ECLI:NL:OGEAC:2020:169

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
CUR2019002240 t/m CUR201902242
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke beoordeling van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en winstuitdelingen aan aandeelhouder

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van een natuurlijk persoon, die als directeur en enig aandeelhouder van Holding NV op Curaçao en andere vennootschappen op Bonaire betrokken is. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2013, 2014 en 2015, die door de Inspecteur zijn opgelegd. De Inspecteur had deze aanslagen gebaseerd op vermeende winstuitdelingen aan de aandeelhouder, die fiscaalrechtelijk als uitdelingen worden beschouwd. De belanghebbende betwistte de correcties in de winstsfeer en stelde dat er geen sprake was van winstuitdelingen.

Tijdens de zittingen is het Gerecht ingegaan op de feiten en de standpunten van beide partijen. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslagen verminderd, maar de belanghebbende heeft de correcties betwist. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de Inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de winstuitdelingen en dat de belanghebbende niet in staat is geweest om bewijs te leveren voor zijn stellingen. Uiteindelijk heeft het Gerecht de navorderingsaanslagen verminderd en de uitspraken op bezwaar vernietigd, waarbij het de Inspecteur heeft veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering in belastingzaken en de rol van de Inspecteur in het aantonen van winstuitdelingen. Het Gerecht heeft de belastingaanslagen voor de jaren 2013, 2014 en 2015 verminderd tot respectievelijk NAf 263.291, NAf 337.426 en NAf 1.572.438, en heeft de belanghebbende in zijn proceskosten vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 6 juli 2020
BBZ nrs. CUR2019002240 t/m CUR201902242
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 14 september 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 892.611, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 409.098.
1.2
Aan belanghebbende is met dagtekening 14 september 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 972.533, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 433.918.
1.3
Aan belanghebbende is met dagtekening 14 september 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 9.071.260, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 4.346.969.
1.4
Belanghebbende heeft op 8 en 12 oktober 2018 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen.
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 mei 2019 de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2013 verminderd tot een belastingaanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 892.611, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 169.931.
1.6
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 mei 2019 de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2014 verminderd tot een belastingaanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 972.533, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 188.374.
1.7
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 mei 2019 de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2015 verminderd tot een belastingaanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 9.071.260, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 1.766.404.
1.8
Belanghebbende heeft op 21 juni 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.9
De Inspecteur heeft op 21 en 26 februari 2020 verweerschriften en nadere stukken ingediend.
1.1
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A], een medewerker van [Q] NV. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en controleur [C]. Belanghebbende heeft een pleitnotitie ingebracht.
1.11
De rechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen de gelegenheid te geven nadere stukken in te dienen.
1.12
De Inspecteur heeft op 14 juni 2020 een nader stuk ingediend.
1.13
De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en controleur [C]. De Inspecteur heeft ter zitting renteberekeningen ingebracht. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is directeur en enig aandeelhouder van de op Curaçao gevestigde vennootschap [W] NV (hierna: Holding NV). Deze vennootschap houdt de aandelen in diverse op Curaçao gevestigde dochtermaatschappijen die zich onder meer bezig houden met de verhuur van transportmiddelen en zwaar materieel, reparatiediensten, koeriersdiensten en verhuur van onroerend goed. Deze dochtermaatschappijen, waaronder [Q] NV (hierna: [Q] NV), zijn met belanghebbende voor de winstbelasting gevoegd in een fiscale eenheid.
2.2
Belanghebbende is verder directeur en enig aandeelhouder van onder meer de op Bonaire gevestigde vennootschappen [Q] NV (hierna: [Q] NV) en [GE] NV.
2.3
Belanghebbende heeft aangiften inkomstenbelasting gedaan naar een belastbaar inkomen van respectievelijk NAf 26.953 (2013), NAf 39.190 (2014) en NAf 41.552 (2015).
2.4
De Inspecteur heeft op respectievelijk 26 augustus 2016 (2013), 24 maart 2016 (2014) en 24 februari 2017 (2015) primitieve aanslagen inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van respectievelijk NAf 35.403 (2013), NAf 74.025 (2014) en NAf 73.659 (2015).
