ECLI:NL:OGEAA:2023:4

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
AUA202202646, AUA202202647, AUA202202751 t/m AUA202202754
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van belastingvorderingen met belastingschulden door belanghebbende tegen het Land Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen de belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bij het indienen van aangiften loonbelasting en BBO/BAZV over de betreffende periodes facturen overgelegd van diensten die zij aan het Land Aruba had verricht. Het geschil betreft de vraag of de belanghebbende haar vorderingen op het Land Aruba kan verrekenen met haar belastingschulden. De relevante wetgeving, met name artikel 11 van de Landsverordening invordering directe belastingen, biedt geen mogelijkheid voor de belastingplichtige om belastingschulden te verrekenen met belastingvorderingen op de overheid. Het Gerecht oordeelt dat de belanghebbende niet zelfstandig tot verrekening kan overgaan, wat betekent dat de naheffingsaanslagen voor de loonbelasting en BBO/BAZV terecht zijn opgelegd. De belanghebbende had de verschuldigde belastingbedragen niet tijdig betaald, wat resulteerde in verzuimboetes. Het Gerecht verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigt de opgelegde naheffingsaanslagen en boetes.

Uitspraak

Uitspraak van 27 januari 2023
BBZ nrs. AUA202202646, AUA202202647, AUA202202751 t/m AUA202202754
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd in Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op de volgende data, de volgende naheffingsaanslagen opgelegd.
Naheffingsaanslag
Data
Verschuldigde belasting(in Afl.)
Verzuimboete
(in Afl.)
Loonbelasting juni 2020
19 oktober 2020
4.654
-
Loonbelasting juli 2020
26 oktober 2020
4.654
465,40
Loonbelasting augustus 2020
20 november 2020
4.654
465,40
Loonbelasting oktober 2020
26 januari 2021
4.654
465,40
BBO/BAZV juni 2020
10 oktober 2020
3.394,32
-
BBO/BAZV oktober 2020
26 januari 2021
3.643,71
364,37
De verzuimboetes zijn opgelegd wegens het niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen van het op aangifte aangegeven bedrag.
1.2
Belanghebbende is daartegen op de volgende data in bezwaar gekomen.
Naheffingsaanslag
Data
Loonbelasting juni 2020
18 december 2020
Loonbelasting juli 2020
23 december 2020
Loonbelasting augustus 2020
20 januari 2021
Loonbelasting oktober 2020
26 maart 2021
BBO/BAZV juni 2020
18 december 2020
BBO/BAZV oktober 2020
26 maart 2021
1.3
De Inspecteur heeft op 10 juni 2022 uitspraken op bezwaar gedaan en de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 10 augustus 2022 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroep heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 150 aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 24 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 2 december 2022 te Oranjestad zijn namens de Inspecteur [A] en [B] (Ontvanger) verschenen. De gemachtigde van belanghebbende is, hoewel op juiste wijze opgeroepen, zonder berichtgeving, niet verschenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft bij het indienen van de aangiften loonbelasting en BBO/BAZV over de onderhavige periodes overzichten en facturen overgelegd van diensten die zij aan het Land Aruba heeft verricht.
2.2
Belanghebbende heeft de Inspecteur bij de aangiften medegedeeld dat zij tot verrekening van de verschuldigde belastingbedragen met de door haar wegens voormelde diensten te vorderen bedragen is overgegaan en dat zij daarmee de verschuldigde aangiftebedragen heeft voldaan.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende vorderingen op het Land Aruba, meer specifiek de Directie Sociale Zaken, kan verrekenen met haar belastingschulden.
3.2
Belanghebbende stelt dat het uitsluiten van mogelijkheden om opeisbare schulden van Land Aruba te verrekenen met vorderingen van het Land Aruba in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Bovendien maakt volgens belanghebbende artikel 11 van de Landsverordening invordering directe belastingen slechts verrekening bij invorderingen van belastingen door de burger onmogelijk en is de bepaling niet van toepassing in de gevallen waarin de verrekening plaatsvindt op het moment dat de belanghebbende een aangifte indient. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de naheffingsaanslagen en de boetes.
3.3
De Inspecteur stelt dat het niet is toegestaan om te vorderen bedragen van de Directie Sociale Zaken ‘ op eigen houtje’ te verrekenen met aan de belastingdienst verschuldigde belastingbedragen. Het beroep dient volgens de Inspecteur ongegrond te worden verklaard.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Naheffingsaanslagen loonbelasting en BBO/BAZV

