ECLI:NL:OGEAC:2019:125

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
CUR201801459
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag winstbelasting 2003 en kostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanslag winstbelasting voor het jaar 2003, die aan belanghebbende was opgelegd op 21 juni 2016. De aanslag bedroeg NAf 7.371. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag op 19 augustus 2016, maar de Inspecteur heeft tijdens de beroepsprocedure op 28 mei 2019 per e-mail meegedeeld dat de aanslag zou worden verminderd tot nihil. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet meer tot een gunstiger resultaat kon leiden, waardoor het belang aan de procedure kwam te ontvallen. Echter, het Gerecht besloot niet over te gaan tot een niet-ontvankelijkverklaring, maar verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de aanslag winstbelasting 2003.

Daarnaast heeft het Gerecht geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur de aanslag tegen beter weten in had opgelegd, wat resulteerde in ernstige onzorgvuldigheid. De proceskosten voor de bezwaarfase werden vastgesteld op NAf 100, en voor de beroepsfase op NAf 1.352. Tevens werd het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het opleggen van belastingaanslagen en de rechten van belastingplichtigen in het proces.

Uitspraak

Uitspraak van 19 juni 2019
BBZ nr. CUR201801459
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 21 juni 2016 een aanslag winstbelasting voor het jaar 2003 opgelegd van NAf 7.371.
1.2
Belanghebbende heeft op 19 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
1.3
Belanghebbende heeft op 15 mei 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar. Daarbij is NAf 150 aan griffierecht betaald.
1.4
De zitting heeft op 28 mei 2019 plaatsgevonden te Willemstad. Namens belanghebbende is met bericht van verhindering niemand verschenen. Namens de Inspecteur is niemand verschenen.

2.OVERWEGINGEN

2.1
De Inspecteur heeft hangende deze beroepsprocedure op 28 mei 2019 per e-mail aan belanghebbende meegedeeld dat de aanslag winstbelasting verminderd zal worden tot nihil. Dit brengt mee dat het beroep niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden.
2.2
Daarmee komt het belang aan deze beroepsprocedure te ontvallen (vgl. HR 8 september 2006, nr. 41.568, ECLI:NL:HR:2006:AU4755; HR 3 december 2010, nr. 09/04397, ECLI:NL: HR:2010:BO5988; HR 15 januari 2016, nr. 15/00460, ECLI:NL:HR:2016:43). Nu belanghebbende geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, dient dit beroep blijkens voornoemde jurisprudentie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3
In het belang van een efficiënte afdoening van de onderhavige procedure gaat het Gerecht echter niet over tot een niet-ontvankelijkverklaring, maar tot een gegrondverklaring van het beroep en een vernietiging van de aanslag winstbelasting 2003. Een andere benadering zou immers meebrengen dat indien de Inspecteur nadien zijn toezegging dat de aanslag winstbelasting 2003 zal worden verminderd tot nihil, niet gestand zou doen, belanghebbende voor afdwinging van de toezegging zich tot de (burgerlijke) rechter dient te wenden.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Kosten bezwaarfase

3.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
3.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De Inspecteur heeft namelijk tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslag opgelegd, zodat sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid. De Raad van Beroep voor Belastingzaken had immers reeds in een uitspraak van 23 november 1990, nr 190/009, ECLI:NL:ORBBNNA:1990:BT1799, geoordeeld dat de aanslagtermijn in een geval als het onderhavige, vijf jaar zou bedragen.
3.3
Het Gerecht stelt de proceskosten op de voet van artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht, vast op NAf 100 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van NAf 100, en een wegingsfactor van 1).
Kosten beroepsfase
3.4
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.5
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
3.6
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van NAf 700 en een wegingsfactor van 1).
3.7
Ingevolge artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan in bijzondere omstandigheden van een forfaitaire proceskostenvergoeding worden afgeweken. Het Gerecht vindt aanleiding voor een integrale vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten van rechtsbijstand. De Inspecteur heeft namelijk tegen beter weten in na bezwaar de onderhavige belastingaanslag gehandhaafd, zodat sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat de integrale kosten van rechtsbijstand NAf 1.352 bedragen. Het Gerecht zal dan ook een proceskostenvergoeding toekennen ter grootte van dit bedrag.
3.8
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de aanslag winstbelasting 2003;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.452; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 19 juni 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500