Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
Ontvankelijkheid beroep
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is belanghebbende, X N.V., in beroep gegaan tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een vergrijpboete opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De naheffingsaanslag, gedateerd 23 december 2014, betrof een bedrag van Naf. 23.995, met een vergrijpboete van Naf. 5.998. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit werd afgewezen door de Inspecteur op 30 april 2015. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar, en de zitting vond plaats op 17 mei 2018.
De kern van het geschil betreft de vraag of de naheffingsaanslag en de vergrijpboete terecht zijn opgelegd. Belanghebbende stelt dat zij door een wetswijziging met ingang van 1 januari 2012 belastingplichtig is geworden voor de omzetbelasting, terwijl zij in 2011 al facturen had uitgereikt voor de huursom van 2012 zonder omzetbelasting in rekening te brengen. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag opgelegd op basis van de gewijzigde definitie van 'ondernemer' in de Landsverordening omzetbelasting.
Het Gerecht oordeelt dat de naheffingsaanslag en de vergrijpboete vernietigd moeten worden, omdat de huursom voor 2012 al in 2011 was gefactureerd en er derhalve geen omzetbelasting verschuldigd was. Daarnaast wordt het verzoek van belanghebbende om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de belastingwetgeving in Curaçao geen schadevergoeding voor dergelijke gevallen voorziet. De uitspraak werd gedaan op 27 juni 2018 door rechter A.J.H. van Suilen, in aanwezigheid van griffier M.M.M. Faro MSc.