ECLI:NL:OGEAC:2019:226

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
CUR201802770 tot en met CUR201802782
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschillen over naheffingsaanslagen en vergrijpboetes met betrekking tot management fees en premies

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen [X] B.V. en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, [X] B.V., had bezwaar gemaakt tegen een aantal naheffingsaanslagen en vergrijpboetes die door de Inspecteur waren opgelegd. Deze naheffingsaanslagen betroffen premies AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2011 tot en met 2016, waarbij de Inspecteur van mening was dat de door de belanghebbende aan mevrouw [D] betaalde management fees als loon moesten worden aangemerkt. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat de vergoedingen niet als loon kwalificeerden.

Tijdens de zitting op 29 augustus 2019 werd duidelijk dat de Inspecteur de naheffingsaanslagen voor de jaren 2013 tot en met 2016 handhaafde, maar dat er geen dienstbetrekking bestond tussen [E] en de belanghebbende. Het Gerecht oordeelde dat de management fees die aan [D] waren betaald, wel degelijk als loon moesten worden aangemerkt, ondanks het ontbreken van een formele managementovereenkomst. Het Gerecht vernietigde een aantal naheffingsaanslagen en boetes, maar handhaafde de naheffingsaanslagen voor de AOV/AWW en AVBZ voor de jaren 2013 tot en met 2016.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om zorgvuldig om te gaan met de fiscale kwalificatie van vergoedingen en de gevolgen van het niet voldoen aan belastingverplichtingen. Het Gerecht concludeerde dat de vergrijpboetes passend waren, gezien de grove schuld van de belanghebbende in het niet betalen van de verschuldigde premies. De proceskosten werden vergoed en het griffierecht werd terugbetaald aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 4 oktober 2019
BBZ nrs. CUR201802770 tot en met CUR201802782
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[X] B.V., gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 20 juni 2017 de volgende naheffingsaanslagen en boetes opgelegd:
a. naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2011 ten bedrage van NAf 434, alsmede een boete van NAf 108 (25%);
b. naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2012 ten bedrage van NAf 514, alsmede een boete van NAf 128 (25%);
c. naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2013 ten bedrage van NAf 5.720, alsmede een boete van NAf 1.430 (25%);
d. naheffingsaanslag premie AVBZ 2013 ten bedrage van NAf 774, alsmede een boete van NAf 96 (12,5%);
e. naheffingsaanslag premie BVZ 2013 ten bedrage van NAf 4.280, alsmede een boete van NAf 535 (12,5%).
f. naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2014 ten bedrage van NAf 5.868, alsmede een boete van NAf 1.467 (25%);
g. naheffingsaanslag premie AVBZ 2014 ten bedrage van NAf 778, alsmede een boete van NAf 97 (12,5%);
h. naheffingsaanslag premie BVZ 2014 ten bedrage van NAf 4.670, alsmede een boete van NAf 583 (12,5%);
i. naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2015 ten bedrage van NAf 5.976, alsmede een boete van NAf 1.494 (25%);
j. naheffingsaanslag premie AVBZ 2015 ten bedrage van NAf 790, alsmede een boete van NAf 98 (12,5%);
k. naheffingsaanslag premie BVZ 2015 ten bedrage van NAf 5.374, alsmede een boete van NAf 671 (12,5%);
l. naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2016 ten bedrage van NAf 5.976, alsmede een boete van NAf 1.494 (25%);
m. naheffingsaanslag premie AVBZ 2016 ten bedrage van NAf 790, alsmede een boete van NAf 98 (12,5%);
n. naheffingsaanslag premie BVZ 2016 ten bedrage van NAf 5.374, alsmede een boete van NAf 671 (12,5%).
1.2
Belanghebbende heeft op 17 augustus 2017 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de boetes.
