ECLI:NL:OGEAC:2019:139

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
CUR201500667 t/m CUR201500669
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over naheffingsaanslagen winstbelasting en vergrijpboetes met omkering bewijslast

Op 10 juli 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een zaak waarin X N.V. in beroep ging tegen de naheffingsaanslagen winstbelasting en vergrijpboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, X N.V., had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen over de jaren 2009, 2010 en 2011, maar het bezwaar tegen de aanslag van 2009 werd niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De Inspecteur had de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd op basis van een boekenonderzoek, waaruit bleek dat de administratie van de belanghebbende niet voldeed aan de eisen van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL). Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende niet had voldaan aan de administratie- en bewaarplicht, wat leidde tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De Inspecteur had de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes terecht opgelegd, maar het Gerecht besloot de naheffingsaanslag voor 2009 en 2011 te verminderen en de vergrijpboetes voor deze jaren te verlagen. De uitspraak benadrukt het belang van een goede administratie en de gevolgen van het niet voldoen aan fiscale verplichtingen.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juli 2019
BBZ nrs. CUR201500667 t/m CUR201500669
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
X N.V., gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 23 december 2014 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2009 opgelegd naar een belastbare winst van NAf 39.567. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van NAf 6.850 (50%).
1.2
Aan belanghebbende is op 27 maart 2015 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2010 opgelegd naar een belastbare winst van NAf 214.605. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van NAf 37.019 (50%).
1.3
Aan belanghebbende is op 27 maart 2015 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2011 opgelegd naar een belastbare winst van NAf 145.224. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van NAf 25.051 (50%).
1.4
Belanghebbende heeft op respectievelijk 30 juni 2015 (2009) en 7 april 2015 (2010 en 2011) bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes.
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 16 oktober 2015 het bezwaar tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2009 en de vergrijpboete 2009 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
1.6
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 16 oktober 2015 de naheffingsaanslagen winstbelasting 2010 en 2011, alsmede de vergrijpboetes 2010 en 2011 gehandhaafd.
1.7
Belanghebbende heeft op 10 december 2015 beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
1.8
De Inspecteur heeft op 10 februari 2017 verweerschriften ingediend.
1.9
Belanghebbende heeft op 13 februari 2017 nadere stukken ingediend.
1.1
Een comparitiezitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2017 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen haar directeur en enig aandeelhouder A alsmede zijn echtgenote B, bijgestaan door C en D van Y. Namens de Inspecteur zijn verschenen E en F. De zaken met de nummers CUR201500667 t/m CUR201500669 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende heeft ter zitting nadere stukken ingebracht. De Inspecteur heeft een pleitnotitie voorgedragen en ingebracht.
1.11
De Inspecteur heeft op 2 maart 2017 een nader stuk ingebracht.
1.12
Belanghebbende heeft op 9 maart 2017 een nader stuk ingebracht.
1.13
De Inspecteur heeft op 13 maart 2017 een nader stuk ingebracht.
1.14
Belanghebbende heeft op 30 maart 2017 een nader stuk ingebracht.
1.15
Beide partijen hebben toestemming verleend zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen. Het Gerecht heeft daarop op de voet van artikel 8b van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is opgericht in 2004. Zij houdt zich bezig met het bouwen, verkopen en onderhouden van schakelkasten, alsmede met de in- en verkoop van elektrische onderdelen. De heer A is directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende (hierna: de digra).
2.2
Belanghebbende heeft op 29 juli 2010 aangifte winstbelasting 2009 gedaan naar een winst van nihil, zonder bijvoeging van jaarstukken. Op 4 mei 2011 heeft belanghebbende de jaarstukken ingediend waaruit een verlies blijkt van NAf 17.894.
2.3
Belanghebbende heeft aangifte winstbelasting 2010 gedaan naar een verlies van NAf 120.355.
2.4
Belanghebbende heeft op 23 september 2012 aangifte winstbelasting 2011 gedaan naar een winst van nihil. Uit de bijgevoegde jaarstukken blijkt een verlies van NAf 881.
2.5
In opdracht van de Inspecteur heeft in 2014 bij belanghebbende een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de winstbelasting, omzetbelasting en loonbelasting voor de jaren 2009 tot en met 2011.
2.6
Tijdens het boekenonderzoek heeft belanghebbende een nadere jaarrekening voor de jaar 2010 en 2011 ingeleverd. Blijkens deze jaarrekening bedraagt de winst NAf 79.762 (2010) en NAf -/- 21.480 (2011).