2.5
Bij Holding NV is in november 2017 een boekenonderzoek ingesteld over de jaren 2013 tot en met 2016. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in een rapport van 6 augustus 2018. De in het rapport beschreven correcties hebben volgens de Inspecteur geleid tot de volgende winstuitdelingen van Holding NV aan belanghebbende:
Onderdeel
Omschrijving
2013
2014
2015
4.2.1
Gebouwen (infokap)
-1.135.463
4.2.2
Tools & equipment afschrijving
105.324
4.2.3
Vliegtuig
38.534
29.128
67.999
4.2.3
Vliegtuig
224.476
4.2.4
Auto 2
- 7.094
4.2.4
Auto 3
17.75
4.2.5
Liquide middelen
-
-
5
4.2.7
Rekening courant vordering rente
232.842
270.497
296.169
4.2.7
Rekening courant vordering
7.820.232
4.2.8
Rekening courant schuld digra rente
17.231
38.108
4.2.8
Rekening courant schuld digra
847.533
4.3.2
Omzet verhuur Bonaire
446.4
446.4
446.4
4.3.3
Kostprijs verkopen
-
-
189.572
4.3.4
Verzekeringskosten
-
-
1.034
4.3.5
Reiskosten
89.308
89.474
44.376
4.3.6
Representatiekosten
50.124
45.778
29.091
Totaal
Winstuitdeling digra
857.208
898.508
8.997.601
Overig inkomen
35.403
74.025
73.659
Belastbaar inkomen (navordering)
892.611
972.533
9.071.260
2.6
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn aanleiding geweest om onderhavige navorderingsaanslagen inkomstenbelasting aan belanghebbende op te leggen. De Inspecteur heeft daarbij de hiervoor vermelde (verkapte) winstuitdelingen tot het belastbaar inkomen van belanghebbende gerekend. Na bezwaar zijn de winstuitdelingen belast naar het bijzondere tarief van 19,5%.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht en tot een juist bedrag zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende betwist de correcties in de winstsfeer, zodat reeds daarom geen sprake kan zijn van een winstuitdeling. En als deze winstcorrecties bij Holding NV al juist zouden zijn, dan brengen die correcties niet mee dat sprake is van een winstuitdeling, aldus belanghebbende.
3.3
De Inspecteur heeft in het nadere stuk van 14 juni 2020 en ter zitting aangegeven dat de correcties van de onderdelen 4.2.2 (tools & equipment) en 4.2.7 (rekening courant vordering) komen te vervallen. Ook de correctie 4.2.1 (gebouwen) dient te vervallen, nu een informele kapitaalstorting niet kan worden gesaldeerd met een verkapte winstuitdeling.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Onttrekking en winstuitdeling

4.1
De door een vennootschap gedane uitgaven ontberen slechts dan een zakelijk karakter – en kunnen derhalve slechts dan niet ten laste van de winst worden gebracht – indien en voor zover zij zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder(s) (vgl. HR 14 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AB2865 (renpaarden-arrest) en HR 18 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9548 (Bentley-arrest)). In dat geval is in de winstsfeer sprake van een onttrekking die bij de aandeelhouder voor de inkomstenbelasting als winstuitdeling in aanmerking kan worden genomen indien de vennootschap en de aandeelhouder zich ervan bewust moeten zijn geweest dat de aandeelhouder in die hoedanigheid is bevoordeeld.
4.2
Voor zover in dit geval sprake is van een bevoordeling van de aandeelhouder acht het Gerecht aannemelijk dat de betrokken partijen – Holding NV en belanghebbende – zich daarvan bewust moeten zijn geweest. Redengevend daarvoor is dat Holding NV en belanghebbende als aandeelhouder van Holding NV, voor wat betreft wetenschap kunnen worden vereenzelvigd en dat aannemelijk is dat belanghebbende zich ervan bewust was dat middelen aan Holding NV zijn onttrokken om belanghebbende in zijn hoedanigheid van aandeelhouder te bevoordelen.
4.3
De bewijslast dat een vennootschap uitgaven heeft gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoefte van de aandeelhouder, rust op de Inspecteur. Volgens de Inspecteur bestaat evenwel aanleiding voor omkering en verzwaring van de bewijslast. Niettemin moet de Inspecteur eerst aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast aannemelijk maken dat de vereiste aangiften inkomstenbelasting niet zijn gedaan.