1.3
De Inspecteur heeft bij geschrift van 26 juni 2018 de volgende uitspraken op bezwaar gedaan:
a. vermindering van de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2011 tot NAf 217, waarbij de boete is verminderd tot NAf 54 (25%);
b. vermindering van de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2012 tot NAf 257, waarbij de boete is verminderd tot NAf 64 (25%);
c. vermindering van de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2013 tot NAf 2.860, waarbij de boete is verminderd tot NAf 715 (25%);
d. vermindering van de naheffingsaanslag premie AVBZ 2013 tot NAf 387, waarbij de boete is verminderd tot NAf 48 (12,5%);
e. vermindering van de naheffingsaanslag premie BVZ 2013 tot NAf 2.140, waarbij de boete is verminderd tot NAf 267 (12,5%).
f. vermindering van de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2014 tot NAf 2.934, waarbij de boete is verminderd tot NAf 733 (25%);
g. vermindering van de naheffingsaanslag premie AVBZ 2014 tot NAf 389, waarbij de boete is verminderd tot NAf 48 (12,5%);
h. vermindering van de naheffingsaanslag premie BVZ 2014 tot NAf 2.335, waarbij de boete is verminderd tot NAf 291 (12,5%);
i. vermindering van de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2015 tot NAf 2.988, waarbij de boete is verminderd tot NAf 747(25%);
j. vermindering van de naheffingsaanslag premie AVBZ 2015 tot NAf 395, waarbij de boete is verminderd tot NAf 49 (12,5%);
k. vermindering van de naheffingsaanslag premie BVZ 2015 tot NAf 2.687, waarbij de boete is verminderd tot NAf 335 (12,5%);
l. vermindering van de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2016 tot NAf 2.988, waarbij de boete is verminderd tot NAf 774 (25%);
m. vermindering van de naheffingsaanslag premie AVBZ 2016 tot NAf 395, waarbij de boete is verminderd tot NAf 49 (12,5%);
n. vermindering van de naheffingsaanslag premie BVZ 2016 tot NAf 2.687, waarbij de boete is verminderd tot NAf 335 (12,5%);
1.4
Belanghebbende heeft op 23 augustus 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2019 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] en [B], beiden verbonden aan [Y]. Namens de Inspecteur is verschenen [C]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
1.6
Na afloop van de zitting heeft belanghebbende met instemming van de Inspecteur het rapport boekenonderzoek van 1 maart 2017 ingebracht. Verder heeft belanghebbende nog herziene jaarrekeningen 2013 tot en met 2016 ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende, opgericht op 27 oktober 2010, exploiteert een uitgeverij die met name foto- en kookboeken uitgeeft. Belanghebbende is gevestigd in Curaçao.
2.2
Mevrouw [D] en [E] houden ieder middellijk de helft van de aandelen in belanghebbende. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister is mevrouw [D] de directeur van belanghebbende. [E] is fotograaf en [D] verzorgt de teksten, vormgeving en de marketing van de boeken.
2.3 [
D] is ingezetene van Curaçao. [E] woont in Nederland.
2.4
Belanghebbende heeft voor de jaren 2013 tot en met 2016 in haar administratie jaarlijks een bedrag van NAf 18.000 in rekening courant met [D] verwerkt onder de benaming ‘management fee’. Ter zake daarvan heeft belanghebbende geen premies ingehouden.
2.5
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de onderhavige naheffingsaanslagen het standpunt ingenomen dat de ‘management fee’ van NAf 18.000 in de jaren 2013 tot en met 2016 als loon van [D] moet worden aangemerkt. Tevens heeft de Inspecteur in de jaren 2011 en 2012 de helft van de door belanghebbende gemaakte reis- en verblijfkosten als loon aangemerkt, omdat deze niet zakelijk zouden zijn. De helft daarvan, ofwel NAf 1.926 (2011) en NAf 3.870 (2012), is tot het loon van [D] gerekend, waarover premies verschuldigd zijn.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de naheffingsaanslagen premieheffing terecht en tot een juist bedrag zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
3.2
Het geschil spitst zich toe op de vraag of [D] loon heeft genoten in de vorm van management fees en reis- en verblijfkosten.
