In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van een natuurlijk persoon, die als directeur en enig aandeelhouder van Holding NV op Curaçao en andere vennootschappen op Bonaire betrokken is. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2013, 2014 en 2015, die door de Inspecteur zijn opgelegd. De Inspecteur had deze aanslagen gebaseerd op vermeende winstuitdelingen aan de aandeelhouder, die fiscaalrechtelijk als uitdelingen worden beschouwd. De belanghebbende betwistte de correcties in de winstsfeer en stelde dat er geen sprake was van winstuitdelingen.
Tijdens de zittingen is het Gerecht ingegaan op de feiten en de standpunten van beide partijen. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslagen verminderd, maar de belanghebbende heeft de correcties betwist. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de Inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de winstuitdelingen en dat de belanghebbende niet in staat is geweest om bewijs te leveren voor zijn stellingen. Uiteindelijk heeft het Gerecht de navorderingsaanslagen verminderd en de uitspraken op bezwaar vernietigd, waarbij het de Inspecteur heeft veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering in belastingzaken en de rol van de Inspecteur in het aantonen van winstuitdelingen. Het Gerecht heeft de belastingaanslagen voor de jaren 2013, 2014 en 2015 verminderd tot respectievelijk NAf 263.291, NAf 337.426 en NAf 1.572.438, en heeft de belanghebbende in zijn proceskosten vergoed.