4.4
In het onderhavige geval is in de sfeer van de inkomstenbelasting een winstuitdeling van Holding NV aan belanghebbende aan de orde. In de sfeer van de inkomstenbelasting kan aan belanghebbende niet worden tegengeworpen dat Holding NV niet aan haar administratieplicht zou hebben voldaan (vgl. GEA Curaçao 15 februari 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:30; GEA Curaçao 20 december 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:286). De omkering en verzwaring van de bewijslast kan in het onderhavige geval dus niet aan de orde zijn wegens schending van de administratieplicht door Holding NV.
Vliegtuigkosten (onderdeel 4.2.3)
4.5
Holding NV heeft een vliegtuig aangeschaft. Belanghebbende fungeert zelf als piloot. De (afschrijvings)kosten zijn door de Inspecteur als winstuitdeling aangemerkt.
4.6
Belanghebbende heeft in zijn mailbericht van 23 maart 2020 opgemerkt dat hij in de jaren 2013 tot en met 2015 respectievelijk 63, 223 en 180 uren heeft gevlogen, dat daarvan respectievelijk 0, 45 en 90 uren een privékarakter hadden en dat de overige uren zijn gevlogen ten behoeve van projecten van Bonaire NV.
4.7
Holding NV heeft kosten voor haar rekening genomen ter zake van projecten van haar zustervennootschap Bonaire NV zonder daarvoor een vergoeding te bedingen. Een dergelijke bevoordeling wordt fiscaalrechtelijk gezien als een uitdeling aan de aandeelhouder – belanghebbende – gevolgd door een informele kapitaalstorting van de aandeelhouder in Bonaire NV. Dit brengt mee dat zowel de vliegtuigkosten die betrekking hebben op de projecten in Bonaire als de vliegtuigkosten die een privékarakter hebben, terecht door de Inspecteur als uitdeling zijn aangemerkt.
Autokosten (onderdeel 4.2.4)
4.8
De Curaçaose dochtervennootschap [Q] NV heeft een auto (Mitsubishi Sportero L200) aangeschaft, waarna deze auto is getransporteerd naar Bonaire om daar gebruikt te worden door [GE] NV zonder dat daarvoor een vergoeding is bedongen. Zoals opgemerkt onder 4.7 wordt een dergelijke bevoordeling fiscaalrechtelijk gezien als een winstuitdeling aan belanghebbende. Dit betekent dat de Inspecteur deze correctie terecht als uitdeling heeft aangemerkt.
4.9
Belanghebbende heeft in zijn mailbericht van 23 maart 2020 gesteld dat de aanschafprijs en de afschrijvingskosten alsnog in de jaarrekening 2016 verwerkt kunnen worden in de rekening-courantverhouding tussen Holding NV en [GE] NV. Deze stelling faalt reeds omdat niet is gebleken dat een dergelijke correctieboeking heeft plaatsgevonden, nog ervan afgezien of een dergelijke correctieboeking een winstuitdeling van vijf jaar eerder ongedaan kan maken.
Liquide middelen (onderdeel 4.2.5)
4.1
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat een bedrag van NAf 5.000 aan steekpenningen is betaald aan een medewerker van de raffinaderij, maar dat hij van deze betaling uiteraard geen bewijsstuk heeft. Deze aftrekpost is dus niet onderbouwd, zodat de Inspecteur in de winstsfeer van Holding NV deze aftrekpost kan corrigeren. De Inspecteur heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat deze betaling is gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoefte van belanghebbende als aandeelhouder. Deze winstcorrectie is dan ook ten onrechte als winstuitdeling in aanmerking genomen.
Rente vorderingen op vennootschappen en SPF’s (onderdeel 4.2.7)
4.11
Holding NV heeft aanzienlijke rekening-courantvorderingen op vennootschappen en SPF’s die gelieerd zijn aan belanghebbende. Ter zake van deze vorderingen had Holding NV aanvankelijk geen rente berekend.
4.12
Tijdens het boekenonderzoek heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat een rente van 4% als zakelijk kan worden aangemerkt. Naar aanleiding daarvan heeft Holding NV met instemming van de Inspecteur alsnog deze rentebaten in aanmerking genomen, zodat ter zake geen sprake kan zijn van een winstuitdeling.
4.13
In het nader stuk van 14 juni 2020 neemt de Inspecteur het nadere standpunt in dat de rentecorrectie niet 4%, maar 6% dient te bedragen en dat dus een rente van 2% als winstuitdeling aangemerkt dient te worden. De Inspecteur heeft echter op generlei wijze dit percentage van 6% onderbouwd. Daarbij neemt het Gerecht ook in aanmerking dat de Inspecteur tijdens het boekenonderzoek nog het standpunt huldigde dat 4% een zakelijke rente was, en dat de Inspecteur pas kort voor de nadere zitting dit standpunt heeft gewijzigd.
