ECLI:NL:OGEAA:2023:349

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202303182
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schorsing bouwvergunning hotel door omwonenden

In deze zaak hebben omwonenden, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.B. Boyce, een verzoek ingediend om de bouwvergunning met nummer BA-0994-2019, verleend aan THREE RIVERS REAL ESTATE VBA (TRRA), te schorsen. De omwonenden stellen dat de uitvoering van de bouwvergunning hen onevenredig nadeel toebrengt, met name omdat de werkzaamheden schade toebrengen aan de natuur en hun woonomgeving. De minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, heeft echter betoogd dat de bouwvergunning niet van rechtswege is geschorst en dat er geen gronden zijn om de vergunning te schorsen.

De procedure heeft een aantal zittingen gekend, waaronder een descente en een eerdere zitting op 23 oktober 2023. De rechter heeft vastgesteld dat de omwonenden tijdig beroep hebben ingesteld tegen de bestreden beslissing op bezwaar van 30 augustus 2023. De rechter heeft de ontvankelijkheid van de omwonenden beoordeeld en geconcludeerd dat zij in hun verzoek kunnen worden ontvangen.

De rechter heeft vervolgens de argumenten van beide partijen gewogen. De omwonenden hebben aangevoerd dat de bouwactiviteiten illegaal zijn en dat de minister niet handhavend optreedt. De minister heeft echter gesteld dat de bouwvergunning geldig is en dat de omwonenden geen onevenredig nadeel ondervinden. De rechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de omwonenden niet hebben aangetoond dat de uitvoering van de bestreden beslissing hen onevenredig nadeel toebrengt. Het verzoek om schorsing van de bouwvergunning is afgewezen, en de rechter heeft bepaald dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

Uitspraak van 29 november 2023
Lar nr. AUA202303182

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[Verzoeker],

2. (…)

(…)

10.[Verzoekster],
allen wonend in Aruba,
VERZOEKERS, hierna ook te noemen: de omwonenden,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de minister,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).
met als derde-belanghebbende:
THREE RIVERS REAL ESTATE VBA, hierna: TRRA,
gevestigd in Aruba,
gemachtigden: de advocaten mrs. M.R.M. Reinkemeyer en A.A. Ruiz.

