ECLI:NL:ORBBNAA:2004:BT8856
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Gijn
- A. Groeneveld
- J. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over speelvergunningsrecht hazardspelen en belastingheffing
In deze tussenuitspraak van de Raad van Beroep voor Belastingzaken, gedateerd 16 november 2004, wordt het speelvergunningsrecht voor hazardspelen in de jaren 1997 en 1998 behandeld. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen die zijn opgelegd in het kader van dit recht. De Raad oordeelt dat hij bevoegd is om in deze zaak uitspraak te doen en geeft een voorlopig oordeel dat het speelvergunningsrecht als een belasting moet worden gekwalificeerd. Dit oordeel is gebaseerd op de heffingssystematiek van het recht.
De Raad doet een tussenuitspraak omdat hij zich in dit stadium niet in staat acht om een einduitspraak te doen. Er zijn zowel formeelrechtelijke als materieelrechtelijke vragen aan de orde. De Raad stelt vast dat de landsverordening en het landsbesluit verbindende kracht hebben, met een voorbehoud voor de vastrechtcomponent in de tariefstelling. De Raad benadrukt dat de regeling van het speelvergunningsrecht dringend aandacht van de wetgever behoeft.
Ten aanzien van de heffing van slotmachines geeft de Raad aan dat het niet goed mogelijk is om een rekenkundige brug te slaan tussen de oude en nieuwe heffingssystematiek. De Raad meent dat partijen in staat zijn om de benodigde gegevens aan te leveren om tot een evenwichtige heffing te komen. Hij wijst erop dat de wetgever ook op dit punt moet optreden en nieuwe heffingsgrondslagen moet formuleren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de heffingssystematiek en de rol van de wetgever in het speelvergunningsrecht.