4.1
Op grond van artikel 14, lid 1, van de Algemene landsverordening Belastingen (hierna: ALB) is de belastingplichtige gehouden de in een tijdvak verschuldigde loonbelasting en de BBO/BAZV overeenkomstig de aangifte binnen 15 dagen na afloop van het tijdvak te betalen bij de Ontvanger.
4.2
Ingevolge artikel 15, lid 1, ALB kan de Inspecteur, indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan niet is betaald, de niet betaalde belasting naheffen door middel van een naheffingsaanslag.
4.3
Ingevolge artikel 11, lid 1, van de Landsverordening invordering directe belastingen (hierna: LIDB) blijven bij de invordering van belastingschulden de in het Burgerlijk Wetboek opgenomen algemene regels van verrekening buiten toepassing. In plaats daarvan is in artikel 11 LIDB een specifieke regeling opgenomen voor het verrekenen van belastingschulden. Ingevolge artikel 11, lid 2, LIDB is de Ontvanger ten aanzien van de belastingschuldige bevoegd aan hem uit te betalen en van hem te innen bedragen ter zake van directe belastingen en overige belastingen en heffingen met elkaar te verrekenen. In voornoemde Landsverordening is geen bepaling opgenomen die belastingschuldige de bevoegdheid geeft om belastingschulden (waaronder op grond van aangiften verschuldigde bedragen) te verrekenen met belastingvorderingen of met andere vorderingen op de overheid, zodat moet worden aangenomen dat op grond van de wettelijke bepalingen belanghebbende niet zelfstandig tot verrekening kan en mag overgaan (vgl. GEA Curaçao 23 februari 2018, nr. CUR201600063, ECLI:NL:OGEAC:2018:18; GEA Curaçao 13 maart 2019, nr. CUR201600473, ECLI:NL:OGEAC:2019:44 en GEA Curaçao 26 juni 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:127).
Gelijkheidsbeginsel
4.4
Belanghebbende heeft betoogd dat het voor een belastingplichtige uitsluiten van mogelijkheden om opeisbare schulden van Land Aruba te verrekenen met vorderingen van Land Aruba in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zoals omschreven in artikel I.1 van de Staatsregeling van Aruba.
4.5
Van schending van het gelijkheidsbeginsel kan alleen sprake zijn als in gelijke gevallen verschillend wordt gehandeld. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat belastingschulden identiek zijn aan overige schulden zodat een aparte wettelijke regeling van de verrekeningsmogelijkheden van belastingschulden discriminatoir is, verwerpt het Gerecht die stelling. De overheid dient door middel van belastingheffing de middelen te verwerven die noodzakelijk zijn ter behartiging van de in de samenleving levende algemene belangen. Dit algemeen belang leidt ertoe dat de schulden die voortvloeien uit niet betaalde belastingen niet gelijkgesteld kunnen worden met andere dan belastingschulden. Van gelijke gevallen is dan ook geen sprake zodat in zoverre van schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake kan zijn.
4.6
Voor zover belanghebbende heeft willen stellen dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden omdat voor de Ontvanger wel de mogelijkheid bestaat tot verrekening en voor belanghebbende niet verwerpt het Gerecht deze stelling. Het Gerecht is van oordeel dat ook in zoverre geen sprake is van gelijke gevallen. Een natuurlijk persoon kan niet gelijk worden gesteld met een overheidsinstantie zoals de Ontvanger. Daar komt bij dat ook de Ontvanger niet bevoegd is om (niet-belasting)vorderingen die een derde op de overheid heeft te verrekenen met belastingschulden van die derde. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is aldus geen sprake.
4.7
