Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
Naheffingsaanslagen BVZ 2013 tot en met 2016
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen [X] B.V. en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, [X] B.V., had bezwaar gemaakt tegen een aantal naheffingsaanslagen en vergrijpboetes die door de Inspecteur waren opgelegd. Deze naheffingsaanslagen betroffen premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2011 tot en met 2016, waarbij de Inspecteur van mening was dat de door de belanghebbende aan mevrouw [D] betaalde management fees als loon moesten worden aangemerkt. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat de vergoedingen niet als loon kwalificeerden.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2019 werd duidelijk dat de Inspecteur de naheffingsaanslagen voor de jaren 2013 tot en met 2016 handhaafde, maar dat er geen dienstbetrekking bestond tussen [E] en de belanghebbende. Het Gerecht oordeelde dat de management fees die aan [D] waren betaald, wel degelijk als loon moesten worden aangemerkt, ondanks het ontbreken van een formele managementovereenkomst. Het Gerecht vernietigde een aantal naheffingsaanslagen en boetes, maar handhaafde de naheffingsaanslagen voor de AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2013 tot en met 2016.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om zorgvuldig om te gaan met de fiscale kwalificatie van vergoedingen en de gevolgen van het niet voldoen aan belastingverplichtingen. Het Gerecht concludeerde dat de vergrijpboetes passend waren, gezien de grove schuld van de belanghebbende in het niet betalen van de verschuldigde premies. De proceskosten werden vergoed en het griffierecht werd terugbetaald aan de belanghebbende.