Rekening-courantschuld aan aandeelhouder (onderdeel 4.2.8)
4.14
In het grootboek zijn aanzienlijke rekening-courantschulden van Holding NV aan belanghebbende opgenomen. De Inspecteur betwist dat belanghebbende deze bedragen daadwerkelijk heeft geleend aan Holding NV. Volgens de Inspecteur heeft Holding NV dus geen terugbetalingsverplichting aan belanghebbende. Door in het grootboek wel een dergelijke verplichting jegens belanghebbende op te nemen, wordt belanghebbende in de hoedanigheid van aandeelhouder bevoordeeld, hetgeen als een winstuitdeling kan worden aangemerkt, aldus de Inspecteur.
4.15
Zoals opgemerkt onder 4.3 heeft de Inspecteur in de regel de bewijslast voor de feiten die tot een verhoging van de verschuldigde belasting leiden. Op deze regel kan echter een uitzondering worden gemaakt indien de belanghebbende duidelijk beter in staat is om het bewijs te leveren. Daarvan is in dit geval sprake. Dit brengt mee dat niet de Inspecteur wordt belast met het bewijs dat sprake is van een bevoordeling van belanghebbende, maar is het voor belanghebbende het minst bezwaarlijk om bewijs te leveren van zijn stelling dat sprake is van uitgeleende gelden, bijvoorbeeld door het overleggen van een overeenkomst van geldlening of van stortingsbewijzen (vgl. HR 4 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:BBH8554). Belanghebbende heeft echter op generlei wijze enig (begin van) bewijs geleverd dat hij gelden heeft uitgeleend aan Holding NV. Dit brengt mee dat de Inspecteur de in het grootboek vermelde rekening-courantschulden terecht als winstuitdeling heeft aangemerkt.
Omzet verhuur Bonaire (onderdeel 4.3.2)
4.16
Holding NV heeft een kraan verhuurd aan Bonaire NV zonder daarvoor een vergoeding te bedingen. Belanghebbende heeft lijsten ingebracht met de omzet die met de kraan in Bonaire is behaald. Volgens deze lijsten bedraagt de in Bonaire genoten omzet respectievelijk USD 76.562 (NAf 136.280; jaar 2013), USD 103.930 (NAf 176.681; jaar 2014) en USD 72.629 (NAf 129.279; jaar 2015). Het Gerecht acht het met belanghebbende redelijk om bij Bonaire NV een winstmarge van 25% te hanteren, zodat een zakelijke vergoeding voor de kraanverhuur respectievelijk NAf 102.210 (2013), NAf 132.510 (2014) en NAf 96.959 (2015) dient te bedragen. Nu deze vergoedingen niet zijn bedongen door Holding NV is sprake van een bevoordeling van Bonaire NV, welke bevoordeling fiscaalrechtelijk wordt gezien als een uitdeling aan belanghebbende gevolgd door een informele kapitaalstorting van belanghebbende in Bonaire NV. Dit brengt mee dat de bedragen van NAf 102.210 (2013), NAf 132.510 (2014) en NAf 96.959 (2015) als winstuitdeling worden aangemerkt.
Kostprijs verkopen (onderdeel 4.3.3)
4.17
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de kosten voor het CRU-project ten bedrage van NAf 23.475 terecht door Holding NV in aanmerking zijn genomen, zodat deze correctie komt te vervallen.
4.18
Tussen partijen zijn nog wel de onderhouds- en verbouwingskosten ter zake van het project Cas Cora ten bedrage van NAf 166.097 in geschil. Belanghebbende is juridisch eigenaar van het pand Cas Cora. De economische eigendom is in handen van SPF Ruby, een stichting waarvan de moeder van belanghebbende rechthebbende is.
