ECLI:NL:OGEAC:2019:75

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
CUR201600961 t/m CUR201600967
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en bewijsvoering bij niet ingediende aangiften inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan op het beroep van een belanghebbende tegen de aanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ voor de jaren 2005 tot en met 2008. De belanghebbende heeft geen aangiften inkomstenbelasting ingediend en er zijn geen aangiftebiljetten uitgereikt. De Inspecteur heeft aanslagen opgelegd op basis van verondersteld inkomen, maar het Gerecht oordeelt dat de Inspecteur niet heeft aangetoond dat de belanghebbende meer inkomsten heeft genoten dan de verkapte winstuitdeling en het salaris. De uitspraak van 8 april 2019 concludeert dat de aanslagen voor de jaren 2005 tot en met 2007 moeten worden verminderd, terwijl de aanslag voor 2008 gehandhaafd blijft. De proceskosten worden vergoed en het griffierecht wordt terugbetaald aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 8 april 2019
BBZ nrs. CUR201600961 t/m CUR201600967
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 6 mei 2011 aanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ voor het jaar 2005 opgelegd naar een belastbaar inkomen respectievelijk premie-inkomen van NAf 250.000.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 6 mei 2011 aanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ voor het jaar 2006 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 250.000 respectievelijk premie-inkomen van NAf 252.220.
1.3
Aan belanghebbende zijn op 6 mei 2011 aanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ voor het jaar 2007 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 250.000 respectievelijk premie-inkomen van NAf 252.861.
1.4
Aan belanghebbende is op 6 mei 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2008 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 667.000.
1.5
Belanghebbende heeft op 9 juni 2011 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting, en op 4 juli 2011 tegen de aanslagen premieheffing AVBZ.
1.6
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 oktober 2016 de aanslagen inkomstenbelasting 2005 en premieheffing AVBZ 2005 verminderd tot aanslagen naar een belastbaar inkomen respectievelijk premie-inkomen van NAf 247.408.
1.7
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 oktober 2016 de aanslagen inkomstenbelasting 2006 en premieheffing AVBZ 2006 verminderd tot aanslagen naar een belastbaar inkomen respectievelijk premie-inkomen van NAf 242.596.
1.8
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 oktober 2016 de aanslagen inkomstenbelasting 2007 en premieheffing AVBZ 2007 verminderd tot aanslagen naar een belastbaar inkomen respectievelijk premie-inkomen van NAf 241.955.
1.9
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 oktober 2016 de aanslag inkomstenbelasting 2008 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 511.024.
1.1
Belanghebbende heeft op 20 december 2016 beroepen ingesteld. Daarbij is NAf 50 aan griffierecht betaald.
1.11
Belanghebbende heeft op 21 april 2017 de beroepen nader gemotiveerd.
1.12
De Inspecteur heeft op 5 februari 2018 verweerschriften ingediend.
1.13
De zitting heeft op 8 februari 2018 plaatsgevonden ten overstaan van rechter mr. De Werd. De zaken met de nummers CUR201600691 tot en met CUR2016974 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote [ A ] en bijgestaan door [ B ]. Namens de Inspecteur is verschenen [ C ]. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
1.14
Belanghebbende heeft met instemming van het Gerecht op 6 maart 2018 een nader stuk ingebracht.
1.15
De Inspecteur heeft op 3 april 2018 daarop gereageerd.
1.16
Belanghebbende heeft op 30 april 2018 een nader stuk ingebracht.
1.17
Het Gerecht heeft daarop het onderzoek gesloten.
1.18
Door defungeren van rechter mr. De Werd per 1 augustus 2018, kan de uitspraak in deze zaak niet door hem worden gewezen. Partijen hebben ermee ingestemd dat rechter mr. Van Suilen uitspraak wijst in deze zaak, zonder dat een nadere mondelinge behandeling ten overstaan van mr. Van Suilen heeft plaatsgevonden.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft in januari 2004 met eigen financiële middelen een stuk grond te [ JT ] van 2.690 m2 gekocht voor NAf 155.000. Daarop is vanaf november 2004 een woning voor eigen gebruik gebouwd, alsmede acht bungalows.
2.2
De bouw van de woning is met eigen middelen gefinancierd. De waarde van de woning bedraagt circa NAf 216.000. De bouw van de acht bungalows is mede gefinancierd met een lening van [ SK ] van NAf 337.500. [ SK ] heeft daarbij als voorwaarde gesteld dat belanghebbende en zijn echtgenote ook minimaal NAf 327.868 aan eigen financiële middelen inbrengen.
2.3
In februari 2004 is [ Q ] NV (hierna: de NV) opgericht. Belanghebbende houdt de helft van de aandelen in de NV. De andere helft is in handen van zijn echtgenote. Belanghebbende is directeur van de NV.
2.4
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben zich in het eerste kwartaal van 2005 vanuit Nederland metterwoon gevestigd in Curaçao.
2.5
De NV houdt zich vanaf 2006 bezig met de verhuur van bungalows aan toeristen. Het bungalowpark bestaat uit de acht bungalows. Belanghebbende bezit de juridische eigendom van het bungalowpark. De economische eigendom is in handen van de NV. Op 31 maart 2008 is het bungalowpark verkocht voor NAf 1.990.000.
2.6
Belanghebbende is vanaf februari 2006 in dienstbetrekking werkzaam bij [ K ] NV. Hij heeft daarvoor salaris genoten ten bedrage van NAf 83.418 (2006), NAf 113.697 (2007) en NAf 120.449 (2008).
2.7
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben in maart 2007 met een banklening een stuk grond gekocht aan Seru Bottelier 67 voor NAf 99.500. Daarop hebben zij met eigen financiële middelen een woning laten bouwen. De bouwkosten hebben, naar schatting van belanghebbende, ruim NAf 800.000 bedragen. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben eind 2009 de woning betrokken. De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat de waarde van dit perceel met de woning circa NAf 700.000 bedraagt.
2.8
Voorts hebben belanghebbende en zijn echtgenote in april 2008 voor NAf 114.000 een ander perceel gekocht aan [ adres ]. Daarop is eveneens een woning gebouwd. De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat de waarde van dit perceel met de woning circa NAf 206.000 bedraagt.
2.9
Eveneens in 2008 hebben belanghebbende en zijn echtgenote voor NAf 159.000 een stuk grond gekocht aan [ adres ].
2.1
Belanghebbende heeft geen aangiften inkomstenbelasting 2005 tot en met 2008 ingediend. Aan belanghebbende zijn geen aangiftebiljetten uitgereikt.
2.11
In opdracht van de Inspecteur heeft in 2010 bij de NV een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de winstbelasting, omzetbelasting en loonbelasting voor de jaren 2005 tot en met 2008. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 16 november 2010.
2.12
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat het volgende inkomen (in NAf) bij belanghebbende in aanmerking moeten worden genomen:
2005
2006
2007
2008
Winstuitdeling NV (tarief 19,5%)
1.913
45.725
45.725
397.021
Salaris [ K ]
83.418
113.697
120.449
Inkomenscorrectie overig
245.495
113.453
82.533
Inkomen
247.408
242.596
241.955
517.47
Vastgesteld inkomen
247.408
242.596
241.955
511.024