3.3
Verder zijn de vergrijpboetes in geschil.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes, terwijl de Inspecteur concludeert tot handhaving ervan.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Naheffingsaanslagen BVZ 2013 tot en met 2016

4.1
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de naheffingsaanslagen BVZ 2013 tot en met 2016 moeten worden vernietigd. Blijkens brieven van de SVB was [D] in die jaren reeds verzekerd tegen ziektekosten bij Guardian Group (Fatum), zodat zij niet als verzekerde voor de Landsverordening BVZ wordt aangemerkt.
Fictieve dienstbetrekking
4.2
In artikel 3, lid 2 Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (LLB) is bij wetsfictie bepaald dat onder dienstbetrekking wordt verstaan de arbeidsverhouding van de bestuurder van een binnen de Nederlandse Antillen gevestigd lichaam. Of daadwerkelijk een gezagsverhouding aanwezig is, is niet van belang (vgl. RvB 31 januari 1995, nr. 1993-038, ECLI:NL:ORBBNAA:1995:BU4881; GEA Curaçao 11 februari 2019, nr. CUR201702253, ECLI:NL:OGEAC:2019:26).
4.3
Ingevolge artikel 29, lid 3, Landsverordening AOV, artikel 32, lid 3, Landsverordening AWW, artikel 22 Landsverordening AVBZ en artikel 6.8 Landsverordening BVZ is het bepaalde in artikel 3, lid 2, van de LBB (fictieve dienstbetrekking) van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ingevolge deze landsverordeningen verschuldigde premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ.
4.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de arbeidsverhouding tussen [D] (directeur) en belanghebbende als een (fictieve) dienstbetrekking kan worden beschouwd. De Inspecteur heeft in de uitspraken op bezwaar het standpunt ingenomen dat tussen [E] en belanghebbende geen sprake is van een dienstbetrekking. Daarin heeft de Inspecteur aanleiding gevonden alle naheffingsaanslagen en vergrijpboetes te halveren.
Management fee
4.5
Van de werkgever worden de verschuldigde premies geheven over het door de werknemers genoten loon.
4.6
Onder loon wordt ingevolge artikel 26 Landsverordening AOV, artikel 29 Landsverordening AWW, artikel 20 Landsverordening AVBZ en artikel 6.2 Landsverordening BVZ artikel 20 Lv AVBZ, in samenhang met de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943 (LIB) verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 6 van LLB.
4.7
Ingevolge artikel 6 LLB is loon al hetgeen onder welke naam of vorm ook uit een dienstbetrekking wordt verkregen.
4.8
Vaststaat dat [D] werkzaamheden voor belanghebbende heeft verricht en dat belanghebbende in de jaren 2013 tot en met 2016 in rekening courant met [D] bedragen heeft verwerkt onder de benaming ‘management fee’.
4.9
Naar het oordeel van het Gerecht brengen de hiervoor vermelde omstandigheden mee dat de door belanghebbende in rekening courant verwerkte bedragen een tegenprestatie vormen voor de door [D] verrichte werkzaamheden. Deze vergoeding – in de vorm van een rekeningcourantvordering op belanghebbende – behoort derhalve tot het loon dat [D] uit haar dienstbetrekking bij belanghebbende heeft genoten. Dat tussen [D] en belanghebbende geen managementovereenkomst is gesloten en dat [D] geen factuur heeft uitgereikt ter zake van verrichte managementwerkzaamheden, doen aan dit oordeel niet af. Dit brengt mee dat de naheffingsaanslagen premieheffing AOV/AWW en premieheffing AVBZ 2013 tot en met 2016 in stand blijven.