PROCESVERLOOP

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 23 oktober 2023;
- de beslissing van het Hof van 27 oktober 2023 op het wrakingsverzoek van verzoekers;
- het proces-verbaal van de descente van 30 oktober 2023;
Het gerecht heeft de behandeling voortgezet ter zitting van 8 november 2023, waar de omwonenden bij hun gemachtigde zijn verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd en de directeur van de DOW. TRRA heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Het gerecht constateert dat de omwonenden tegen de bestreden beslissing op bezwaar van 30 augustus 2023, tijdig, namelijk op 7 september 2023, beroep hebben ingesteld, dat is geregistreerd onder zaaknummer AUA202303141. Aan de formele connexiteit is dan ook voldaan. De omwonenden kunnen in zoverre worden ontvangen.
Standpunten van partijen
2.1
Het verzoek strekt ertoe dat de bouwvergunning met nummer BA-0994-2019, die aan TRRA is verleend, wordt geschorst, voor zover deze niet reeds op grond van artikel 59 van de Bouw- en woningverordening (Bwv) van rechtswege is geschorst. De omwonenden hebben daartoe aangevoerd dat artikel 59 van de Bwv nog steeds van kracht is, maar dat TRRE desondanks illegaal blijft bouwen en de overheid niet handhavend optreedt. De omwonenden willen voorkomen dat er onomkeerbare gevolgen ontstaan door het verder bouwen door TRRE. De werkzaamheden veroorzaken enorme schade aan de natuur en het woongebied en ook aan de huizen in de nabijheid van het bouwterrein, aldus de omwonenden. Tevens is aangevoerd dat met name de heer [verzoeker] vanwege het hotel zijn uitzicht op zee zal verliezen.
2.2
Verweerder heeft aangevoerd dat de bouwvergunning 0994-2019 niet van rechtswege is geschorst nu ingevolge de nieuwe wetgeving, namelijk de Bouw- en Sloopverordening (BSv) in samenhang met het Landsbesluit Westandcommissie (LbW) en het Bouw- en sloopbesluit I, artikel 59 van de Bwv is vervallen. Er is dan ook geen sprake van dat de minister de bouwwerkzaamheden dient te stoppen of handhavend dient op te treden. Verder heeft verweerder betoogd dat hij heeft voldaan aan de uitspraak van het gerecht van 7 mei 2022, en dat er geen gronden bestaan om de bestreden beslissing op bezwaar dan wel de bouwvergunning met nummer BA-0994-2019 te schorsen. Tenslotte dient alleen de heer [verzoeker] als belanghebbende te worden aangemerkt, nu verzoekers sub 2 tot en met 9 reeds niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun beroep omdat zij geen bezwaar hebben gemaakt tegen de bouwvergunningen, en mevrouw [verzoekster] vanaf haar woning geen zich heeft op het hotel in aanbouw en de afstand tussen haar woning en het bouwwerk 135 meter bedraagt.
2.3
TRRE heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en daartoe aangevoerd, dat er vóór 1 september 2023 geen bouwwerkzaamheden werden verricht, en dat het project al met aanzienlijke vertraging kampt als gevolg van de opeenvolgende rechtszaken, inmiddels 28, van de omwonenden tegen de bouwvergunningen die aan TRRE zijn verleend. Aan deze vertraging is inmiddels een prijskaartje van US$ 70 miljoen verbonden. Verder heeft TRRE aangevoerd, dat met het vervallen van artikel 59 Bwv de bouwvergunning niet van rechtswege is geschorst met het instellen van beroep. Met onderhavig procedure kan bovendien slechts de bestreden beslissing op bezwaar en dus niet de bouwvergunning worden geschorst. Verzoekers hebben immers niet verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, als bedoeld in artikel 54, lid 2 van de Lar. Verder hebben de omwonenden geen onevenredig nadeel gesteld noch onderbouwd. De bestuursrechter heeft in de eerdere beroepsprocedure reeds meerdere beroepsgronden, ter zake van vermeende afwijkingen van de ROP 2019, het ROPV 2021 en de Bwv, die thans weer worden aangevoerd, verworpen. Aldus TRRE.
Het geschil
3.1
In deze moet eerst de vraag worden beantwoord is, of de bouwvergunning niet reeds op grond van artikel 59 van de Bwv van rechtswege is geschorst, zoals verzoekers betogen. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord hebben de omwonenden geen belang bij onderhavige procedure. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, dient het gerecht te oordelen of de uitvoering van de bestreden beslissing op bezwaar voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
3.2
Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking. Het gerecht stelt daarbij voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