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de aanslagen terecht en tot een juist bedrag heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Tussen partijen zijn de door belanghebbende genoten bedragen aan winstuitdeling en aan salaris niet in geschil. Uitsluitend is in geschil de inkomenscorrectie die door de Inspecteur voor de jaren 2005 tot en met 2007 voor het overige in aanmerking is genomen.
3.3
De aanslag voor het jaar 2008 is vastgesteld naar een lager inkomen dan de door belanghebbende in dat jaar genoten winstuitdeling en het genoten salaris. Dit brengt mee dat de hoogte van het belastbaar inkomen in dat jaar niet langer in geschil is.
3.4
Evenmin is tussen partijen in geschil dat de winstuitdelingen naar het bijzondere tarief van 19,5% in de heffing moeten worden betrokken, en dat voor zover de winstuitdeling bij belanghebbende in aanmerking wordt genomen, deze niet bij zijn echtgenote in aanmerking behoeft te worden genomen.
3.5
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen. De Inspecteur concludeert tot handhaving.

4.OVERWEGINGEN

Geen omkering bewijslast

4.1
Belanghebbende heeft voor de jaren 2005 tot en met 2008 geen aangiften inkomstenbelasting gedaan. Vaststaat dat aan belanghebbende geen aangiftebiljetten zijn uitgereikt. Nu geen aangiftebiljetten zijn uitgereikt, kan geen sprake zijn van het ten onrechte niet doen van aangifte, en dus ook niet van een omkering van de bewijslast op die grond (vgl. HR 24 juni 2016, nr. 15/02345 ECLI:NL:HR:2016:1268; GEA Sint Maarten 7 november 2018, nr. SXM201501131, ECLI:NL:OGEAM:2018:119).
4.2
Dit brengt mee dat aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast moet worden vastgesteld of de aanslagen tot een juist bedrag zijn vastgesteld.
Verkapte winstuitdeling
4.3
Gelet op de ten name van de NV gedane uitspraak van dit Gerecht van 30 januari 2018, in de zaak CUR201500753, CUR201600359 en CUR201600360, gaan partijen eensluidend ervan uit dat in de jaren 2005 tot en met 2008 de in 2.12 genoemde bedragen van respectievelijk NAf 1.913 (2005), NAf 45.725 (2006 en 2007) en NAf 397.021 (2008) als winstuitdeling kunnen worden aangemerkt. Het gerecht zal partijen daarin volgen.
4.4
Op grond van het bepaalde in artikel 20 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 worden de winstuitdelingen in aanmerking genomen bij belanghebbende, en dus niet bij zijn echtgenote.
4.5
Belanghebbende heeft betoogd dat naar aanleiding van voornoemde uitspraak van 30 januari 2018 de NV de aanslagen winstbelasting voor de jaren 2007 en 2008 moet betalen, dat de NV daartoe niet in staat zal zijn, dat belanghebbende deze belasting zal moeten betalen, en dat deze betalingen dus in mindering moeten komen op de verkapte winstuitdelingen voor de jaren 2007 en 2008. Dit betoog kan niet slagen. Het feit dat belanghebbende in 2018 belastingbedragen voor zijn rekening neemt die de NV moet betalen, heeft op generlei wijze invloed op de voor 2007 en 2008 in aanmerking te nemen winstuitdelingen.
Salaris
4.6
Tussen partijen is evenmin in geschil dat belanghebbende in de jaren 2006 tot en met 2008 inkomsten uit zijn dienstbetrekking bij [ K ] heeft genoten van respectievelijk NAf 83.418 (2006), NAf 113.697 (2007) en NAf 120.449 (2008).
Inkomenscorrectie overig
4.7
De Inspecteur neemt het standpunt in dat belanghebbende in de jaren 2005 tot en met 2008 meer inkomsten dan alleen de winstuitdelingen en salarissen heeft genoten. Daarbij neemt de Inspecteur in aanmerking dat belanghebbende en zijn echtgenote diverse stukken grond hebben gekocht en woningen hebben gebouwd met eigen middelen en dat zij ook op enigerlei wijze in hun levensonderhoud hebben moeten voorzien.