2.7
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 28 augustus 2014. Daarin is onder meer het volgende opgemerkt:
3.4
Administratieplicht
Op basis van artikel 43, lid 2 ALL zijn administratieplichtigen onder andere gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen evenals de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk blijken.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat op de volgende onderdelen niet is voldaan aan de hiervoor omschreven verplichting:
1. Omdat een (groot) deel van de omzet per kas wordt ontvangen dient belastingplichtige een sluitende kasadministratie te voeren. Uit de volgende constateringen blijkt dal dit niet het geval is:
- privé-stortingen en privé-opnames worden niet geregistreerd in het kasboek,
- het kassaldo is regelmatig negatief;
- In het kasboek van het jaar 2010 waren alleen de betalingen door de debiteuren geboekt;
- In het kasboek van het jaar 2011 worden de ontvangsten van verschillende dagen gegroepeerd en op een latere datum geboekt.
2. Er wordt geen voorraadadministratie gevoerd.
Op basis van het voorgaande concludeer ik dat niet is voldaan aan de administratieplicht ingevolge artikel 43, lid 2 ALL In dit verband heb ik belastingplichtige gewezen op artikel 30, lid 6 ALL de zogenaamde omkering bewijslast.
3.5
Bewaarplicht
Op basis van artikel 43, leden 2 en 6 ALL zijn administratieplichtigen verplicht hun administratie en de daartoe behorende gegevensdragers gedurende 10 jaar te bewaren.
Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de volgende delen van de administratie niet zijn bewaard:
- de verkoopfacturen en de Z-afslagen over het jaar 2009;
- enkele verkoopfacturen over de jaren 2010 en 2011;
- de offertes over de jaren 2009 tot en met 2011;
- enkele inkoopfacturen over de jaren 2009 tot en met 2011.
Op basis van het voorgaande concludeer ik dat niet is voldaan aan de bewaarplicht ingevolge artikel 43, leden 2 en 6 ALL. In dit verband heb ik belastingplichtige gewezen op artikel 30, lid 6 ALL, de zogenaamde omkering bewijslast.
3.6
Factureringsplicht
Ik heb geconstateerd dat belastingplichtige niet heeft voldaan aan de factureringsplicht. Volgens artikel 44 ALL is belastingplichtige hiertoe wel verplicht.
lk heb geconstateerd dat bij belastingplichtige het door de Belastingdienst toegekende registratienummer (CRIB-nummer) van degene die de levering of de dienst verricht op de factuur ontbreekt.
(…)
3.8
Oordeel administratie
Naast de in de onderdelen "Administratieplicht en "Bewaarplicht" genoemde bevindingen heb ik het volgende geconstateerd:
- In de jaren 2009 tot en met 2011 ontstaat een negatief netto privé in de vermogensvergelijking van de Digra. Voor dit negatief netto privé bestaat geen aannemelijke verklaring. Voor de berekening van het negatief netto privé verwijs ik naar bijlage 3 bij dit rapport.
- In de jaren 2009 tot en met 2011 heeft belastingplichtige een brutowinstpercentage van respectievelijk 71%, 798% en 96% aangegeven. De aangegeven brutowinstpercentages fluctueren veel;
- Aan de hand van een vorderingbeweging heb ik een omzet berekend. De door mij berekende omzet aan de hand van vorderingbeweging is hoger dan de aangegeven omzet van de jaren 2009 en 2010;
- Er is geen aansluiting tussen de omzet conform verkoopfacturen en de aangegeven omzet;
- De (internationale) inkopen volgens het systeem van de Douane (Asycuda) is hoger dan de aangegeven inkopen (internationaal en lokaal);
- In het jaar 2010 heeft belastingplichtige de kostprijs verkopen met een bedrag van 300.000 verlaagd zonder daarvoor een verklaring te hebben;
- Op basis van gegevens van Z (renseignementen) is vastgesteld dat de omzet in de jaren 2010 en 2011 niet volledig is aangegeven;
- Er is geen aansluiting tussen de belaste omzet volgens jaarrekening en de belaste omzet volgens aangiften OB;
- Er is sprake van offertes, maar deze worden niet bijgehouden;
- Bankopnames (withdrawals) en betalingen via cheques worden als inkopen geboekt terwijl er geen onderliggende stukken zijn om te bewijzen dat inderdaad inkopen zijn gedaan.
- Er is sprake van verkoop van solaire airco's. De omzet hiervan wordt niet aangegeven;
- Tijdens de controle heeft belastingplichtige een andere jaarrekening voor het jaar 2010 ingeleverd. Aan belastingplichtige is vermeld dat de eerste jaarrekening die samen met de aangifte Winstbelasting is ingeleverd als basis voor mijn controle zal worden gebruikt. De omzet volgens facturen was ook hoger dan de aangegeven omzet in de tweede jaarrekening.