Het vorenstaande brengt mee dat belanghebbende de loonbelasting juni, juli, augustus en oktober 2020 en de BBO/BAZV juni en oktober 2020 niet tijdig heeft betaald. De naheffingsaanslagen zijn mitsdien terecht opgelegd.
Verzuimboetes
4.8
De verzuimboetes van Afl. 465,40 (10%) (loonbelasting juli, augustus en oktober 2020) en van Afl. 364,37 (10%) (BBO/BAZV oktober 2020) zijn opgelegd vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven loonbelasting en BBO/BAZV.
4.9
Op grond van artikel 55, lid 1 ALB kan de Inspecteur ter zake van dit betaalverzuim een boete opleggen van ten hoogste Afl. 10.000.
4.1
Het boetebeleid van de Inspecteur is neergelegd in het Boetebeleid belastingdienst Aruba (hierna: Boetebeleid). Op grond van §23, lid 1, Boetebeleid wordt bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen van belasting die op aangifte moet worden voldaan of afgedragen, een onderscheid gemaakt tussen een eerste, tweede en derde/volgende verzuim.
4.11
Ingevolge §23, lid 4, Boetebeleid legt de Inspecteur in geval van een verzuim wegens het niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betalen van de verschuldigde belasting, bij een eerste verzuim een boete op van 10 procent van de niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betaalde belasting, met een minimum van Afl. 125 en een maximum van Afl. 2.500. Bij een tweede verzuim legt de Inspecteur een boete op van 10 procent van de niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betaalde belasting, met een minimum van Afl. 250 en een maximum van Afl. 5.000 en bij een derde/volgend verzuim legt de Inspecteur een boete op van 10 procent van de niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig betaalde belasting, met een minimum van Afl. 500 en een maximum van Afl. 10.000.
4.12
De opgelegde boetes van respectievelijk Afl. 465,40 (loonbelasting juli, augustus en oktober 2020) en van Afl. 364,37 (BBO/BAZV oktober 2020) zijn overeenkomstig het boetebeleid van de Inspecteur opgelegd. Het Gerecht acht deze boetes passend en geboden.
4.13
Ten overvloede merkt het Gerecht het volgende op. De Inspecteur heeft ter zitting een afschrift van de Landscourant van Aruba van 31 oktober 2014, jaargang 2014, Editie no. 22 overgelegd waarin het volgende is opgenomen. [1]
‘BEKENDMAKING AAN DE LEVERANCIERS VAN HET LAND
Sinds kort bestaat de mogelijkheid voor de leveranciers van het Land om de
lopendebelastingverplichtingen (loonbelasting, B.B.O., premies AOV/AWW, AVZ) en ook overige belastingschuld (Grondbelasting en Erfpacht) of invoerrechten en accijnzen, te betalen met een zg.
interneverrekeningsfactuur van de Directie Financiën.
De interne verrekeningsfactuur is het bewijsstuk dat de openstaande facturen aan de leverancier zijn betaald, voor een bedrag tot maximaal het bedrag dat de leverancier aan lopende belastingen of invoerrechten en accijnzen gaat betalen met deze interne verrekeningsfactuur . De betaling geschiedt dus over en weer met gesloten beurzen (non cash transactie). (…)’.
Aan belanghebbende is door het Gerecht na de zitting een kopie van de desbetreffende pagina uit de Landscourant overhandigd. De mogelijkheid voor een belastingplichtige tot verrekening bestaat dus reeds sinds 2014. Dit dient op de in de Landscourant voorgeschreven wijze te gebeuren, namelijk via zogenoemde interne verrekeningsfacturen van de Directie Financiën. Daarbij moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

5.PROCESKOSTEN

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding de inspecteur te veroordelen in de vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M de Werd, rechter in dit Gerecht en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300

Voetnoten

1.Pagina 14 Landscourant van Aruba, d.d. 31 oktober 2014.