De feiten
4.1
TRRA beoogt in Sero Colorado in de omgeving van Baby Beach een hotel te bouwen. Het hotel zal in twee fases worden gebouwd. De eerste fase bestaat uit de bouw van 600
all-inclusivehotelkamers en centrale hotelfaciliteiten zoals een lobby en een restaurant.
4.2
TRRA heeft op 22 oktober 2019 een eerste bouwvergunning aangevraagd ten behoeve van de eerste steenlegging. Op 30 oktober 2019 is deze bouwvergunning met kenmerk 0899-2019 verleend.
4.3
Op 14 november 2019 heeft TRRA verweerder verzocht om bouwvergunningen voor fase 1 van de bouw.
4.4
Bij beschikkingen van 28 mei 2020 zijn de door TRRA aangevraagde bouwvergunningen met kenmerken 0994-2019 (bouwvergunning 1) en 0853-2019 (bouwvergunning 2) verleend. De eerdere bouwvergunning met kenmerk 0899-2019 is samengevoegd met bouwvergunning 2. TRRA heeft dan ook twee bouwvergunningen voor het realiseren van fase 1. Bouwvergunning 1 (0994-2019), die in deze procedure voorligt, ziet op de bouw van 600 hotelkamers.
4.5
Tegen bouwvergunning 1 (0994-2019) hebben de heer [verzoeker] (verzoeker sub 1) en mevrouw [verzoekster] (verzoekster sub 10) op 21 oktober 2020 bezwaar gemaakt.
4.6
Bij beslissing van 9 maart 2021 heeft verweerder dat bezwaar nietontvankelijk verklaard (beslissing op bezwaar 1). Tegen deze beslissing hebben verzoekers op 15 april 2021 beroep ingesteld. Bij uitspraak van dit gerecht van 9 februari 2022 (zaaknummer AUA202101487, ECLI:NL:OGEAA:2022:153) heeft het gerecht het beroep van verzoekers sub 2 tot en met 9 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep van verzoekers sub 1 en sub 10 gegrond verklaard. Voorts heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden na de uitspraak een beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekers sub 1 en sub 10, met inachtneming van de uitspraak. Hiertegen hebben verweerder en TRRE hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 24 mei 2023 (ECLI:NL:OGHACMB:2023:70) heeft het Hof de uitspraak bevestigd.
4.7
Verweerder heeft, terwijl voornoemd hoger beroep nog liep, bij beslissing van 5 mei 2022, opnieuw beslissend op het door verzoekers gemaakte bezwaar, dat bezwaar ongegrond verklaard (beslissing op bezwaar 2). Hiertegen hebben verzoekers op 15 juni 2022 beroep ingesteld. Bij uitspraak van dit gerecht van 7 juli 2023 (AUA202201904, ECLI:NL:OGEAA:2023:163) heeft het gerecht het beroep van verzoekers sub 2 tot en met 9 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep van verzoekers 1 en 10 gegrond verklaard. Voorts heeft het gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekers. In de uitspraak staat -voor zover hier van belang- onder meer:
“(…)
vereisten bouwaanvraag(…)
5.2
Dit betoog faalt, reeds omdat het Informatieblad geen voorschrift, bij of krachtens de Bwv gegeven is. Dat de aanvraag niet voldoet aan de vereisten van het Informatieblad, zoals appellanten sub 1 en sub 10 betogen, is dan ook geen weigeringsgrond voor een bouwvergunning. (…)
strijd met ROPV
(…) 6.16 De conclusie is dan ook dat strijd met het ROPV geen weigeringsgrond is voor het bouwplan, nu het ROPV ten tijde van het indienen van de bouwaanvraag van 14 november 2019 niet van kracht was, en op de bouwaanvraag de voorbereidingsbescherming niet van toepassing was. Het betoog faalt. Hetgeen appellanten sub 1 en sub 10 in dit verband voor het overige hebben aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking.
redelijke eisen van welstand
(…) 7.3 Het gerecht neemt van verweerder aan dat de welstandscommissie het bouwplan heeft beoordeeld op redelijke eisen van welstand, dat daarover meerdere vergaderingen hebben plaatsgevonden, en dat het gewijzigde bouwplan naar het oordeel van de welstandscommissie aan redelijke eisen van welstand voldoet. Verweerder heeft vervolgens het oordeel van de welstandscommissie aan de beschikking van 5 mei 2022 ten grondslag gelegd, maar daarmee heeft verweerder evenwel niet gemotiveerd hoe hij tot dat oordeel is gekomen. Uit de beschikking van 5 mei 2022 blijkt immers niet wat de gedachtegang van de welstandscommissie is geweest om tot het positief oordeel te komen. Gelet hierop, en nu appellanten het stempeladvies van de welstandscommissie, onder verwijzing naar een deskundigenbericht, hebben bestreden, kon verweerder bij de heroverweging van de bouwvergunning van 28 mei 2020 in bezwaar niet volstaan met een enkele verwijzing naar voormeld advies. De slotsom is dan ook dat verweerder zich onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Het betoog slaagt. (…)
