Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
.
3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN
4.BEOORDELING VAN HET BEROEP
Heffingsgrondslag
5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 juli 2019 uitspraak gedaan over de heffingsgrondslag voor het speelvergunningsrecht van een casino-exploitant. De belanghebbende, die een casino exploiteert met speelautomaten voorzien van billacceptors, betwistte de naheffingsaanslagen die door de heffingsambtenaar waren opgelegd. De heffingsgrondslag voor het speelvergunningsrecht is vastgesteld op het bruto bedrag der ontvangsten, waarbij de 'bill drop' als basis wordt genomen. De belanghebbende stelde dat de heffingsgrondslag nihil zou zijn, omdat de speelautomaten geen traditionele emmer (bucket) meer hebben. De heffingsambtenaar daarentegen verdedigde dat de ingevoerde bankbiljetten als bruto-ontvangsten moeten worden beschouwd.
Tijdens de zitting op 21 juni 2019 werd het standpunt van de belanghebbende verder toegelicht, waarbij ook werd ingegaan op een mogelijke toezegging van de heffingsambtenaar over een afwijkende heffingsgrondslag. Het Gerecht oordeelde dat de 'bill drop' als heffingsgrondslag moet worden aangemerkt en verwierp het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel. Het Gerecht concludeerde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de heffingsgrondslag voor speelvergunningsrechten duidelijk te definiëren, vooral in het licht van de veranderingen in de technologie van speelautomaten. Het Gerecht bevestigde dat de wetgeving omtrent het speelvergunningsrecht moet worden nageleefd en dat de heffingsambtenaar niet van deze wetgeving kan afwijken zonder duidelijke basis.