4.19
Holding NV heeft onderhouds- en verbouwingskosten ter zake van het project Cas Cora voor haar rekening genomen zonder daarvoor een vergoeding te bedingen van de eigenaar. Een dergelijke bevoordeling wordt fiscaalrechtelijk gezien als een uitdeling aan de aandeelhouder – belanghebbende – gevolgd door een schenking aan de moeder van belanghebbende, gevolgd door een storting in SPF Ruby. Dit brengt mee dat deze kosten terecht door de Inspecteur als uitdeling zijn aangemerkt
Verzekeringskosten (onderdeel 4.3.4)
4.2
Holding NV heeft verzekeringskosten in aftrek gebracht die betrekking hebben op de auto van de moeder van belanghebbende. Tussen partijen is niet in geschil dat deze kosten ten bedrage van NAf 1.034 ten onrechte door Holding NV in aanmerking zijn genomen en dat sprake is van een bij belanghebbende in aanmerking te nemen winstuitdeling.
Reis- en representatiekosten (onderdelen 4.3.5 en 4.3.6)
4.21
Holding NV heeft reiskosten naar onder meer Aruba, Dominicaanse Republiek, Suriname en Bonaire ten laste van haar winst gebracht. De activiteiten van Holding NV zijn echter geconcentreerd op Curaçao, zodat deze kosten in zoverre niet ten laste van Holding NV kunnen komen. Dit brengt mee dat zowel de reiskosten die betrekking hebben op projecten van zustervennootschappen als de reiskosten die een privékarakter hebben, terecht door de Inspecteur als uitdeling zijn aangemerkt. Belanghebbende heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat van deze kosten 50% als winstuitdeling kan worden aangemerkt. De Inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit een hoger percentage betreft, zodat het Gerecht bedragen van respectievelijk NAf 55.817 (2013), NAf 55.921 (2014) en NAf 27.735 (2015) als winstuitdeling aanmerkt.
4.22
Verder heeft Holding NV zogenoemde representatiekosten in aftrek gebracht, met name kosten voor restaurantbezoek. Belanghebbende heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat van deze kosten 50% een privékarakter heeft, hetgeen als winstuitdeling kan worden aangemerkt. De Inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat een groter deel van deze kosten uit privéoverwegingen zijn gemaakt, zodat het Gerecht bedragen van respectievelijk NAf 31.327 (2013), NAf 28.611 (2014) en NAf 18.182 (2015) als winstuitdeling aanmerkt.
4.23
De overige 50% van de reis- en representatiekosten is uit zakelijke overwegingen gemaakt. Daarop is weliswaar voor de winstbelasting de aftrekbeperking van artikel 6, lid 2, letter k, Landsverordening op de winstbelasting 1940, van toepassing, maar die aftrekbeperking heeft slechts betrekking op kosten die uit zakelijk oogpunt zijn gemaakt. Die aftrekbeperking kan, anders dan de Inspecteur voorstaat, dus niet als een winstuitdeling worden beschouwd.
Slotsom
4.24
Het vorenstaande brengt mee dat de winstuitdelingen – die belast zijn naar het bijzondere tarief van 19,5% – als volgt dienen te worden vastgesteld:
Onderdeel
Omschrijving
2013
2014
2015
4.2.1
Gebouwen (infokap)
4.2.2
Tools & equipment afschrijving
4.2.3
Vliegtuig
38.534
29.128
67.999
4.2.3
Vliegtuig
224.476
4.2.4
Auto 2
- 7.094
4.2.4
Auto 3
17.75
4.2.5
Liquide middelen
4.2.7
Rekening courant vordering rente
4.2.7
Rekening courant vordering
4.2.8
Rekening courant schuld digra rente
17.231
38.108
4.2.8
Rekening courant schuld digra
847.533
4.3.2
Omzet verhuur Bonaire
102.21
132.51
96.959
4.3.3
Kostprijs verkopen
-
-
166.097
4.3.4
Verzekeringskosten
-
-
1.034
4.3.5
Reiskosten
55.817
55.921
27.735
4.3.6
Representatiekosten
31.327
28.611
18.182
Totaal
Winstuitdeling digra
227.888
263.401
1.498.779
Overig inkomen
35.403
74.025
73.659
Belastbaar inkomen (navordering)
263.291
337.426
1.572.438

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Kosten bezwaarfase

5.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
5.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk niet tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslagen opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
Kosten beroepsfase
5.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.4
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1). Belanghebbende heeft zich op beide zittingen niet laten bijstaan door een externe professionele rechtsbijstandverlener.
5.6
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2013 tot een belastingaanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 263.291;
- vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2014 tot een belastingaanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 337.426;
- vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2015 tot een belastingaanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 1.572.438;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 6 juli 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500