ontbreken rapporten uit optievoorwaarden.
8.1
Appellanten sub 1 en sub 10 betogen dat bij de beschikking van 5 mei 2022 niet zijn gevoegd de rapporten die vergunninghoudster volgens de voorwaarden, gesteld bij de verlening van een optie voor uitgifte in erfpacht van de percelen waarop het bouwplan is voorzien, ter goedkeuring aan verweerder diende voor te leggen. Dit betoog faalt, reeds omdat het niet kan leiden tot het ermee beoogde resultaat. Het niet voldoen aan de optievoorwaarden, zoals door appellanten sub 1 en sub 10 is gesteld, is geen grond om een bouwvergunning te weigeren (zie hiervoor onder r.o. 4.). (…)
belangenafweging
(…) 9.2 Blijkens de beschikking van 28 mei 2020, gehandhaafd bij de beschikking van 5 mei 2022, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden, ten aanzien van de aspecten privacy, licht, lucht en hinder. Voorts heeft verweerder bij de beschikking van 5 mei 2022 te kennen gegeven dat de woningen van appellanten sub 1 en sub 10 ten noorden, noordoosten en noordwesten liggen van het perceel, waarop het bouwplan is voorzien, zodat appellanten sub 1 en sub 10, gelet op de windrichting van oost naar west, geen tot weinig last zullen ondervinden van geur en geluid. Verder is tussen het bouwplan en de percelen van appellanten een ruime bufferzone voorzien. Ten slotte is de grondwaarde die voor de woningen van appellanten sub 1 en sub 10 wordt gehanteerd niet gebaseerd op het feit dat vrij uitzicht op zee wordt geboden, aldus verweerder bij die beschikking.
9.3
Uit de stukken valt evenwel niet af te leiden op welke wijze deze afweging heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft de nota belangenafweging niet overgelegd, en evenmin enige berekening, meting of controlerapport. Dat had wel op zijn weg gelegen, ter onderbouwing van het standpunt dat het bouwplan vanwege zijn ligging niet hinderlijk voor de omgeving zal zijn, mede gelet op de door appellanten sub 1 en sub 10 ter zake gemaakte bezwaren. Gelet hierop, heeft verweerder zich onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het bouwplan in zoverre voldoet aan artikel 22, aanhef en onder e, Bwv. Het betoog slaagt. (…)
conclusie
12. Het beroep is gegrond. De beschikking van 5 mei 2022 dient te worden vernietigd. Verweerder dient een nieuwe beschikking te geven op het bezwaar van appellanten sub 1 en sub 10, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. (…)
”.
4.11
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers op 17 augustus 2023 hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep, geregistreerd onder zaaknummer AUA2023H00154 moet nog worden behandeld.
4.12
Verweerder heeft inmiddels bij bestreden beslissing van 30 augustus 2023, opnieuw beslissend op het bezwaar van verzoekers 1 en 10, dat bezwaar wederom ongegrond verklaard (beslissing op bezwaar 3). In deze beslissing staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“ (…)
Aanvulling n.a.v. rechtsoverweging 7.1 tot en met 7.3 “Redelijke eisen van Welstand”
(…) Ten aanzien hiervan wordt vermeld dat de Welstandscommissie een zelfstandige onafhankelijke commissie is van deskundigen. (…) Er wordt min of meer vanuit gegaan en verwacht dat er aan de juiste criteria wordt getoetst. (…) Aldus mocht er bij de toetsing van bouwaanvraag 0994-2019 aan artikel 21a, aanhef en onder e redelijkerwijs van worden uitgegaan dat de redelijke eisen van welstand door de welstandscommissie wettelijk zijn getoetst. (…) Echter naar aanleiding van de uitspraak van 7 juli 2023 is de Welstandscommissie, als zelfstandig onafhankelijk orgaan, verzocht om hun beredenering gemotiveerd op schrift te stellen, met betrekking tot het afgeven van geen bezwaar voor de bouwplannen van TRRE (bijlage 3). (…)
De woningen in deze omgeving zijn ruim 40 jaar geleden, met de sluiting van de olieraffinaderij “Lago”, verlaten en bevinden zich, naast de enkele opgeknapte woning, in een zeer slechte en onbewoonbare staat. (…) Het is over het algemeen een verloederde wijk, zonder homogene stijl, openbaar groen, openbare ruimten of relevante gebouworiëntatiepunten en de opgeknapte woningen hebben weinig tot niets met elkaar gemeen qua architectuur. Het is, in de staat waarin de “Colony” verkeert, vrijwel onmogelijk om de enkele opgeknapte woningen als stedenbouwkundig plan of architectonische referenties te nemen (bijlage 4). (…)