Zoals blijkt uit de in dit hoofdstuk genoemde bevindingen voldoet belastingplichtige niet aan haar verplichtingen voor het voeren van een adequate administratie. Zie in dit verband ook artikel 30, lid 6 ALL (omkering bewijslast).
2.8
Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn de onderhavige naheffingsaanslagen winstbelasting over de jaren 2009 tot en met 2011 opgelegd naar een belastbare winst van respectievelijk NAf 39.567 (2009), NAf 214.605 (2010) en NAf 145.224 (2011). Verder heeft de Inspecteur vergrijpboetes (50%) opgelegd van respectievelijk NAf 6.850 (2009), NAf 37.019 (2010) en NAf 25.051 (2011).
2.9
In onderhavige beroepsprocedure verdedigt de Inspecteur de volgende naheffingsaanslagen en vergrijpboetes:
(NAf)
2009
2010
2011
Winst volgens jaarstukken
-17.894
-120.355
-881
1 Aansluitingsverschil (niet in geschil; zie nader stuk 30 mrt 2017)
-18.191
-
-2.155
2 Afschrijving verbouwing
-
-
34.154
3 Inventaris (niet in geschil; zie nader stuk 30 mrt 2017)
1.158
740
-406
4 Te betalen OB (niet in geschil; zie rapport 4.2.4)
-
-
8.419
5 Schuld aan adviseur (niet in geschil; nader stuk 30 mrt 2017)
-
-
14.706
6 Omzetcorrectie
83.182
579.822
40.16
7 Kostprijs verkopen
-
-266.47
-
8 Niet-aftrekbare kosten (niet in geschil; zie rapport 4.3.4)
289
-1.252
300
9 Aanschaf tv’s en bed
8.962
-
10 Kosten water/elektra (niet in geschil; zie rapport 4.3.5.2)
3.702
4.461
3.171
11 Badkamerkast en verf (niet in geschil; zie rapport 4.3.5.3)
-
1.416
-
12 Reiskosten (niet in geschil; zie nader stuk 30 mrt 2017)
1.446
7.081
-
13 Representatiekosten (niet in geschil; zie nader stuk 30 mrt 2017)
1.484
9.162
13.82
Winst na correcties
64.138
214.605
111.288
Verliesverrekening 2006
-32.202
Verliesverrekening 2007
-10.263
Belastbare winst
21.673
214.605
111.288
Naheffing winstbelasting (34,5% )
7.477
74.039
38.394
Vergrijpboete (50%)
3.739
37.019
19.197

3.GESCHIL

3.1
In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2009 en de vergrijpboete 2009, alsmede de vraag of de Inspecteur de naheffingsaanslagen terecht en tot een juist bedrag heeft opgelegd. Beide partijen beantwoorden laatstgenoemde vraag ontkennend voor de jaren 2009 en 2011. Verder acht belanghebbende de naheffingsaanslag winstbelasting 2010 tot een te hoog bedrag vastgesteld, terwijl de inspecteur deze belastingaanslag wel juist acht.
3.2
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de naheffingsaanslagen. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de naheffingsaanslag winstbelasting 2010 en tot vermindering van de naheffingsaanslagen winstbelasting 2009 en 2011 naar een belastbare winst van respectievelijk NAf 21.673 (2009) en NAf 111.288 (2011).
3.3
Verder zijn de vergrijpboetes in geschil. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van deze boetes. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de vergrijpboete 2010 en tot vermindering van de vergrijpboetes 2009 en 2011 tot bedragen van respectievelijk NAf 3.739 (2009) en NAf 19.197 (2011).

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar 2009

4.1
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
Het onderhavige aanslagbiljet 2009 is gedagtekend op 23 december 2014. Het bezwaarschrift is op 30 juni 2015 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. De Inspecteur heeft daarom het bezwaar tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2009 en de vergrijpboete 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
4.3
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
4.4
Belanghebbende stelt, hetgeen het Gerecht aannemelijk acht, dat zij pas kort voor indiening van het bezwaarschrift op de hoogte is gekomen van het aanslagbiljet.
4.5
Als met vertraging is kennisgenomen van een aanslag, geldt dat het bezwaar zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van drie weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’ (GEA Curaçao 19 april 2018, nr. CUR201500175, ECLI:NL:OGEAC:2018:54). Belanghebbende heeft op 30 juni 2015 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boete waarmee zij pas kort daarvoor bekend is geworden. Dit is binnen de termijn van drie weken, zodat de bezwaartermijn niet is overschreden. Het bezwaar is daarom ontvankelijk.
