ECLI:NL:OGEAA:2025:359

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
AUA202402599, AUA202402600, AUA202402601, AUA202402602
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verzuimboetes BBO en BAZV in verband met COVID-19

In deze zaak gaat het om de verzuimboetes die aan de belanghebbende zijn opgelegd door de Inspecteur der Belastingen in Aruba. De belanghebbende, die een adviesbureau exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en verzuimboetes die zijn opgelegd voor de maanden april en mei 2020. De verzuimboete voor april 2020 is vastgesteld op Afl. 250, terwijl de naheffingsaanslag voor mei 2020 Afl. 250 bedroeg. De belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de aangiften tijdig heeft ingediend, maar de Inspecteur heeft dit betwist. De zaak is behandeld op 21 augustus 2025, waarbij de belanghebbende aanwezig was en de Inspecteur vertegenwoordigd werd door mevrouw mr. [A].

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzuimboete voor april 2020 terecht is opgelegd, maar dat de verzuimboete voor mei 2020 niet-ontvankelijk is verklaard door de Inspecteur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende de aangifte voor mei 2020 tijdig heeft ingediend, maar dat de Inspecteur dit niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft de verzuimboete voor april 2020 verminderd tot Afl. 100 en de verzuimboete voor mei 2020 vernietigd. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van Afl. 25 aan de belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 19 december 2025.

Uitspraak

Uitspraak van 19 december 2025
BBZ nrs. AUA202402599, AUA202402600, AUA202402601, AUA202402602
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 20 juli 2020 naheffingsaanslagen belasting op bedrijfsomzetten (BBO) en bestemmingsheffing AZV (BAZV) over het tijdvak april 2020 opgelegd van elk Afl 1.000. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag BBO is een verzuimboete van Afl 250 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende is op 31 augustus 2020 een naheffingsaanslag BBO over het tijdvak mei 2020 opgelegd van Afl 250. Het te betalen bedrag betreft een verzuimboete.
1.3
Belanghebbende heeft op 3 september 2020 (tijdvak april 2020) en 27 augustus 2021 (tijdvak mei 2020) bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen.
1.4
De Inspecteur heeft op 20 mei 2024 uitspraak gedaan op de in 1.3 genoemde bezwaren. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de naheffingsaanslagen BBO en BAZV en verzuimboete BBO over het tijdvak april 2020 gedeeltelijk toegewezen en de naheffingsaanslagen verminderd tot nihil en de verzuimboete verminderd tot Afl 125. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de verzuimboete BBO over het tijdvak mei 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
1.5
Belanghebbende heeft op 18 juli 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaarschrift. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.6
De Inspecteur heeft op 19 september 2024 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2025, te Oranjestad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen mevrouw mr. [A].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende exploiteerde gedurende het jaar 2020 een adviesbureau in de vorm van een eenmanszaak.
2.2
In verband met het niet (tijdig) ontvangen van de aangiften BBO/BAZV over de tijdvakken april en mei 2020, zijn ambtshalve de onderhavige aanslagen en/of verzuimboetes opgelegd.

3.GESCHIL

In geschil is of de verzuimboete BBO april 2020 (na vermindering) van Afl 125, terecht is opgelegd alsmede of het bezwaar tegen de verzuimboete BBO mei 2020 terecht niet-ontvankelijk is verklaard en zo nee of ook de verzuimboete over dat tijdvak terecht is opgelegd.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar verzuimboete BBO mei 2020

