffing.
4.2. In artikel 26 LAOV, in samenhang met artikel 23 LAOV, is bepaald dat premies AOV worden geheven van verzekerden. Verzekerden zijn aldus premieplichtig. Dat betekent dat van belang is om te onderzoeken of belanghebbende verzekerde is in de zin van de LAOV.
4.3. Ingevolge artikel 5, lid 1 LAOV wordt als verzekerde in de zin van de LAOV aangemerkt de ingezetene tussen 15 en 60 jaar. In artikel 5, lid 4 LAOV is bepaald dat bij landsbesluit van het bepaalde in het eerste lid kan worden afgeweken ter voorkoming van samenloop van de verzekering ingevolge die landsverordening met een overeenkomstige regeling buiten de Nederlandse Antillen. Daaraan is uitvoering gegeven in artikel 2 van het Landsbesluit.
4.4. Niet in geschil is dat belanghebbende ingezetene is van Curaçao. Verder is blijkbaar evenmin in geschil dat belanghebbende nog geen 60 jaar is. In dat geval is belanghebbende volgens de hoofdregel verzekerd en dus ook premieplichtig. Die hoofdregel leidt ingevolge artikel 2, aanhef en letter a van het Landsbesluit uitzondering indien belanghebbende:
- buiten de Nederlandse Antillen in dienstbetrekking arbeid verricht én
- ter zake van die arbeid krachtens een in het land waar hij werkt geldende wettelijke regeling inzake geldelijke gevolgen van ouderdom verzekerd is.
4.5. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar als bestuurder werkzaamheden verricht voor de BV in Nederland. Hij heeft onbestreden gesteld dat die werkzaamheden in Nederland zijn verricht. Belanghebbende is verder van mening dat die werkzaamheden moeten worden geacht te zijn verricht in het kader van een dienstbetrekking. Het Gerecht oordeelt daarover als volgt.
4.7. Als hoofdregel geldt dat voor de vraag of fiscaal bezien sprake is van een dienstbetrekking de civielrechtelijke verhouding beslissend is. Sinds 2004 is in artikel 8, lid 5, Boek 2 Burgerlijk Wetboek opgenomen dat de rechtsverhouding tussen een bestuurder en de rechtspersoon niet (mede) wordt aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat in die situatie op basis van de hoofdregel vanaf dat tijdstip ook fiscaal geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en dus evenmin van een (fiscale) dienstbetrekking.
4.8. In artikel 3, lid 2 Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (hierna LLB 1976) is uitbreiding gegeven aan het fiscale begrip dienstbetrekking. Ingevolge die bepaling wordt de arbeidsverhouding van de bestuurder (en de commissaris) van een binnen de Nederlandse Antillen gevestigd lichaam gebracht onder het fiscale begrip dienstbetrekking. Deze uitbreiding is niet op belanghebbende van toepassing omdat de BV, waarvoor belanghebbende als bestuurder arbeid verricht, niet binnen de Nederlandse Antillen is gevestigd.
4.9. Het Gerecht concludeert uit hetgeen is overwogen in 4.7 en 4.8 dat belanghebbende zijn arbeid niet in dienstbetrekking verricht en aldus niet voldoet aan de betreffende voorwaarde van artikel 2, aanhef en letter a van het Landsbesluit. Belanghebbende is dan verzekerd en premieplichtig in Curaçao. Dat hij mogelijk ook in Nederland aan de heffing van AOW is onderworpen doet hieraan niet af. Het beroep is ongegrond.”