4.8
Belanghebbende heeft weersproken dat hij meer inkomen heeft genoten dan de winstuitdelingen en de salarissen van [ K ]. Volgens belanghebbende zijn de stukken grond gekocht en de woningen gebouwd met spaargelden die voorafgaand aan de emigratie naar Curaçao in Nederland zijn verkregen en kon hij in zijn levensonderhoud voorzien door de (verkapte) winstuitdelingen van de NV en de genoten salarissen. Ook heeft hij spaargelden aangewend om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
4.9
De Inspecteur heeft in de regel de bewijslast voor de feiten die tot een verhoging van de verschuldigde belasting leiden. Voor het onderhavige geval betekent dit dat de Inspecteur, die meent dat meer inkomen is genoten, daarvan de bewijslast draagt. Hij dient dus feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat belanghebbende in de jaren 2005 tot en met 2007 andere belastbare inkomsten heeft genoten dan de winstuitdelingen en de salarissen. Naar het oordeel van het Gerecht is de Inspecteur daarin niet geslaagd. De Inspecteur heeft op generlei wijze enig (begin van) bewijs geleverd dat belanghebbende in de onderhavige jaren meer inkomsten heeft genoten. Met de enkele stelling dat de aankopen en de kosten levensonderhoud gefinancierd moeten zijn met inkomsten die in de jaren 2005 tot en met 2007 zijn genoten, is de Inspecteur niet geslaagd in zijn bewijslast. Bij dat oordeel weegt mee dat belanghebbende in de desbetreffende jaren aanzienlijke inkomsten uit de NV en uit de dienstbetrekking heeft genoten en dat bovendien niet onwaarschijnlijk is te achten dat belanghebbende, zoals hij verklaart, spaargelden vanuit Nederland heeft meegenomen.
4.1
Gelet op het vorenstaande dienen de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ 2005 tot en met 2007 te worden verminderd tot aanslagen naar een inkomen van respectievelijk NAf 1.913 (2005), NAf 129.143 (2006) en NAf 159.222 (2007). De aanslag inkomstenbelasting 2008 dient te worden gehandhaafd naar een belastbaar inkomen van NAf 511.024. Daarbij dienen voor de inkomstenbelasting de winstuitdelingen ten bedrage van NAf 1.913 (2005), NAf 45.725 (2006), NAf 45.725 (2007) en NAf 397.021 (2008) te worden belast naar een bijzonder tarief van 19,5%.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.050 (1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1, samenhangende zaken factor 1,5 ).
5.4
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2005 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 1.913, geheel belast naar een bijzonder tarief van 19,5%;
- vermindert de aanslag premieheffing AVBZ 2005 tot een aanslag naar een premie-inkomen van NAf 1.913;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2006 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 129.143, waarvan NAf 45.725 belast naar een bijzonder tarief van 19,5%;
- vermindert de aanslag premieheffing AVBZ 2006 tot een aanslag naar een premie-inkomen van NAf 129.143;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2007 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 159.222, waarvan NAf 45.725 belast naar een bijzonder tarief van 19,5%;
- vermindert de aanslag premieheffing AVBZ 2007 tot een aanslag naar een premie-inkomen van NAf 159.222;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2008 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 511.024, waarvan NAf 397.021 belast naar een bijzonder tarief van 19,5%;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.050; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 8 april 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500