Naheffingsaanslagen winstbelasting
4.6
Artikel 31, lid 3, ALL bepaalt, voor zover van belang, dat het beroep van de belastingplichtige moet worden afgewezen indien niet is voldaan aan de administratie- en bewaarplicht van artikel 43 ALL, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.7
Wat betreft de administratieplicht van artikel 43, lid 2, ALL heeft als uitgangspunt te gelden dat de eisen aan de administratie niet verder mogen reiken dan voor een goede uitvoering van de belastingheffing noodzakelijk is. Belanghebbende is belastingplichtig voor onder meer de winstbelasting, zodat op grond van artikel 43 ALL van belanghebbende geëist kan worden dat haar administratie inzicht verschaft in de bepaling van de fiscale winst (vgl. GEA Sint Maarten 7 november 2018, nr. SXM201501131, ECLI:NL:OGEAM:2018:119).
4.8
In een onderneming zoals die van belanghebbende, waarbij een groot deel van de verkopen per kas worden verricht, vormt de kasadministratie een centraal en onmisbaar onderdeel van de administratie. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen controleerbare en sluitende kasadministratie heeft gevoerd. Zo zijn privé-stortingen en privé-opnames niet geregistreerd in het kasboek, is het kassaldo regelmatig negatief en zijn ontvangsten niet op de juiste datum geboekt. Daardoor is een kascontrole niet mogelijk. Voorts is geen aansluiting mogelijk tussen de omzet overeenkomstig de verkoopfacturen, de omzet volgens de aangiften omzetbelasting en de geadministreerde omzet. Verder is uit renseignementen van de douane gebleken dat niet alle inkopen in de inkoopadministratie zijn verwerkt. Ook wordt geen voorraadadministratie gevoerd. Voorts acht het Gerecht aannemelijk dat belanghebbende niet aan haar bewaarplicht heeft voldaan. Zo zijn diverse Z-afslagen, verkoopfacturen en inkoopfacturen niet bewaard.
4.9
Gelet op het vorenstaande heeft belanghebbende voor de jaren 2009 tot en met 2011 niet voldaan aan de op haar rustende administratie- en bewaarplicht zoals voorgeschreven in artikel 43 ALL. Het Gerecht acht deze schending voldoende ernstig voor toepassing van de bewijsregel van artikel 31, lid 3, ALL (omkering en verzwaring van de bewijslast).
4.1
Daarbij komt nog dat belanghebbende tijdens het boekenonderzoek een herziene jaarrekening voor het jaar 2010 heeft ingebracht. Blijkens deze jaarrekening heeft de winst in 2010 NAf 79.762 bedragen, terwijl belanghebbende voor de winstbelasting een verlies heeft aangegeven van NAf 120.355. Belanghebbende heeft daarom niet de vereiste aangifte winstbelasting 2010 gedaan. Het Gerecht acht aannemelijk dat belanghebbende door het niet aangeven van voornoemde winst ten tijde van het doen van de aangifte winstbelasting 2010, zich ervan bewust moet zijn geweest dat als gevolg van die aangifte verhoudingsgewijs en op zichzelf beschouwd een aanzienlijk bedrag aan winstbelasting niet zou worden geheven. Dit brengt mee dat de bewijsregel van artikel 31, lid 3, ALL (omkering en verzwaring van de bewijslast) voor het jaar 2010 niet alleen toepassing vindt wegens schending van de administratie- en bewaarplicht, maar ook vanwege het niet doen van de vereiste aangifte winstbelasting.
4.11
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De belastingaanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De nog in geschil zijnde correcties bestaan met name uit een omzetcorrectie en een correctie afschrijving gebouwen. Bij laatstgenoemde correctie heeft de Inspecteur een jaarlijkse afschrijving van 10% op een verbouwing gecorrigeerd naar 2,5%. Het Gerecht acht deze correctie niet onredelijk.
4.12
De omzetcorrecties voor de jaren 2009 en 2010 zijn gebaseerd op de vorderingenbeweging (bijlage 6 controlerapport). Voor het jaar 2011 is de omzetcorrectie gebaseerd op een gemiddelde omzet van NAf 51,56 per ontbrekende verkoopfactuur. Deze gemiddelde omzet is mede gebaseerd op de verkoopprijs van de aangeboden producten (bijlage 7 controlerapport). Belanghebbende heeft gesteld dat het bij de ontbrekende facturen ook gaat om offertes die ten onrechte als factuur waren geboekt. Naar aanleiding daarvan is de Inspecteur ervan uitgegaan dat 25% van de ontbrekende facturen offertes betreft en dus buiten beschouwing moeten blijven bij de omzetcorrectie. Gelet op het vorenstaande kan evenmin worden gezegd dat de omzetcorrecties voor de jaren 2009 tot en met 2011 onredelijk of willekeurig zijn vastgesteld.
