ECLI:NL:OGEAC:2019:2

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 januari 2019
Publicatiedatum
16 januari 2019
Zaaknummer
CUR201800742
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging voorlopige aanslag onroerendezaakbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 januari 2019 uitspraak gedaan over een beroep van belanghebbende tegen een voorlopige aanslag in de onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2016. De voorlopige aanslag was opgelegd op 10 juni 2016, maar belanghebbende maakte bezwaar en stelde dat hij geen genothebbende was van de onroerende zaak. De Inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak op bezwaar van 23 november 2017, waarna belanghebbende op 7 maart 2018 beroep instelde. De Inspecteur had eerder aangekondigd dat hij alle voorlopige aanslagen OZB zou vernietigen, wat leidde tot de voorwaardelijke intrekking van het beroepschrift door belanghebbende. Het Gerecht oordeelde dat het beroep niet was ingetrokken, omdat de Inspecteur de aanslag nog niet had vernietigd. Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk, maar ging het over tot gegrondverklaring en vernietiging van de voorlopige aanslag OZB 2016, omdat de Inspecteur had toegezegd deze te vernietigen. Belanghebbende kreeg recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht, omdat de Inspecteur volledig tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een efficiënte afdoening van belastingzaken en de rechten van belanghebbenden in dergelijke procedures.

Uitspraak

Uitspraak van 11 januari 2019
BBZ nr. CUR201800742
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X,wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak Y op 10 juni 2016 een voorlopige aanslag in de onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2016 opgelegd naar een waarde van NAf 705.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 9 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag. Belanghebbende heeft in dat verband betoogd dat hij geen genothebbende is van de onroerende zaak.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 november 2017 de voorlopige aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 7 maart 2018 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 3 december 2018 een pleitnotitie ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2018. Namens de Inspecteur is mr. A verschenen. Belanghebbende is met kennisgeving niet verschenen.

2.OVERWEGINGEN

Voorwaardelijke intrekking

2.1
Bij e-mailbericht van 3 december 2018 heeft belanghebbende het beroepschrift ingetrokken onder de voorwaarde dat de voorlopige aanslag wordt vernietigd door de Inspecteur. Nu niet is gebleken is dat deze voorwaarde is vervuld, acht het Gerecht het beroep niet ingetrokken. Daarom zal het Gerecht uitspraak doen.
Beroepstermijn
2.2
In artikel 31 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een gemotiveerd beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 23 november 2017. Het beroepschrift is op 7 maart 2018 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.4
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden (artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken).
2.5
Belanghebbende stelt, hetgeen niet is weersproken, dat hij pas in de derde week van februari 2018 kennis heeft genomen van de uitspraak op bezwaar.
2.6
Als met vertraging is kennisgenomen van een besluit, geldt dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van drie weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (GEA Curaçao 19 april 2018, nr. CUR201500175, ECLI:NL:OGEAC:2018:54). Belanghebbende heeft op 7 maart 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar waarmee hij pas in de derde week van februari 2018 bekend is geworden. Dit is binnen de termijn van drie weken, zodat de beroepstermijn niet is overschreden.
Tegemoetkoming Inspecteur
2.7
Het Gerecht heeft in zijn uitspraak van 10 augustus 2018, nr. CUR201600189 en CUR201600190, ECLI:NL:OGEAC:2018:220, geoordeeld dat ter zake van de onroerendezaakbelasting geen voorlopige aanslagen kunnen worden opgelegd, aangezien daarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt.
2.8
De Inspecteur heeft aangegeven dat gelet op voornoemde uitspraak van het Gerecht de onderhavige voorlopige aanslag OZB 2016 zal worden vernietigd. Dit brengt mee dat dit beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
2.9
Daarmee komt het belang aan deze beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 8 september 2006, nr. 41.568, ECLI:NL:HR:2006:AU4755; HR 3 december 2010, nr. 09/04397, ECLI:NL: HR:2010:BO5988, en HR 10 augustus 2012, nr. 11/03216, ECLI:NL:HR:2012: BX4045). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op dit beroep, dient dit beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.1
In het belang van een efficiënte afdoening van de onderhavige procedure gaat het Gerecht echter niet over tot een niet-ontvankelijkverklaring, maar tot een gegrondverklaring van het beroep. Een andere benadering zou immers meebrengen dat indien de Inspecteur nadien zijn toezegging dat de voorlopige aanslag OZB zal worden vernietigd, niet gestand zou doen, belanghebbende voor afdwinging van de toezegging zich tot de (burgerlijke) rechter dient te wenden.
Proceskosten en griffierecht
2.11
Als hoofdregel heeft te gelden dat de Inspecteur de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende dient te vergoeden indien hij, zoals in het onderhavige geval, volledig aan de bezwaren van belanghebbende tegemoet is gekomen (vgl. HR 10 augustus 2012, nr. 11/03216, ECLI:NL:HR:2012:BX4045).
2.12
Het Gerecht sluit voor de proceskostenvergoeding aan bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB: 2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van NAf. 700 en een wegingsfactor van 0,5 (licht)).
2.13
Verder dient de Inspecteur het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de uitspraak op bezwaar;
 vernietigt de voorlopige aanslag OZB 2016;
 veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 350; en
 draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 11 januari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500