Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Zittingsplaats Sint Eustatius
1.Clyde Ivan VAN PUTTEN,
2. Rechelline Mururgia Candida LEERDAM,
3. Reuben Elroy MERKMAN,
4. Derrick Andre Uranus SIMMONS,
5. Charles Albertus WOODLEY,
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met producties, op 13 september 2018 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord met producties,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
- pleitnota van eisers,
- pleitnota van de Staat.
2.De feiten
dat de mogelijkheden om de situatie te verbeteren door het benutten van de reguliere instrumenten zijn uitgeput. Gelet op de bestuurlijke wanorde op vrijwel alle terreinen en de wetteloosheid binnen het bestuur, constateert de commissie grove taakverwaarlozing. Daarop is maar één antwoord mogelijk, aldus de commissie: bestuurlijk ingrijpen door Nederland door de aanstelling van een regeringscommissaris op grond van artikel 132, vijfde lid, in samenhang met artikel 132a van de Grondwet.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Buitenlandse advocaten
“Eisers stellen dat de Staat nog steeds tot geweld- en moorddadig optreden in staat is. Waren eisers niet tijdig uit hun kantoren vertrokken, dan is het niet denkbeeldig dat de Staat tot extreem geweld bereid was over te gaan. Immers het optreden van de Staat geeft er blijk van dat de Staat zijn impulsen tot moorddadig optreden nog steeds niet kan beheersen.”Omdat de Staat stelt dat het VN Handvest door hem in acht is genomen mag de rechter toetsen of inderdaad voldaan is aan de regels die hieruit blijken. Zo moet de Staat waarborgen dat sprake is van een volledige graad van staatkundige emancipatie van Sint Eustatius. De Tijdelijke Wet is in strijd met artikel 73 VN Handvest. Hierdoor is de democratie buiten werking gesteld en dat verhoudt zich niet met deze regels. Zie ook de VN Resolutie 747 (VIII) van 23 november 1953 die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is aangenomen en waarop eisers een beroep doen om te concluderen dat op de Staat een verplichting rust om de
“volledige staatkundige emancipatie”van Sint Eustatius te organiseren en te handhaven. De aanleiding tot de motie van de Eilandsraad van 8 mei 2017 is het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW1999 inzake Moeders Srebrinica). Daarin heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat het Handvest voorrang heeft enig ander verdrag, dus ook het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden. Dat betekent dat ook de Wolbes en soortgelijke wettelijke regelingen niet van toepassing zijn als deze strijdig zijn met het VN Handvest.
“post-koloniaal”zelfbeschikkingsrechtheeft. In deze context echter moet het zelfbeschikkingsrecht in beginsel binnen de grenzen van de staat waarin een volk leeft verwezenlijkt worden oftewel op grond van het Statuut moeten alle landen binnen het Koninkrijk daarover kunnen meebeslissen. Er kan geen sprake van zijn dat Sint Eustatius dat zelf bepaalt. Niet eisers maar de bevolking van Sint Eustatius bepaalt wat zij wil. Daarvoor is de Tijdelijke Wet juist een noodzakelijke voorwaarde; de bestuurlijke wanorde en de intimidatie door eisers worden aangepakt zodat er voorwaarden worden geschapen voor een ordelijk democratisch debat hierover. Tot die tijd gelden alle Koninkrijksregels die van toepassing zijn op Sint Eustatius en ook de Tijdelijke Wet die door Eerste en Tweede Kamer (waarvoor de Statianen hun stem hebben kunnen uitbrengen) is aangenomen. Subsidiair voert de Staat nog aan dat wegens artikel 94 Grondwet de Tijdelijke Wet niet mag worden getoetst aan artikel 73 VN Handvest omdat laatstgenoemd artikel niet een
“ieder verbindend”(e) bepaling is. Het heeft geen rechtstreekse werking. Bij dupliek voert de Staat nog aan aan dat de Chagos-zaak om verschillende redenen niet van toepassing is op de kwestie waar het in deze procedure om gaat.
5.De beoordeling
“Expresses to the Government of the Netherlands its confidence that, as a result of the negotiations a new status will be attained by the Netherlands Antilles and Suriname representing a full measure of self-government in fulfillment of the objectives set forth in the Chapter XI of the Charter.”
- a)
- b)
- c)
“full measure of self-government”(hierna: volledig zelfbestuur) kan blijkens VN-resolutie 1514 (XV) niet alleen worden bereikt door onafhankelijkheid, maar ook door vrije associatie met een onafhankelijke staat dan wel door integratie in een onafhankelijke staat.
“constaterende dat Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen in 1954 uit vrije wil hebben verklaard in het Koninkrijk der Nederlanden een nieuwe rechtsorde te aanvaarden, waarin zij de eigen belangen zelfstandig behartigen en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verzorgen en wederkerig bijstand verlenen, en hebben besloten in gemeen overleg het Statuut voor het Koninkrijk vast te stellen; (…)”.
“full measure of self-government”bereikt als bedoeld in artikel 73 VN Handvest. Dat is ook in lijn met de door eisers bedoelde verklaring van 18 januari 1952 van minister Kernkamp en die van 30 maart 1955 van de Nederlandse vertegenwoordiger van de VN. Deze laatste verklaring wordt aangehaald door de Algemene Vergadering van de VN in resolutie 945. De verplichting tot het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 73 sub e VN Handvest is vanwege het uitoefenen van het recht op zelfbeschikking dus komen te vervallen. De Nederlandse Antillen komen na 1955 ook niet meer voor op de lijst van
“non-self-governing territories”van de VN.