4.1
In artikel 17, lid 1, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
Het aanslagbiljet met de verzuimboete BBO mei 2020 is gedagtekend op 31 augustus 2020. Het bezwaarschrift is op 27 augustus 2021 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.3
Belanghebbende heeft in de door hem ingediende stukken verklaard dat hij het aanslagbiljet met de verzuimboete BBO mei 2020 nimmer heeft ontvangen. Hij stelt eerst door het verrekening overzicht van de Ontvanger van 1 augustus 2021, bekend te zijn geworden met de verzuimboete BBO mei 2020.
4.4
In hetgeen belanghebbende heeft verklaard ligt de betwisting van de tijdige verzending van het aanslagbiljet besloten. [1] Dit betekent dat aangenomen moet worden dat belanghebbende heeft betwist dat de Inspecteur het aanslagbiljet tijdig aan hem heeft bekendgemaakt, ook zonder dat hij expliciet melding maakt van die stelling. In dat geval moet de Inspecteur aannemelijk maken dat de belastingaanslag wel tijdig en rechtsgeldig aan belanghebbende is bekendgemaakt. [2]
4.5
De Inspecteur heeft in dat verband niets aangevoerd. De Inspecteur heeft aldus, tegenover de betwisting van belanghebbende, de (tijdige) verzending van het aanslagbiljet met de verzuimboete BBO mei 2020, niet aannemelijk gemaakt. De bezwaartermijn vangt in dat geval aan op het tijdstip dat belanghebbende eerst kennis heeft gekregen van de opgelegde verzuimboete. In het onderhavige geval is dat op 1 augustus 2021. Belanghebbende heeft vervolgens op 27 augustus 2021 en derhalve tijdig, bezwaar gemaakt. Gelet op het voorgaande is het bezwaar ontvankelijk. De Inspecteur heeft het bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep dient reeds hierom gegrond te worden verklaard.
Inhoudelijk
4.6
Op grond van artikel 8, lid 1 ALB wordt de aangifte die betrekking heeft op een belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, gedaan bij de Inspecteur. Het tweede lid van artikel 8 bepaalt dat indien de aangifte betrekking heeft op een tijdvak, de aangifte binnen een termijn van vijftien dagen na het einde van dat tijdvak wordt gedaan.
4.7
De Inspecteur kan ingevolge artikel 54, lid 2 ALB een verzuimboete van ten hoogste Afl. 2.500 opleggen indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de aangifte voor een belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, niet, dan wel niet binnen de artikel 8, tweede lid, gestelde termijn heeft gedaan.
4.8
Volgens de Inspecteur zijn de verzuimboetes terecht opgelegd. Over het tijdvak april 2020 is van belanghebbende pas in de bezwaarfase (3 september 2020) een aangifte ontvangen. De aangifte over het tijdvak mei 2020 is op 19 juni 2020 en derhalve niet tijdig ingediend, aldus de Inspecteur.
4.9
De bewijslast dat de aangifte tijdig is ingediend rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de aangiften voor beide jaren tijdig in de postbus van de Departamento di Impuesto (DIMP) heeft gedeponeerd. Dit heeft hij gedaan op instructie van de beveiliging. De beveiliging heeft hem destijds geïnstrueerd om de aangiften te deponeren in de postbus van de DIMP om te voorkomen dat er in verband met COVID-19 zich te veel mensen in het gebouw bevinden.
4.1
Desgevraagd heeft de Inspecteur verklaard dat de postbus van de DIMP tijdens kantoortijd wordt geledigd en dat de aangetroffen aangiften een datumstempel krijgen van die dag. Bij registratie in het systeem krijgt de aangifte de indieningsdatum van de datumstempel.
4.11
Met betrekking tot de aangifte voor de maand april 2020 overweegt het Gerecht dat de Inspecteur heeft aangevoerd dat de aangifte pas in bezwaarfase – op 3 september 2020 - is ingediend. Belanghebbende heeft zijn stelling dat hij de aangifte tijdig in de postbus van de DIMP heeft gedeponeerd op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De Inspecteur heeft daarom terecht een verzuimboete voor de niet tijdige indiening opgelegd.
4.12
Met betrekking tot de aangifte voor de maand mei 2020 is tussen partijen niet in geschil dat de aangifte in de postbus van DIMP is gedeponeerd. De Inspecteur heeft aangevoerd dat uit het systeem blijkt dat de aangifte op 19 juni 2020 is ingediend. Dat de aangifte een datumstempel van 19 juni 2020 heeft gekregen is niet gebleken. Naar het oordeel van het Gerecht is gelet op hetgeen over en weer is verklaard op de zitting niet ondenkbaar dat wegens de organisatorische uitdagingen die de COVID voor de DIMP meebracht, de aangifte tijdig is ingediend maar vervolgens op een latere datum in het systeem is geregistreerd. Het Gerecht heeft daarom twijfels over de door de Inspecteur gehanteerde datum van indiening van 19 juni 2020. Gelet op het voorgaande in combinatie met de verklaring van belanghebbende over het tijdstip van de indiening (op 15 mei 2020), acht het aannemelijk dat de aangifte voor de maand mei 2020 tijdig is ingediend. De verzuimboete voor deze maand dient daarom te vervallen.