4.13
Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de voor de schatting gebruikte gegevens of de juistheid van de schatting van de Inspecteur anderszins betwist, dient hij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 31, lid 3, ALL bedoelde wijze (vgl. HR 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013: BX7184). Belanghebbende betoogt dat de brutowinstmarges sterk fluctueren door inkopen in China, Nederland en de USA en koersschommelingen, dat de omzet in de administratie is verwerkt volgens het kasstelsel, en dat offertes als facturen zijn geboekt.
4.14
Het Gerecht acht dit betoog niet dermate overtuigend dat daarmee elke redelijke twijfel is uitgesloten dat belanghebbende de winstcorrecties niet heeft genoten; verre van dat. Belanghebbende heeft derhalve niet op overtuigende wijze de onjuistheid aangetoond van de schatting van de Inspecteur of de voor de schatting gebruikte gegevens. De naheffingsaanslagen winstbelasting zullen derhalve niet verder worden verminderd.
Vergrijpboetes
4.15
Aan belanghebbende zijn vergrijpboetes van 50% opgelegd. Redengevend daarvoor is dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat de winstbelasting gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig is betaald.
4.16
Op grond van artikel 21 ALL kan de Inspecteur ter zake van dit vergrijp een boete opleggen van ten hoogste 100%.
4.17
In de Ministeriële regeling formeel belastingrecht is onder meer het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van artikel 4.8, lid 2 van deze ministeriële regeling (voorheen artikel 7, lid 2, Ministeriële beschikking administratieve boeten) legt de Inspecteur een boete op van 50% ingeval van opzet.
4.18
Opzet houdt in dat belanghebbende zich ervan bewust was dat winstbelasting niet dan wel niet tijdig is betaald. Opzet omvat mede de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden betaald (voorwaardelijk opzet) (vgl. HR 3 december 2010, nr. 09/04514, ECLI:NL:HR: 2010:BO5989).
4.19
Belanghebbende betwist dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Het uitgangspunt van de onschuldpresumptie brengt dan mee dat de Inspecteur de feiten moet stellen en aannemelijk maken die de conclusie kunnen dragen dat sprake is van opzet.
4.2
Bij het boekenonderzoek is gebleken dat de administratie van belanghebbende ondeugdelijk is, omdat onder meer een sluitend kasadministratie ontbreekt, alsmede een voorraadadministratie. Op basis van deze gebrekkige administratie heeft belanghebbende aangiftes gedaan die tot te lage betalingen hebben geleid, hetgeen als (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende kan worden beschouwd. Door de gebrekkige administratie heeft belanghebbende de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat de op deze administratie gebaseerde aangiftes onjuist of onvolledig zouden zijn. Naar het oordeel van het Gerecht had belanghebbende wetenschap van die aanmerkelijke kans en heeft zij die kans bewust aanvaard (op de koop toegenomen). Daarom is sprake van opzet zijdens belanghebbende, zodat de boete terecht is vastgesteld op 50% van de nageheven belasting. Deze boete is volgens het Gerecht in overeenstemming met de ernst van het vergrijp. Het Gerecht heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat de naheffingsaanslagen met behulp van omkering en verzwaring van de bewijslast zijn komen vast te staan.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.3
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.4
In onderhavige zaken is geen griffierecht betaald, zodat dit niet vergoed hoeft te worden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep inzake de naheffingsaanslag winstbelasting 2010 en de vergrijpboete 2010 ongegrond;
  • verklaart de beroepen inzake de naheffingsaanslagen winstbelasting 2009 en 2011 en de vergrijpboetes 2009 en 2011 gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de naheffingsaanslagen winstbelasting 2009 en 2011 en de vergrijpboetes 2009 en 2011;
  • vermindert de naheffingsaanslag winstbelasting 2009 tot een naar een belastbare winst van NAf 21.673, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 7.477;
  • vermindert de naheffingsaanslag winstbelasting 2011 tot een naar een belastbare winst van NAf 111.288, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 38.394;
  • vermindert de vergrijpboete 2009 tot NAf 3.739;
  • vermindert de vergrijpboete 2011 tot NAf 19.197; en
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. S. Verheijen, rechters, en uitgesproken op 10 juli 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De voorzitter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500