Reis- en verblijfkosten
4.1
Blijkens onderdeel 4.3.2 van het rapport boekenonderzoek hebben de reis- en verblijfkosten van NAf 7.703 (2011) en NAf 15.482 (2012) nagenoeg uitsluitend betrekking op de in Nederland woonachtige [E]. Voor zover het overheersende karakter van deze kosten in de privésfeer is gelegen, dienen deze kosten tot het loon van [E] te worden gerekend.
4.11
De Inspecteur heeft in de uitspraken op bezwaar evenwel het standpunt ingenomen dat bij [E] geen sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking. Dit brengt mee dat geen loonbelasting en premies verschuldigd zijn over de voor [E] gemaakte reis- en verblijfkosten die tot het loon behoren. Dit betekent dat de naheffingsaanslagen premieheffing AOV/AWW 2011 en 2012 moeten worden vernietigd, alsmede de daarmee samenhangende vergrijpboetes.
Vergrijpboetes
4.12
Aan belanghebbende zijn vergrijpboetes van 12,5% en 25% opgelegd. Redengevend daarvoor is dat het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de premies niet zijn betaald.
4.13
Uit de enkele omstandigheid dat een belastingplichtige onzorgvuldig te werk is gegaan, volgt nog niet dat deze onzorgvuldigheid kan worden aangemerkt als ten minste grove schuld. Van grove schuld kan slechts worden gesproken indien de handelwijze van de belastingplichtige als een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid moet worden gekwalificeerd (vgl. HR 19 december 1990, nr. 25.301, ECLI:NL:HR:1990: ZC4481).
4.14
Het standpunt van belanghebbende dat de verwerking in rekening-courant van de management fees geen loonelement bevat, is naar het oordeel van het Gerecht niet zodanig verdedigbaar dat gezegd kan worden dat zij niet dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat geen sprake is van grove schuld. Zonodig had belanghebbende advies kunnen inwinnen over de fiscale kwalificatie van het een en ander. Ook door dit na te laten heeft belanghebbende lichtvaardig gehandeld. Dat de boekingen in rekening-courant abusievelijk zijn geschied, acht het Gerecht niet aannemelijk nu dit gedurende vier jaren is geschied en deze boekingen tot het moment van zitting nog immer niet zijn teruggedraaid. Het Gerecht acht vergrijpboetes van 12,5% passend en geboden. Dit betekent dat de bij de naheffingsaanslagen premies AOV/AWW 2013 tot en met 2016 opgelegde vergrijpboetes van 25% dienen te worden gehalveerd, en dat de bij de naheffingsaanslagen premies AVBZ 2013 tot en met 2016 opgelegde vergrijpboetes van 12,5% worden gehandhaafd.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.4
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2011, alsmede de boete,
- vernietigt de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2012, alsmede de boete,
- vernietigt de naheffingsaanslag premie BVZ 2013, alsmede de boete,
- vernietigt de naheffingsaanslag premie BVZ 2014, alsmede de boete,
- vernietigt de naheffingsaanslag premie BVZ 2015, alsmede de boete,
- vernietigt de naheffingsaanslag premie BVZ 2016, alsmede de boete,
- handhaaft de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2013 van NAf 2.860, en vermindert de boete tot NAf 357;
- handhaaft de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2014 van NAf 2.934, en vermindert de boete tot NAf 366;
- handhaaft de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2015 van NAf 2.988, en vermindert de boete tot NAf 373;
- handhaaft de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2016 van NAf 2.988, en vermindert de boete tot NAf 387;
- handhaaft de naheffingsaanslag premie AVBZ 2013 van NAf 387, alsmede de boete van NAf 48;
- handhaaft de naheffingsaanslag premie AVBZ 2014 van NAf 389, alsmede de boete van NAf 48;
- handhaaft de naheffingsaanslag premie AVBZ 2015 van NAf 395, alsmede de boete van NAf 49;
- handhaaft de naheffingsaanslag premie AVBZ 2016 van NAf 395, alsmede de boete van NAf 49;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 4 oktober 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500