4.13
Indien aangiften te laat zijn ingediend, gelden nadere regels voor het opleggen van boetes, welke zijn opgenomen in het Boetebeleid Belastingdienst Aruba. Paragraaf 22 luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
“1. Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van aangifte voor een belasting (premies AOV/AWW of AZV of het speelvergunningsrecht hazardspelen daaronder begrepen) die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen (tijdvakbelastingen en tijdstipbelastingen), wordt een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgend verzuim.
2. De verzuimenreeks wordt toegepast per belastingmiddel. Indien sprake is van avas telt het verzuim niet mee voor de verzuimenreeks.
3. Voor aangiftebelastingen die periodiek op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen (tijdvakbelastingen) geldt dat van een eerste verzuim sprake is indien belanghebbende over geen van de laatste zeven tijdvakken, voorafgaande aan het tijdvak waarover niet of niet tijdig aangifte is gedaan, in verzuim is geweest. Van een tweede verzuim is sprake indien belanghebbende over één van de laatste zeven tijdvakken, voorafgaande aan het tijdvak waarover niet of niet tijdig aangifte is gedaan, in verzuim is geweest. Van een derde/volgend verzuim is sprake indien belanghebbende over twee of meer van de laatste zeven tijdvakken, voorafgaande aan het tijdvak waarover niet of niet tijdig aangifte is gedaan, in verzuim is geweest. Voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid van deze paragraaf worden slechts die verzuimen in aanmerking genomen welke betrekking hebben op tijdvakken die vallen in een periode van vierentwintig maanden.
(…)
5. De inspecteur legt in geval van een eerste verzuim geen verzuimboete op. In geval van een tweede verzuim legt de inspecteur een boete op van Afl. 125. De inspecteur legt een boete van Afl. 250 op, indien sprake is van een derde/volgend verzuim.
4.14
In het onderhavige geval heeft de Inspecteur een verzuimboete (na vermindering) van Afl. 125 (april 2020) opgelegd uitgaande van een tweede verzuim. Belanghebbende heeft ter zitting te kennen gegeven eerder in verzuim te zijn geweest. De verzuimboete is overeenkomstig wet- en regelgeving opgelegd.
4.15
Een verzuimboete is bedoeld om belastingplichtigen, zoals belanghebbende, in te scherpen dat tijdig aangifte moet worden gedaan. Dat neemt niet weg dat het aan de rechter is om per geval te beoordelen of de opgelegde boete passend en geboden is.
Daarbij houdt het Gerecht rekening met enerzijds de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende om tijdig aangifte te doen, en anderzijds de bijzondere omstandigheden die in de COVID-periode hebben gespeeld. Het Gerecht acht een verzuimboete van Afl. 100 voor de periode april 2020 in een zaak als de onderhavige passend en geboden.
Overschrijding redelijke termijn
4.16
De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als de rechter niet binnen twee jaar uitspraak doet na het moment dat jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd. [3]
4.17
Van de oplegging van de verzuimboete BBO april 2020 op 20 juli 2020 en het moment waarop belanghebbende voor het eerst kennis heeft genomen dat hem een verzuimboete BBO mei 2020 is opgelegd, namelijk op 1 augustus 2021 (overzicht verrekening) tot de onderhavige uitspraak van het Gerecht (6 oktober 2025) zijn meer dan twee jaar verstreken. Bijzondere omstandigheden die een langere termijn zouden rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken.
4.18
Nu de verzuimboetes minder bedragen dan Afl. 1.000 zal het Gerecht volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. [4]

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, LBB, het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep tegen de verzuimboetes BBO, april en mei 2020, gegrond;
  • vermindert de verzuimboete BBO, april 2020, tot Afl. 100;
  • vernietigt de verzuimboete BBO, mei 2020; en
  • gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en is uitgesproken op 19 december 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300

Voetnoten

1.HR 5 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1102.
2.Vgl. HR 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB8440.
3.Vgl. HR 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006.
4.Hoge Raad 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:50 en Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853.