Voor wat betreft de massa, structuur, maat en schaal, detaillering en materiaalkeuze, de samenhang in het gebouw of de gebouwen, voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen daarvan, heeft de DOW, conform de technische en constructieve bepalingen getoetst. Deze toetsing is niet gebaseerd op de redelijke eisen van welstand maar of het plan technisch en constructief aanvaardbaar, bruikbaar, functioneel, toegankelijk en veilig is, zoals vervat in het Bouwbesluit. Ook is gekeken naar de duurzaamheid, die tot uiting kwam in de tekeningen van de gevels (…).
Bij brief van 17 december 2019 heeft de Dienst Brandweer zijn bezwaren met betrekking tot de bouwaanvraag 0994-2019 aan de DOW kenbaar gemaakt. Er waren onvoldoende vluchtwegen. TRRE heeft daarna gewijzigde tekeningen ingediend, waarna de Dienst Brandweer op 15 mei 2020 de bouwaanvraag nummer 0994-2019 heeft goedgekeurd. (…)
Er bestonden bij de toetsing aan de bouwaanvraag 0994-2019, aldus ook geen weigeringsgronden op grond van artikel 22, aanhef en onder e.
N.a.v. rechtsoverweging 9.1/9.3
(…) Ten aanzien hiervan worden de daartoe behorende stukken als bijlage gevoegd.
i.v.m. Belangenafweging nota (bijlage 5)
De Nota Belangenafweging is gebaseerd op wettelijke artikelen uit de Bouw- en Woningverordening en het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Zo dient de belangenafweging in ieder geval gebaseerd te zijn op de afstanden tot de perceelgrenzen, een stelsel van rooilijnen, maximale bouwhoogtes en drainage. V.w.b. hinder, lucht, licht en privacy -deze hebben ook te maken met de afstanden tot naburige perceelgrenzen- dient er rekening te worden gehouden met artikel 12 van de Bouw- en Woningverordening en artikel 50 en 51 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. (…)
Afstand percelen (bijlage 6)
(…) Het perceel van TRRE grenst niet direct aan deze percelen. (…) De terreingrens van de heer [verzoeker] ligt ruim 40 meter verwijderd van de terreingrens van TRRE. De terreingrens van mevrouw [verzoekster] ligt op 83 meter van de hoek van de terreingrens van het perceel van TRRE. Vanuit haar terreingrens wordt het zicht op de zee zeer zeker niet geblokkeerd. (…) De bouwvergunning is hiertoe getoetst aan artikel 24 van de Bouw- en Woningverordening en voldeed aan de in de erfpacht voorwaarden opgenomen bestemming. (…) De grondwaarde die voor deze woningen in casu wordt gehanteerd is dus niet op grond van het feit dat het terrein vrij uitzicht op zee bood. Er zijn dus ook andere woningen in bovengenoemde Avenues met geen/weinig uitzicht op zee, waarbij het uitzicht wordt belemmerd door andere woningen. (…) Met betrekking tot de bouwhoogte en drainage dient te worden vermeld dat de bouwhoogte voldoet aan de voorwaarden opgenomen in de erfpachtakte en de vigerende bepalingen. (…) Voor wat betreft de drainage wordt vermeld dat deze rechtstreeks volgt uit het Burgerlijk Wetboek van Aruba (…). Uw woonhuizen liggen ten noorden en noordoosten van het perceel van TRRE. Gelet hierop zal u geen tot weinig last ondervinden van geluid en zal u niet worden ontzien van voldoende lucht en licht. (…)
Anders dan u stelt is de bouwvergunning niet in strijd met artikel 22, sub a, c, e, f, h en i van de Bouw- en Woningverordening en is de bouwvergunning correct en conform de vigerende bepalingen afgegeven. Er bestonden geen weigeringsgronden (…).”.
Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 22 van de Bwv is een beslissing tot het verlenen van een voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering steeds met redenen omkleed en kan slechts gegrond zijn op één of meer van de in deze bepaling onder a. tot en met i. genoemde omstandigheden.
5.2
Ingevolge artikel 59 van de Bwv schorst het instellen van bezwaar of beroep tegen een beschikking als bedoeld in de artikel 22, (…) in afwijking van de artikelen 9, vierde lid en 23, vierde lid, van de Lar, de werking van die beschikking.
5.3
Bij de Bouw en sloopverordening (AB2022 no. 82) (BSv) zijn nieuwe voorschriften gegeven met betrekking tot het bouwen en slopen van bouwwerken. Volgens de Memorie van Toelichting is de regering van oordeel dat de uit 1935 daterende Bouw- en woningverordening vervangen dient te worden door een op moderne leest geschoeide landsverordening die zich beperkt tot het geven van een kader voor de totstandkoming van voorschriften die betrekking hebben op het construeren en in gebruik nemen van bouwwerken en op het handhaven van de naleving daarvan.
Ingevolge artikel 34, tweede lid van de BSv treedt de BSv in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip dat voor de onderscheiden artikelen verschillend kan zijn. Ingevolge het derde lid worden in een landsbesluit als bedoeld in het tweede lid, tevens de met de inwerking tredende artikelen overeenkomende artikelen in de Bouw- en woningverordening vervallen verklaard.
5.4
Ingevolge artikel 20 in samenhang met 21 van het Bouw- en sloopbesluit I (AB2023 no. 40), treden dit landsbesluit en artikelen 2, eerste lid, onderdelen b, c en d, derde en vierde lid, en 4, eerste lid van de Bouw- en sloopverordening in werking op 15 september 2023 en vervallen -voor zover hier van belang- artikelen 22 en 59 van de Bouw- en woningverordening.
In de Nota van Toelichting staat -voor zover hier van belang- dat voor wat betreft de rechtsbescherming van belanghebbenden aansluiting kan worden gezocht bij de Lar.
De beoordeling
6. Uit de uitspraak van het Hof van 24 mei 2023 (zaaknummers AUA2022H00053 en AUA2022H00055) volgt, dat verzoekers sub 2 tot en met 9 niet-ontvankelijk zijn in hun bezwaar en beroep, zodat het verzoek, voor zover door hen ingediend, dient te worden afgewezen. Omdat deze ontvankelijkheidskwestie inmiddels rechtens onaantastbaar is, zullen de namen van verzoekers sub 2 tot en met sub 9 in de aanhef van deze uitspraak niet worden vermeld.
7.1
De vraag of de bouwvergunning van rechtswege is geschorst, beantwoordt het gerecht ontkennend en het overweegt daartoe als volgt.
Het beroepschrift van verzoekers sub 1 en sub 10 en onderhavig verzoekschrift zijn ingediend vóórdat het Bouw- en sloopbesluit I in werking trad. Vanaf de indieningsdatum, namelijk 7 september 2023, was de bouwvergunning geschorst ingevolge artikel 59 van de Bwv. TRRE heeft onweersproken en terecht gesteld dat zij de werkzaamheden op die datum niet had gestaakt, omdat zij pas op 17 september 2023 officieel in kennis werd gesteld van het ingestelde beroep, via de oproep van het gerecht. Naar het voorlopig oordeel van het gerecht is hiermee de onwerkbaarheid van artikel 59 van de Bwv gegeven. Het moet immers voor de vergunninghouder meteen duidelijk zijn dat en vanaf wanneer zijn bouwvergunning van rechtswege is geschorst. Dat was in dit geval echter niet het geval.
7.2
De minister heeft dit artikel zonder enige overgangsbepaling, met ingang van 15 september 2023 doen vervallen en voor de rechtsbescherming verwezen naar de Lar. Hieruit volgt dan ook, dat de bouwvergunning vanaf 15 september 2023 niet meer van rechtswege is geschorst en dat verzoekers terecht onderhavige procedure hebben geëntameerd.
8.1
Dan dient te worden beoordeeld of de uitvoering van de bestreden beslissing op bezwaar voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Het gerecht overweegt het volgende.
8.2
Verzoekers sub 1 en sub 10 hebben zich in hun verzoekschrift en tijdens de behandelingen slechts op het standpunt gesteld, dat TRRE in strijd met artikel 59 van de Bwv en terwijl de bouwvergunning van rechtswege is geschorst, blijft bouwen. Dit standpunt slaagt, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, echter niet.
8.3
Dan geldt dat de heer [verzoeker] tijdens de descente bij hem thuis in de achtertuin, heeft aangevoerd, dat hij door het hotel (in aanbouw) zijn uitzicht op zee zal verliezen. Met verweerder en TRRE is het gerecht van oordeel dat er in zijn algemeenheid geen recht op uitzicht bestaat. Mevrouw [verzoekster] heeft niet onderbouwd welk onevenredig nadeel zij ondervindt bij de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beslissing op bezwaar, zodat niet kan worden beoordeeld of ten aanzien van haar de bestreden beslissing dient te worden geschorst.
8.4
Verweerder is bij de bestreden beslissing uitgebreid en met overleggen van stukken, ingegaan op de twee beroepsgronden op grond waarvan het gerecht de eerdere beslissing op bezwaar heeft vernietigd. Dat aan de bestreden beslissing thans nog zodanige gebreken kleven dat deze in de bodemzaak uiteindelijk niet in stand zal blijven, is in deze procedure niet vast komen te staan.
9. Dit leidt tot de slotsom dat niet is gebleken dat de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beslissing onevenredig nadeel voor verzoekers met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.